ECLI:NL:RBMNE:2013:4925

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
15 oktober 2013
Zaaknummer
16/711504-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld gepleegd door meerdere personen in Wijk bij Duurstede

Op 15 oktober 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 augustus 2011 in Wijk bij Duurstede samen met anderen een gewelddadige diefstal heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van het vastpakken van het slachtoffer, het afplakken van zijn gezicht met tape en het vastbinden aan een boom, terwijl zijn persoonlijke bezittingen werden gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zittingen op 18 juni en 1 oktober 2013 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. G. Boot.

De tenlastelegging omvatte diefstal met geweld, waarbij het geweld bestond uit het fysiek overmeesteren van het slachtoffer en het bedreigen met een mes. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen zorgvuldig gewogen, waaronder DNA-onderzoek dat een sterke match aangaf tussen het DNA van de verdachte en sporen die op de plaats delict waren aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft benadrukt dat dergelijke feiten bijdragen aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT

Sector strafrecht
parketnummer: 16/711504-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 15 oktober 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1990] te [geboorteplaats] (Sovjetunie),
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013 en 1 oktober 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. G. Boot, advocaat te Bilthoven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 17 augustus 2011 te Wijk bij Duurstede samen met anderen diefstal met geweld heeft gepleegd, welk geweld bestond uit het van de fiets trekken van [benadeelde 1], het afplakken van zijn gezicht met tape en het hem met tape vastzetten aan een boom.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4. Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat de aangifte en het uitsluitend aantreffen van het DNA van de verdachte niet voldoende zijn om het feit wettig en overtuigend te kunnen bewijzen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
[benadeelde 1] heeft namens zichzelf en benadeelde [benadeelde 2] aangifte gedaan van diefstal met geweld en bedreiging van geweld. [2] [benadeelde 1] was matroos op het binnenvaartschip van [benadeelde 2] in Wijk bij Duurstede.
Op 17 augustus 2011 rond 1.00 uur ’s nachts fietste [benadeelde 1] naar het schip. Op een bepaald moment zag hij van links uit de bosjes een aantal mensen aan komen rennen. Hij werd bij zijn bovenarm vastgepakt door iemand met witte plastic handschoenen en op de grond gegooid. Het gebeurde door vier personen met bivakmutsen. Zijn mond werd dicht getapet en hij werd ook verder om zijn hoofd getapet. Vervolgens werd hij naar de overkant van de weg gebracht en met zijn handen achter zijn rug om een boom getapet. [3] Ze vroegen naar de sleutel van zijn huis. Een van de mannen zei: “Mijn collega vindt dit niet leuk. Hij gaat jou zo slaan” en “Je bent met een boot he?”. De portemonnee van [benadeelde 1] werd uit zijn zak gehaald. Er werd ook gezegd dat zij een mes op zijn keel zouden zetten.
Toen [benadeelde 1] bij het schip kwam zag hij dat deuren en lades open stonden. [benadeelde 1] miste de sleutelbos uit zijn zak. [4]
[benadeelde 2] heeft verklaard dat de volgende goederen zijn verdwenen: een kluis (met codes voor pinpassen, een trouwboekje, buitenlands geld, kentekenbewijs en vriendschapsringen). een harde schijf en een sieradenkist (met sieraden). [5] [benadeelde 2] heeft verder verklaard dat alle sleutels van het schip zijn verdwenen. [6]
Bij onderzoek in de bossages heeft de politie een aantal goederen aangetroffen, waaronder een sjaal en een stuk tape. In het tape zat een grote hoeveelheid haren geplakt, gelijkend op de haren van het slachtoffer. De tape en de sjaal werden veiliggesteld en verpakt. Bij nader onderzoek aan het veiliggesteld stuk plakband, zag men dat er een topje van een wegwerphandschoen aan vast zat. Het aangetroffen stukje handschoen werd separaat ingevoerd (met identiteitszegel AAEU5615NL). [7]
Uit onderzoek naar de biologische sporen en DNA-onderzoek is het volgende gebleken:
Analyse van de bemonstering van de buitenzijde van het topje van de handschoen (SIN AAEU5615NL#01) levert een onvolledig DNA mengprofiel op van minimaal 3 personen, waaronder aangever en een onbekende man B.
