ECLI:NL:RBMNE:2013:5394

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 oktober 2013
Publicatiedatum
31 oktober 2013
Zaaknummer
16/700063-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld, openlijke geweldpleging en afpersing door verdachte in Amersfoort

Op 31 oktober 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 januari 2013 in Amersfoort, samen met anderen, een poging tot diefstal met geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1]. De verdachte heeft [slachtoffer 1] meermalen geslagen in een poging om zijn telefoon af te nemen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de primair ten laste gelegde diefstal, maar dat de poging tot diefstal met geweld wel bewezen kon worden.

Daarnaast heeft de verdachte op 18 januari 2013 openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2], waarbij hij pepperspray heeft gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als voldoende bewijs beschouwd voor deze openlijke geweldpleging.

Ten slotte heeft de verdachte op 28 september 2012 samen met anderen [slachtoffer 3] gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon en een ketting, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte en zijn mededaders een bedreigende situatie hebben gecreëerd, waardoor [slachtoffer 3] zijn goederen heeft moeten afgeven.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van zes maanden, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700063-13 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 31 oktober 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [1995],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 oktober 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Dekkers, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
primair:
Op 19 januari 2013 te Amersfoort met anderen van [slachtoffer 1] een sjaal en oordopjes heeft gestolen, waarbij verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen danwel gestompt;
Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als een poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd.
2.
Op 18 januari 2013 te Amersfoort samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit het trappen en/of duwen in de rug van die [slachtoffer 2] en het spuiten van pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 2].
3.
Op 28 september 2012 te Amersfoort met anderen een telefoon en een ketting met ring heeft weggenomen van [slachtoffer 3] dan wel die [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van die goederen, waarbij verdachte en/of zijn mededaders geweld hebben gebruikt dan wel hebben gedreigd met geweld tegen die [slachtoffer 3] en tegen [getuige 3].

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 1 primair ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden verklaard. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank niet gebleken dat verdachte en één of meer van zijn mededaders de sjaal en oordopjes van aangever [slachtoffer 1] hebben weggenomen. De verklaring van de aangever dat hij na het incident zag dat de daders dingen van de grond oppakten en vervolgens wegliepen en dat hij vermoedt dat ze zijn sjaal en headset van zijn telefoon van de grond hebben gepakt acht de rechtbank onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
Voor de overige ten laste gelegde feiten gaat de rechtbank op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 1] heeft op 19 januari 2013 aangifte gedaan. Hij heeft onder meer verklaard dat hij op die datum omstreeks 01.05 uur fietste vanaf de Kamp richting de Celzusterenstraat te Amersfoort. Hij zag twee jongens op een fiets achter hem fietsen. De jongen die achterop de fiets zat, kwam naar hem toe lopen en zei tegen [slachtoffer 1]: “Geef je telefoon”. [slachtoffer 1] had op dat moment zijn telefoon, een I-phone, in zijn hand en stopte deze hierop direct in zijn broekzak.
Vervolgens voelde [slachtoffer 1] dat de jongen hem bij zijn vest pakte en met zijn andere hand [slachtoffer 1] meerdere malen tegen het hoofd sloeg. [slachtoffer 1] zag dat de andere jongen, de bestuurder van de fiets, toen hij werd geslagen, voor hem stond en bleef toekijken. Verder zag hij dat een derde jongen richting zijn fiets liep.
Op 26 februari 2013 heeft aangever [slachtoffer 1] een aanvullende verklaring afgelegd. Daarin heeft hij onder meer verklaard dat hij de camerabeelden van de Krijco heeft bekeken. De jongen met de witte capuchon zat achterop de fiets. Dat is de jongen die hem heeft geslagen. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 19 januari 2013 rond het door aangever [slachtoffer 1] genoemde tijdstip op de door aangever [slachtoffer 1] genoemde plaats was, samen met twee vrienden, genaamd [getuige 1] en [getuige 2]. Hij zat achterop de fiets bij [getuige 1]. Verdachte heeft bekend dat hij de aangever heeft geslagen en heeft zichzelf op de hem getoonde prints van de camerabeelden van casino Krijco herkend als de jongen met de witte capuchon [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat [getuige 1] op het idee kwam om achter de aangever aan te gaan. Hij hoorde dat [getuige 1] tegen hem zei dat hij die jongen ging pakken omdat hij een I-phone had. Verdachte is toen bij [getuige 1] achter op de fiets gesprongen en met hem meegegaan. [4]
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij op 18 januari 2013 omstreeks 23.20 uur, samen met [getuige 4] net voorbij de Varkensmarkt in Amersfoort liep, toen er drie jongens achter hen aan liepen. [slachtoffer 2] voelde dat hij een trap in zijn rug kreeg, waardoor hij op de grond viel. Hij stond direct op en zag dat één van de jongens naar één van de andere twee jongens toeliep.
