4.1Feiten en omstandigheden
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte en één of meer van zijn mededaders de sjaal en oordopjes van aangever [slachtoffer 1] hebben weggenomen. De verklaring van de aangever dat hij na het incident zag dat de daders dingen van de grond oppakten en vervolgens wegliepen en dat hij vermoedt dat ze zijn sjaal en headset van zijn telefoon van de grond hebben gepakt acht de rechtbank onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Voor de overige ten laste gelegde feiten gaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 1] heeft op 19 januari 2013 aangifte gedaan. Hij heeft onder meer verklaard dat hij op die datum omstreeks 01.05 uur fietste vanaf de Kamp richting de Celzusterenstraat te Amersfoort. Hij zag twee jongens op een fiets achter hem fietsen. De jongen die achterop de fiets zat, kwam naar hem toe lopen en zei tegen [slachtoffer 1]: “Geef je telefoon”. [slachtoffer 1] had op dat moment zijn telefoon, een I-phone, in zijn hand en stopte deze hierop direct in zijn broekzak.
Vervolgens voelde [slachtoffer 1] dat de jongen hem bij zijn vest pakte en met zijn andere hand [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd sloeg. [slachtoffer 1] zag dat de andere jongen, de bestuurder van de fiets, toen hij werd geslagen, voor hem stond en bleef toekijken. Verder zag hij dat een derde jongen richting zijn fiets liep.
Op 26 februari 2013 heeft aangever [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd. Daarin heeft hij onder meer verklaard dat hij de camerabeelden van de Krijco heeft bekeken. De jongen met de witte capuchon zat achterop de fiets. Dat is de jongen die hem heeft geslagen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 19 januari 2013 rond het door aangever [slachtoffer 1] genoemde tijdstip op de door aangever [slachtoffer 1] genoemde plaats was, samen met twee vrienden, genaamd [getuige 1] en [getuige 2]. Hij zat achterop de fiets bij [getuige 1]. Verdachte heeft bekend dat hij de aangever heeft geslagen en heeft zichzelf op de hem getoonde prints van de camerabeelden van casino Krijco herkend als de jongen met de witte capuchon
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [getuige 1] op het idee kwam om achter de aangever aan te gaan. Hij hoorde dat [getuige 1] tegen hem zei dat hij die jongen ging pakken omdat hij een I-phone had. Verdachte is toen bij [getuige 1] achter op de fiets gesprongen en met hem meegegaan.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 18 januari 2013 omstreeks 23.20 uur, samen met [getuige 4] net voorbij de Varkensmarkt in Amersfoort liep, toen er drie jongens achter hen aan liepen. [slachtoffer 2] voelde dat hij een trap in zijn rug kreeg, waardoor hij op de grond viel. Hij stond direct op en zag dat één van de jongens naar één van de andere twee jongens toeliep.
[slachtoffer 2] zag dat de eerste jongen iets uit de binnenzak van de jas van de tweede jongen pakte en op hem kwam aflopen. Hij zag vervolgens dat de eerste jongen op een afstand van ongeveer twee meter zijn hand met daarin het voorwerp gestrekt voor zich deed. [slachtoffer 2] draaide zijn hoofd af omdat hij op dat moment een tinteling in zijn gezicht voelde. Ook zag hij een nevel op zich afkomen.
[slachtoffer 2] zag vervolgens dat de tweede of de derde jongen tussen hem en de eerste jongen in kwam staan en een gevechtshouding aannam. De eerste jongen liep zijn kant op en gooide een spuitbusje.
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij samen met aangever [slachtoffer 2] en de getuige [getuige 4] op de Varkensmarkt te Amersfoort liep toen drie jongens achter hen aanliepen. Hij zag dat [slachtoffer 2] door één van de jongens in zijn rug werd geschopt.
De getuige [getuige 4] heeft eveneens verklaard dat er drie jongens achter aangever [slachtoffer 2] aanliepen en dat hij van één van die jongens een trap in zijn onderrug kreeg. Zij zag dat die jongen hierna naar één van de andere twee jongens liep en iets uit diens jaszak pakte. Hierna liep de eerste jongen weer naar [slachtoffer 2]. [getuige 4] zag dat hij een rondgaande beweging maakte op ooghoogte van [slachtoffer 2] en zij hoorde een sissend geluid. [getuige 4] zag dat de jongen een zwart busje in zijn hand had en voelde dat zij iets in haar gezicht kreeg, waarna na zij enkele seconden voelde dat het begon te prikken. Zij zag dat het busje naar [slachtoffer 2] werd gegooid.
[slachtoffer 2] heeft het busje opgeraapt. [getuige 4] zag dat er iets op stond van “Protection for men en women”.