Analyse van de bemonstering van de binnenzijde van de vingertop (SIN AAEU5615NL#02) levert een DNA profiel van een onbekende man B op. [8]
Het DNA in het sporenmateriaal met identiteitszegel AAEU5615NL#02 matcht met het DNA van [verdachte]. De matchkans met dit DNA-profiel is kleiner dan 1 op 1 miljard. [9]
Bewijsoverweging
De rechtbank overweegt dat het team Forensische Opsporing, dat enkele uren na de overval de plaats van het delict onderzocht, een stuk tape met daaraan vastgeplakt haren -gelijkend aan die van het slachtoffer- en een vingertop van een latex handschoen heeft aangetroffen.
De vingertop werd bemonsterd. Het monster is aan het NFI verzonden. De conclusie uit het DNA-onderzoek op de binnenzijde van de vingertop was in eerste instantie dat het DNA afkomstig was van een onbekende man B, vervolgens bleek dat het profiel van deze onbekende man B overeen kwam met het DNA-profiel van de verdachte. De zeldzaamheid van het DNA-profiel in het spoor was maximaal, namelijk kleiner dan 1 op 1 miljard. De rechtbank concludeert uit deze bewijsmiddelen dat de verdachte de donor was van het biologische spoor op de binnenzijde van de vingertop.
Verder bleek dat het DNA-mengprofiel dat op de buitenzijde van de vingertop werd aangetroffen, onder andere overeenkwam met het DNA-profiel van het slachtoffer.
De rechtbank overweegt vervolgens dat de aangever heeft verklaard dat hij bij de overval om zijn hoofd is getapet en dat hij bij één van de daders latex handschoenen heeft gezien. Op de plaats van de overval werd -slechts enkele uren later- een stuk tape, met daaraan vastgeplakt haren en een top van een latex handschoen aangetroffen. Op de buitenzijde van de vingertop is naast DNA van verdachte ook DNA van het slachtoffer aangetroffen, terwijl op de binnenzijde van de vingertop alleen DNA van verdachte is aangetroffen. De rechtbank concludeert hieruit dat het DNA-profiel een daderspoor betreft. Uit de bewijsmiddelen,in onderling verband en samenhang bezien, maakt zij op dat verdachte de vingertop van één van zijn latex handschoenen is verloren, doordat deze vastplakte aan het tape toen het slachtoffer werd getapet en dat de vingertop vervolgens afscheurde. De rechtbank heeft in het dossier geen andere aannemelijke verklaring voor het aantreffen van het spoor kunnen herleiden.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 18 juni 2013 een alternatieve verklaring voor het aantreffen van zijn DNA op de latex handschoen gegeven. Uit nader onderzoek is gebleken dat deze alternatieve verklaring niet juist kan zijn, omdat verdachte, anders dan hij had gesuggereerd, ten tijde van de overval nog niet werkzaam was bij de firma [naam] en daar bovendien enkel blauwe latex handschoenen werden gebruikt, terwijl bij de overval transparante handschoenen zijn gebruikt. Vervolgens heeft verdachte op de zitting van 1 oktober 2013 wederom een alternatieve verklaring voor het aantreffen van zijn DNA gegeven, maar deze verklaring is -zonder enig begin van onderbouwing- niet aannemelijk geworden en wordt als puur hypothetisch verworpen.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan en verwerpt het daartegen gerichte verweer. Voor zover de verdediging bedoeld heeft te stellen dat met het aantreffen van het biologische spoor het wettelijk bewijsminimum niet wordt gehaald wordt ook dat verworpen: het verband tussen het handelen van de verdachte en de aangetroffen sporen wordt gelegd door de aangifte, het proces-verbaal sporenonderzoek en de rapporten van het NFI.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 17 augustus 2011 te Wijk bij Duurstede, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis en pincodes en een trouwboekje en sieraden en buitenlands geld en een harde schijf en een kentekenbewijs en een portemonnee en sleutels, toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden:
- het vastpakken bij de bovenarm en van de fiets aftrekken en tegen de grond gooien van die [benadeelde 1] en
- het met tape dichtplakken van het gezicht van die [benadeelde 1] en
- het met tape vastbinden van die [benadeelde 1] aan een boom en
- het zeggen tegen die [benadeelde 1]: "Mijn collega vindt dit niet leuk, hij gaat jou zo slaan” en