[slachtoffer 2] zag dat de eerste jongen iets uit de binnenzak van de jas van de tweede jongen pakte en op hem kwam aflopen. Hij zag vervolgens dat de eerste jongen op een afstand van ongeveer twee meter zijn hand met daarin het voorwerp gestrekt voor zich deed. [slachtoffer 2] draaide zijn hoofd af omdat hij op dat moment een tinteling in zijn gezicht voelde. Ook zag hij een nevel op zich afkomen.
[slachtoffer 2] zag vervolgens dat de tweede of de derde jongen tussen hem en de eerste jongen in kwam staan en een gevechtshouding aannam. De eerste jongen liep zijn kant op en gooide een spuitbusje. [5]
De getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij samen met aangever [slachtoffer 2] en de getuige [getuige 4] op de Varkensmarkt te Amersfoort liep toen drie jongens achter hen aanliepen. Hij zag dat [slachtoffer 2] door één van de jongens in zijn rug werd geschopt. [6]
De getuige [getuige 4] heeft eveneens verklaard dat er drie jongens achter aangever [slachtoffer 2] aanliepen en dat hij van één van die jongens een trap in zijn onderrug kreeg. Zij zag dat die jongen hierna naar één van de andere twee jongens liep en iets uit diens jaszak pakte. Hierna liep de eerste jongen weer naar [slachtoffer 2]. [getuige 4] zag dat hij een rondgaande beweging maakte op ooghoogte van [slachtoffer 2] en zij hoorde een sissend geluid. [getuige 4] zag dat de jongen een zwart busje in zijn hand had en voelde dat zij iets in haar gezicht kreeg, waarna na zij enkele seconden voelde dat het begon te prikken. Zij zag dat het busje naar [slachtoffer 2] werd gegooid.
[slachtoffer 2] heeft het busje opgeraapt. [getuige 4] zag dat er iets op stond van “Protection for men en women”. [7]
Verdachte heeft verklaard dat hij de avond van 18 januari 2013 samen met twee vrienden, onder wie [getuige 1], in Amersfoort was en dat [getuige 1] een busje pepperspray bij zich had. [8] [getuige 1] heeft verklaard dat hij de avond van 18 januari 2013 samen met verdachte en een andere vriend op de Varkensmarkt in Amersfoort was toen een conflict ontstond tussen verdachte en een andere jongen, die in gezelschap was van een meisje. [getuige 2], die ook bij verdachte en [getuige 1] was, heeft zich er niet mee bemoeid. [9]
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit:
[slachtoffer 3], geboren [1998], heeft verklaard dat hij op 28 september 2012 met een aantal vrienden, onder wie [getuige 3] en [getuige 5], in Park Randenbroek te Amersfoort was, toen er vier jongens hen tegemoet liepen. Eén van de jongens riep dat ze moesten stoppen en hij zag dat [getuige 3] en [getuige 5] tot stoppen werden gedwongen. [slachtoffer 3] droeg een gouden ketting om zijn nek. Hij hoorde de jongen vragen of hij de ketting mocht zien. [slachtoffer 3] zag en voelde dat de jongen gelijk aan zijn ketting zat en voelde of deze vast zat.