Verdachte heeft verklaard dat hij de avond van 18 januari 2013 samen met twee vrienden, onder wie [getuige 1], in Amersfoort was en dat [getuige 1] een busje pepperspray bij zich had.[getuige 1] heeft verklaard dat hij de avond van 18 januari 2013 samen met verdachte en een andere vriend op de Varkensmarkt in Amersfoort was toen een conflict ontstond tussen verdachte en een andere jongen, die in gezelschap was van een meisje. [getuige 2], die ook bij verdachte en [getuige 1] was, heeft zich er niet mee bemoeid.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 3], geboren [1998], heeft verklaard dat hij op 28 september 2012 met een aantal vrienden, onder wie [getuige 3] en [getuige 5], in Park Randenbroek te Amersfoort was, toen er vier jongens hen tegemoet liepen. Eén van de jongens riep dat ze moesten stoppen en hij zag dat [getuige 3] en [getuige 5] tot stoppen werden gedwongen. [slachtoffer 3] droeg een gouden ketting om zijn nek. Hij hoorde de jongen vragen of hij de ketting mocht zien. [slachtoffer 3] zag en voelde dat de jongen gelijk aan zijn ketting zat en voelde of deze vast zat.
[slachtoffer 3] was erg bang voor de jongen. Uit angst voor de jongen zei [slachtoffer 3] dat hij de ketting wel af zou doen. Bij het afdoen van de ketting viel een ringetje, dat aan de ketting zat, op de grond. De jongen raapte het ringetje op en maakte met zijn hand een gebaar dat [slachtoffer 3] de ketting moest geven. Daarbij zei de jongen: “Geef nu maar de ketting”. Uit angst heeft hij toen zijn ketting gegeven. Toen [slachtoffer 3] zijn ketting terug vroeg, zei de jongen dat hij hem niet terug kreeg. [slachtoffer 3] zag dat de jongen de ketting in zijn broekzak deed.
De jongen vroeg ook naar de telefoon van [slachtoffer 3]. Toen hij de telefoon uit zijn broekzak pakte, maakte de jongen met zijn hand het gebaar dat [slachtoffer 3] de telefoon aan hem moest geven. Daarbij zei hij ook: “geef maar”. [slachtoffer 3] gaf toen zijn telefoon aan de jongen en zag dat hij deze in zijn broekzak deed.
De goederen die van [slachtoffer 3] zijn afgenomen betreffen een telefoon, merk HTC One, kleur wit, een gouden ketting met cartier-ringetje van ongeveer 1 cm.
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 3] en [getuige 5] in het Randerbroekerbos te Amersfoort was. Zij zagen daar een groepje van vier jongens. Eén van de jongens kwam voor hen staan en pakte het stuur van de fiets van [getuige 3] vast, waardoor hij als het ware werd gestopt door deze jongen. Hij zag dat diezelfde jongen bij [slachtoffer 3] ging staan. Hij hoorde dat de jongen tegen [slachtoffer 3] zei: “Mooie ketting, mag ik die hebben?”
Hij zag dat [slachtoffer 3] onder de indruk was van de jongen en hoorde dat de jongen zei dat hij de ketting wilde hebben. Hij zag dat [slachtoffer 3] de ketting afdeed en dat het ringetje dat aan de ketting hing op de grond viel. Hij zag dat de jongen direct de ring pakte en vervolgens ook de ketting van [slachtoffer 3]. Hij stopte deze in een zak van zijn jas. [getuige 3] heeft gezien dat [slachtoffer 3] ook zijn telefoon aan de jongen gaf.
[getuige 3] heeft verklaard dat alle vier de jongens al die tijd intimiderend om hen heen stonden. Eén van de andere jongens uit het groepje heeft de pet van [getuige 3] van zijn hoofd gepakt.
De jongens zeiden tegen hen dat ze de politie niet mochten bellen anders zouden ze in de problemen komen.
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij naar [slachtoffer 3] en [getuige 3] in het Randerbroekerbos ging. Hij zag vier jongens van wie hij er twee herkende. Hij weet dat één van deze jongens [getuige 2] heet, hij weet dat één van de jongens [mededader] heet en hij weet dat één van de jongens in een Turkse eettent [naam] werkt. Hij zag dat deze laatstgenoemde jongen [getuige 3] van zijn fiets duwde. Hij zag dat deze jongen naar [slachtoffer 3] liep en tegen hem zei dat hij zijn ketting af moest doen..Hij zag dat deze jongen de ketting en de telefoon van [slachtoffer 3] heeft meegenomen
[mededader] is als verdachte gehoord. Hij verklaarde onder meer dat hij op 28 september 2012 met [verdachte] en [getuige 2] in het Randerbroekerbos was en dat ze daar andere jongens zagen. [verdachte] kwam met het idee om dingen van die jongens af te nemen. Ze zijn met z’n drieën naar de jongens toegelopen. [verdachte] begon tegen de jongens te praten. Hij zei: “geef dit, geef dat”. [mededader] heeft verklaard dat hij weet dat [verdachte] een telefoon en een ketting van één van die jongens heeft afgenomen. [mededader] zag dat de jongens bang waren en dat de jongen de spullen uit angst heeft gegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij een Turks eethuis, genaamd [naam], werkt.