- het zeggen tegen die [benadeelde 1], dat ze een mes op de keel van die [benadeelde 1] zouden zetten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit en subsidiair een strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft, samen met zijn mededaders, een matroos die na een avond uit op weg was naar het schip waarop hij verbleef, overvallen. Nadat zij zijn gezicht met tape hadden afgeplakt en hem aan een boom hadden vastgebonden, hebben zij zijn sleutels afgenomen. Vervolgens zijn zij het schip binnengegaan en hebben zij goederen weggenomen.
Het slachtoffer is bij de overval vastgebonden en bedreigd. De psychische gevolgen van een overval kunnen voor de slachtoffers buitengewoon ernstig zijn. Vaak hebben zij nog lange tijd last van de overval en voelen zij zich in hun vrijheid beperkt.
Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een dergelijk feit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 21 maart 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke delicten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. In deze richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Voor een enkele straatroof wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden gehanteerd. Voor een woningoverval met geweld, wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren gehanteerd, afhankelijk van de ernst van het geweld. Het door verdachte gepleegde delict heeft raakvlakken met beide categorieën.
Het voorgaande afwegende doet de eis van de officier van justitie naar het oordeel van de rechtbank recht aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden dan ook passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte daarvan ter grootte van 5 maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
5 maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Oostendorp, voorzitter, mr. J.P.H. van Driel van Wageningen en mr. E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 15 oktober 2013.
Bijlage I
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2011 te Wijk bij Duurstede, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met (een)
ander(en), althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een kluis en/of pincodes en/of een trouwboekje en/of sieraden
en/of buitenlands geld en/of een harde schijf en/of een kentekenbewijs en/of
een portemonnaie en/of sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) welke diefstal werd
voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld en / of bedreiging
met geweld tegen [benadeelde 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te
bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij betrapping op heterdaad
aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en):
- het vastpakken (bij de bovenarm) en/of van de fiets aftrekken en/of tegen
de grond gooien van die [benadeelde 1] en/of
- het met tape en/of met (zelfklevend en/of waterdicht) plakband
dichtplakken althans bedekken van het gezicht en/of de handen van die [benadeelde 1]
en/of
- het met tape vastbinden en/of vastzetten van die [benadeelde 1] aan danwel tegen een
boom en/of
- het zeggen tegen die [benadeelde 1]: "Mijn collega vindt dit niet leuk, hij gaat
jou zo slaan", althans woorden van gelijke strekking en/of
-het zeggen tegen die [benadeelde 1], dat ze een mes op de keel van die [benadeelde 1] zouden
zetten, althans woorden van gelijke strekking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie regio Utrecht bevinden, genummerd PL0950 2011184417, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 141. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], pagina 27.
3.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], pagina 28.
4.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 1], pagina 29.
5.Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [benadeelde 2], pagina 44-45.
6.Proces-verbaal van verhoor van benadeelde [benadeelde 2], pagina 50.
7.Proces-verbaal sporenonderzoek (aan de openbare weg), pagina 67.
8.Rapport onderzoek biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een diefstal in Wijk bij Duurstede op 17 augustus 2011, pagina 102.
9.Rapport DNA-onderzoek aan een referentiemonster van een veroordeelde, pagina 105.