[slachtoffer 3] was erg bang voor de jongen. Uit angst voor de jongen zei [slachtoffer 3] dat hij de ketting wel af zou doen. Bij het afdoen van de ketting viel een ringetje, dat aan de ketting zat, op de grond. De jongen raapte het ringetje op en maakte met zijn hand een gebaar dat [slachtoffer 3] de ketting moest geven. Daarbij zei de jongen: “Geef nu maar de ketting”. Uit angst heeft hij toen zijn ketting gegeven. Toen [slachtoffer 3] zijn ketting terug vroeg, zei de jongen dat hij hem niet terug kreeg. [slachtoffer 3] zag dat de jongen de ketting in zijn broekzak deed.
De jongen vroeg ook naar de telefoon van [slachtoffer 3]. Toen hij de telefoon uit zijn broekzak pakte, maakte de jongen met zijn hand het gebaar dat [slachtoffer 3] de telefoon aan hem moest geven. Daarbij zei hij ook: “geef maar”. [slachtoffer 3] gaf toen zijn telefoon aan de jongen en zag dat hij deze in zijn broekzak deed.
De goederen die van [slachtoffer 3] zijn afgenomen betreffen een telefoon, merk HTC One, kleur wit, een gouden ketting met cartier-ringetje van ongeveer 1 cm. [10]
De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij met [slachtoffer 3] en [getuige 5] in het Randerbroekerbos te Amersfoort was. Zij zagen daar een groepje van vier jongens. Eén van de jongens kwam voor hen staan en pakte het stuur van de fiets van [getuige 3] vast, waardoor hij als het ware werd gestopt door deze jongen. Hij zag dat diezelfde jongen bij [slachtoffer 3] ging staan. Hij hoorde dat de jongen tegen [slachtoffer 3] zei: “Mooie ketting, mag ik die hebben?”
Hij zag dat [slachtoffer 3] onder de indruk was van de jongen en hoorde dat de jongen zei dat hij de ketting wilde hebben. Hij zag dat [slachtoffer 3] de ketting afdeed en dat het ringetje dat aan de ketting hing op de grond viel. Hij zag dat de jongen direct de ring pakte en vervolgens ook de ketting van [slachtoffer 3]. Hij stopte deze in een zak van zijn jas. [getuige 3] heeft gezien dat [slachtoffer 3] ook zijn telefoon aan de jongen gaf.
[getuige 3] heeft verklaard dat alle vier de jongens al die tijd intimiderend om hen heen stonden. Eén van de andere jongens uit het groepje heeft de pet van [getuige 3] van zijn hoofd gepakt.
De jongens zeiden tegen hen dat ze de politie niet mochten bellen anders zouden ze in de problemen komen. [11]
De getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij naar [slachtoffer 3] en [getuige 3] in het Randerbroekerbos ging. Hij zag vier jongens van wie hij er twee herkende. Hij weet dat één van deze jongens [getuige 2] heet, hij weet dat één van de jongens [mededader] heet en hij weet dat één van de jongens in een Turkse eettent [naam] werkt. Hij zag dat deze laatstgenoemde jongen [getuige 3] van zijn fiets duwde. Hij zag dat deze jongen naar [slachtoffer 3] liep en tegen hem zei dat hij zijn ketting af moest doen..Hij zag dat deze jongen de ketting en de telefoon van [slachtoffer 3] heeft meegenomen [12]
[mededader] is als verdachte gehoord. Hij verklaarde onder meer dat hij op 28 september 2012 met [verdachte] en [getuige 2] in het Randerbroekerbos was en dat ze daar andere jongens zagen. [verdachte] kwam met het idee om dingen van die jongens af te nemen. Ze zijn met z’n drieën naar de jongens toegelopen. [verdachte] begon tegen de jongens te praten. Hij zei: “geef dit, geef dat”. [mededader] heeft verklaard dat hij weet dat [verdachte] een telefoon en een ketting van één van die jongens heeft afgenomen. [mededader] zag dat de jongens bang waren en dat de jongen de spullen uit angst heeft gegeven.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij bij een Turks eethuis, genaamd [naam], werkt. [13]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Zij acht daarvoor onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van een poging tot diefstal met geweld in vereniging gepleegd. Verdachte is door verbalisanten herkend op beelden van ter plaatse aanwezige bewakingscamera’s. Verdachte heeft ter zitting de mishandeling van [slachtoffer 1] bekend. Verder wijst de officier van justitie op de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie, waarin hij aangeeft dat de mededader [getuige 1] met het plan kwam om deze persoon te gaan beroven. Verdachte wist derhalve van het plan en heeft daaraan ook meegedaan. Derhalve is sprake van opzet op het gronddelict en ook opzet op de nauwe en bewuste samenwerking die voor een bewezenverklaring noodzakelijk is.
De onder 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan eveneens bewezen worden verklaard. De officier van justitie wijst daartoe op de verklaringen van de aangever en de getuigen [getuige 4] en [getuige 4]. Verdachte is een week na het gebeuren door de aangever [slachtoffer 2] herkend op zijn werkplek. De officier van justitie wijst verder op de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie. Ook het spuiten met pepperspray acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat het voor een bewezenverklaring niet uitmaakt wie van de daders wat exact heeft gedaan. Waar het om gaat is dat verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het toegepaste geweld en daar is in casu sprake van.
Ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde afpersing heeft de officier van justitie gewezen op de verklaringen van de aangever, de getuigen en de mededader [mededader].
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat niet bewezen kan worden verklaard dat verdachte en/of zijn mededaders de sjaal en oordopjes van het slachtoffer [slachtoffer 1] hebben weggenomen. Uit de verklaring van de aangever komt naar voren dat deze voorwerpen tijdens het incident op de grond zijn gevallen en dat hij niet heeft gezien dat de daders deze hebben opgeraapt. Ook anderszins blijkt uit de stukken niet dat verdachte dan wel de medeverdachten de sjaal en oordopjes hebben weggenomen. Verdachte dient dan ook van dit feit te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
Met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, de poging tot diefstal met geweld van een I-phone blijkt niet dat sprake is geweest van een vooraf overeengekomen plan om de aangever te beroven.
Verdachte heeft verklaard dat het [getuige 1]’s idee was om achter de jongen aan te gaan en dat hij dat ook daadwerkelijk deed. Er is geen sprake geweest van een vooropgezet plan om de aangever te beroven. De enkele verklaring van de aangever dat gezegd zou zijn: “geef je telefoon” kan niet worden aangemerkt als een begin van uitvoering van het wegnemen van die telefoon.
Voorts blijkt uit de stukken niet dat het jegens de aangever toegepaste geweld is gebruikt met het oogmerk om een eventuele diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, of om de vlucht mogelijk te maken dan wel het bezit van het gestolene te verzekeren. Uit de verklaringen van verdachte en de medeverdachten blijkt niet dat het geweld met dit oogmerk zou zijn gebruikt.
Verdachte dient ook van dit feit te worden vrijgesproken, vanwege het ontbreken van wettig bewijs, aldus de verdediging.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaringen van de aangever en de twee getuigen op essentiële punten tegenstrijdig zijn dan wel onduidelijk zijn over de rol van verdachte. Echter gelet op de geldende jurisprudentie met betrekking tot openlijke geweldpleging heeft de verdediging zich met betrekking tot een bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit heeft de verdediging aangevoerd dat niet is komen vast te staan welke goederen zijn weggenomen en welke goederen door de aangever zijn afgegeven. Voorts is niet komen vast te staan dat er geweld is gebruikt dan wel dat er gedreigd is met geweld. Tot slot is niet komen vast te staan welke rol verdachte bij dit feit heeft gespeeld.
Het onder 3 ten laste gelegde feit kan dan ook niet bewezen worden verklaard en verdachte dient hiervan te worden vrijgesproken, aldus de verdediging.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit heeft de rechtbank het navolgende overwogen.
Het verweer van de verdediging dat er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering, hetgeen voor een bewezenverklaring van een poging noodzakelijk is, wordt door de rechtbank verworpen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het plan om de I-phone van aangever [slachtoffer 1] af te nemen, afkomstig is van een mededader. Verdachte was van dit plan op de hoogte en is met zijn mededader meegegaan. Verder is tegen genoemde [slachtoffer 1] gezegd: “Geef je telefoon”.
De handelingen zoals door verdachte en zijn mededader(s) uitgevoerd zijn naar het oordeel van de rechtbank zozeer gericht geweest op het afnemen van de I-phone dat de conclusie gerechtvaardigd is dat sprake is geweest van een poging tot diefstal met geweld door twee op meer verenigde personen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen valt op te maken dat verdachte geweld heeft gebruikt tegen aangever [slachtoffer 2]. De rechtbank is voorts van oordeel dat het pakken van het busje pepperspray uit de jas van een ander, die daartegen geen bezwaar maakt en zelfs daaraan meewerkt, maakt dat die tweede persoon eveneens een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het gepleegde geweld. Tenslotte heeft één van de andere jongens waarmee verdachte die avond op stap was, een gevechtshouding aangenomen jegens aangever en daarmee ook een substantiële bijdrage geleverd aan het gepleegde geweld. De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde feit dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde feit is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van bedreiging met geweld. Verdachte en zijn mededaders, vier oudere jongens, hebben met vertoon van macht en overwicht het stuur van de fiets van de getuige [getuige 3] vastgepakt, waardoor deze tot stoppen werd gedwongen, en diens petje afgepakt. Zij zijn intimiderend om de aangever en zijn twee vrienden heen gaan staan en hebben tegen hen gezegd dat ze de politie niet mochten bellen, anders zouden ze in de problemen komen.
De rechtbank acht daarmee genoegzaam aangetoond dat verdachte en zijn mededaders een voor aangever bedreigende situatie hebben gecreëerd in welke situatie aangever gedwongen was zijn ketting en telefoon af te geven. Aangever durfde zich immers niet tegen verdachte te verzetten en zag geen andere uitweg zag dan zijn ketting en telefoon aan verdachte af te geven.
De rechtbank acht hiermee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1. subsidiair:
Op 19 januari 2013 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een I-phone, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld, te plegen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken,
tezamen en in vereniging met anderen als volgt heeft gehandeld: hebbende hij verdachte
- die [slachtoffer 1] meermalen tegen het hoofd gestompt/geslagen,
zijnde de uitvoering van de voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Op 18 januari 2013 te Amersfoort met een ander of anderen, op de openbare weg, de Arnhemsestraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het schoppen in de rug van die [slachtoffer 2], tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam en
- vervolgens het spuiten van pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 2];
3.
Op 28 september 2012 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte van een mobiele telefoon (HTC One) en een ketting en een ring, toebehorende aan die [slachtoffer 3],
welk geweld en welke bedreiging hierin bestonden dat hij en/of zijn mededader(s)
- de fiets van [getuige 3] hebben vastgepakt bij het stuur en
- vervolgens dicht om die [slachtoffer 3] en [getuige 3] heen zijn gaan staan en
- de pet van die [getuige 3] van zijn hoofd hebben getrokken en
- vervolgens daarbij tegen die [slachtoffer 3] gezegd – zakelijk weergegeven – dat hij de ketting en mobiele telefoon van die [slachtoffer 3] wilde hebben;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
1 subsidiair:
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 subsidiair, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot
* jeugddetentie van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte in het kader van de maatregel Hulp en Steun de eerste 6 maanden van de proeftijd zal deelnemen aan het traject ITB-plus;
* een werkstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 60 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte kan instemmen met het advies van de Jeugdreclassering om, in geval van een bewezenverklaring, hem een voorwaardelijke jeugddetentie, een werkstraf en de maatregel Hulp en Steun waarvan de eerste zes maanden ITB-plus op te leggen.
Verdachte meent baat te hebben bij een langere begeleiding vanuit de Jeugdreclassering.
Wel meent verdachte dat, gelet op de omstandigheid dat hij al ruim een maand in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en reeds een zwaar ITB-plusprogramma heeft doorlopen, kan worden volstaan met een beperkte voorwaardelijke jeugddetentie en een beperkte werkstraf.
De door de officier van justitie gevorderde werkstraf van 120 uur wordt als te zwaar beschouwd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld, openlijke geweldpleging en afpersing.
De openlijke geweldpleging en de poging tot diefstal met geweld hebben zich kort na elkaar afgespeeld, namelijk in een tijdsbestek van slechts enkele uren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte misschien niet (steeds) de initiator is geweest van de bewezen verklaarde feiten, maar dat hij wel een groot aandeel heeft gehad bij het plegen van deze feiten. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
De rechtbank is van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten ernstige feiten betreffen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van geweldsdelicten ook nog lang daarna de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden en dat dit soort feiten bijdragen aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte en zijn mededaders hebben de feiten steeds in overtal en ten aanzien van het derde bewezen verklaarde feit ook jegens jeugdige slachtoffers gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat deze handelwijze als laf en voor wat betreft de feiten 1 en 3 als enkel gericht op het eigen financiële gewin dient te worden bestempeld.
Daarnaast rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij geen volledige openheid van zaken heeft willen geven. Daardoor heeft verdachte het slachtoffer van feit 3 de kans ontnomen zijn goederen die hem deels zeer dierbaar waren terug te vinden.
De rechtbank heeft gelet op het strafblad van verdachte waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Voorts heeft de rechtbank gelet op een Plan van Aanpak Jeugdreclassering d.d. 12 april 2013, opgemaakt door A. Pijpker, jeugdreclasseringswerker. In dit Plan van Aanpak komt naar voren dat er voornamelijk zorgen bestaan over de omgang van verdachte met antisociale leeftijdsgenoten en de vrijetijdsbesteding van verdachte. Verdachte lijkt moeite te hebben met het bieden van weerstand tegen het antisociale gedrag van leeftijdsgenoten.
Voorts acht de Jeugdreclassering het zorgelijk dat verdachte zich onvoldoende inzet op school, nu hij volgens zijn school een hoger niveau van scholing aan zou kunnen.
Uit hetgeen de jeugdreclasseerder ter zitting naar voren heeft gebracht blijkt dat verdachte zich goed houdt aan afspraken die met hem worden gemaakt in het kader van het toezicht door de Jeugdreclassering, welk toezicht aan verdachte is opgelegd als bijzondere voorwaarde voor schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Gedurende het verloop van het toezicht, heeft verdachte laten zien dat hij thans meer in staat is om weerstand te bieden aan antisociaal gedrag van anderen en dat daarover op dit moment geen zorgen meer bestaan. Inmiddels komen er ook positieve berichten van de opleiding die verdachte momenteel volgt.
Verdachte heeft wel moeite met het praten over zijn delicten, maar heeft aangegeven dat hij op een andere, meer positieve wijze invulling wil geven aan zijn leven.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten als thans bewezen zijn verklaard, ook voor minderjarige verdachten, een onvoorwaardelijke vrijheidstraf van behoorlijke omvang rechtvaardigen. Echter gelet op het zo goed als blanco strafblad van verdachte alsmede het positieve verloop van het reclasseringstoezicht, zal de rechtbank hiertoe niet overgaan. De rechtbank zal een jeugddetentie opleggen met een relatief groot voorwaardelijk gedeelte: zes maanden waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Dat is een hogere straf dan gevorderd door de officier van justitie. De rechtbank brengt daarmee de ernst van de strafbare feiten tot uitdrukking. Het is daarnaast een stevige waarschuwing voor de toekomst die verdachte hopelijk weerhoudt van het opnieuw plegen van strafbare feiten. Ook is het een stevige stok achter de deur voor de verplichte begeleiding door Jeugdreclassering (inclusief deelname aan ITB-plus in de eerste zes maanden van de proeftijd).
Naast deze vrijheidsstraf acht de rechtbank een werkstraf als gevorderd eveneens passend en geboden.
De rechtbank zal bepalen dat de voorwaarde met betrekking tot het verplichte toezicht van Jeugdreclassering (inclusief ITB-plus traject) dadelijk uitvoerbaar is, zodat de thans op te leggen bijzondere voorwaarde van het ITB-plustraject naadloos kan aansluiten op het nog lopende reclasseringstoezicht door het Bureau Jeugdzorg Utrecht. Aan de voorwaarde voor toepassing daarvan wordt voldaan. Gelet op de ernst en de hoeveelheid strafbare feiten die verdachte in korte tijd heeft gepleegd moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij

De moeder van [slachtoffer 3] heeft namens [slachtoffer 3] een voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces ingediend met een opgave van de tengevolge van het onder 3 ten laste gelegde feit geleden schade.
Ter zitting heeft zij verklaard dat zij geen schade meer wenst te vorderen, omdat de schade inmiddels geheel door de verzekering is vergoed.
De bespreking van de vordering kan om die reden achterwege blijven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n,77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1. subsidiair:
Poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2.
Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
3.
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
ZES (6) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
VIJF (5) maanden, van deze jeugddetentie niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
dat veroordeelde zich (zonder uitstel) stelt onder toezicht en leiding van Bureau Jeugdzorg Utrecht tijdens de proeftijd en onder dat toezicht en die leiding blijft en zich tijdens die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, zolang deze instelling dat noodzakelijk oordeelt;
dat de veroordeelde in het kader van de Maatregel Hulp en Steun, uit te voeren door het Bureau Jeugdzorg Utrecht, gedurende de eerste zes (6) van de proeftijd zal meewerken aan het traject ITB-plus;
Veroordeelt verdachte voorts tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van
60 dagen.
Beveelt dat de op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. C.A.M. van Straalen en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Nieboer, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 oktober 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
1.
Primair
hij op of omstreeks 19 januari 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een sjaal en/of oordopjes, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en /
of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging met geweld tegen
[slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of
gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en /
of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of een van zijn mededaders die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het hoofd,
althans het lichaam heeft/hebben geslagen/gestompt;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 19 januari 2013 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Midden-Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een I-phone, althans een mobiele
telefoon, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s), en daarbij die
voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en / of te doen vergezellen en / of te
doen volgen van geweld en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], te
plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te
maken en / of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of (een) aan
andere deelnemer(s) van dat misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of
hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het hoofd, althans het lichaam
gestompt/geslagen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2013 te Amersfoort met een ander of anderen, op
of aan de openbare weg, Arnhemsestraat, in elk geval op of aan een openbare
weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2], welk geweld
bestond uit
- het schoppen/trappen en/of duwen in de rug van die [slachtoffer 2] (ten gevolge
waarvan die [slachtoffer 2] ten val kwam) en/of
- ( vervolgens) het spuiten van pepperspray in het gezicht van die [slachtoffer 2];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 28 september 2012 te Amersfoort, althans in
het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een mobiele telefoon (HTC One) en/of een ketting en/of een
ring, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] en/of [getuige 3], gepleegd met
het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en /
of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere
deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij
het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot afgifte
van een mobiele telefoon (HTC One) en/of een ketting en/of een ring, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 3], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij
en/of zijn mededader(s)
- de fiets van [getuige 3] heeft/hebben vastgepakt (bij het
stuur) en/of
- ( vervolgens) dicht bij/om die [slachtoffer 3] en/of [getuige 3] (heen) is/zijn gaan staan
en/of
- de pet van die [getuige 3] van zijn hoofd heeft/hebben getrokken/gepakt en/of
- ( vervolgens) daarbij (meermalen) tegen die [slachtoffer 3] gezegd - zakelijk
weergegeven - dat hij/zij de ketting en/of mobiele telefoon van die [slachtoffer 3]
wilde(n) hebben;
artikel 317 Wetboek van Strafrecht
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met proces-verbaalnummer 2013015091 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015091-35, blz. 61 en 62, proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1]
3.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2013
4.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015091-31, blz. 29, proces-verbaal verhoor verdachte
5.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015215-1, blz. 83 t/m 85, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2]
6.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015215-5, blz. 87 t/m 89, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4]
7.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015215-3, blz. 91 t/m 93, proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4]
8.Proces-verbaal nr. PL0940 2013015091-31, blz. 29 en 30, proces-verbaal verhoor verdachte
9.Proces-verbaal nr PL0940 2013015091-20, blz. 34, proces-verbaal verhoor [getuige 1]
10.Proces-verbaal nr. PL0940 2012216322-1. blz. 102 t/m 109, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3], inclusief goederenbijlage en foto’s
11.Proces-verbaal nr. PL0940 2012216322-2, blz. 111 en 112, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3]
12.Proces-verbaal nr. PL0940 2012216322-3, blz. 114 t/m 116, proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 5]
13.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 oktober 2013