ECLI:NL:RBMNE:2013:3828

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
UTR 13-575
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake WOZ-waarde woning en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 september 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, de eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Stichtse Vecht. De zaak betreft de waardering van de woning voor de onroerendezaakbelasting, vastgesteld op € 923.000,- per 1 januari 2011. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar op 28 december 2012. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 13 september 2013 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waardevaststelling van de woning op € 830.000,-. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van de bestreden uitspraak, aangezien het materiële geschil door de onderlinge overeenstemming was opgelost. Daarom verklaarde de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

De rechtbank heeft ook een beslissing genomen over de proceskosten. Partijen waren het eens over de vergoeding van de door een derde verleende rechtsbijstand en het griffierecht, maar er was geen overeenstemming over de vergoeding voor het voorbereiden van de zitting. De rechtbank kende geen vergoeding toe voor deze kosten, omdat het doel van de zitting niet meer gerechtvaardigd was. De rechtbank concludeerde dat het doorgang laten vinden van de zitting enkel diende om een vergoeding voor het verschijnen te verkrijgen, wat werd aangemerkt als misbruik van procesrecht. De rechtbank droeg de verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,- aan eiser te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 707,-, te betalen aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 13/575

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

13 september 2013 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

(gemachtigde: B.M.T. Claassen, namens [A]),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente de Stichtse Vecht, verweerder

(gemachtigde: J. de Jong).

Procesverloop

Bij beschikking van 28 februari 2012 heeft verweerder op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet Woz) de waarde van de woning aan de [adres] te [woonplaats] (de woning) voor het belastingjaar 2012 vastgesteld op € 923.000,- naar de waardepeildatum 1 januari 2011. Verweerder heeft bij deze beschikking aan eiser als eigenaar van de woning ook een aanslag onroerendezaakbelastingen opgelegd, waarbij deze waarde als heffingsgrondslag is gehanteerd.
Bij uitspraak van 28 december 2012 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden uitspraak beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2013. Eiser en verweerder hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 42,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 707,-, te betalen aan eiser.

Overwegingen

1.
De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2.
De rechtbank stelt vast dat partijen overeenstemming hebben bereikt wat betreft de waardevaststelling van de woning op € 830.000,-. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen procesbelang meer heeft bij beoordeling van de bestreden uitspraak, nu het materiële geschil door de onderlinge overeenstemming tussen partijen over de waardevaststelling is opgelost. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk.
4.
Ten aanzien van de proceskosten hebben partijen overeenstemming bereikt over de vergoeding van de door een derde verleende rechtsbijstand voor het indienen van het bezwaarschrift van € 235,- en voor het indienen van het beroepschrift van € 472,-, alsmede over vergoeding van het griffierecht aan eiser van € 42,-. De rechtbank zal dienovereenkomstig beslissen.
5.
Partijen hebben geen overeenstemming bereikt over de door de gemachtigde van eiser gevraagde vergoeding voor het voorbereiden van de zitting. Partijen leggen deze vraag voor aan de rechtbank.
6.
De rechtbank kent geen vergoeding toe aan de gemachtigde van eiser voor het voorbereiden van de zitting, aangezien het Besluit proceskosten bestuursrecht hiervoor geen aanknopingspunten biedt. Ook kent de rechtbank geen vergoeding toe voor het verschijnen ter zitting door de gemachtigde van eiser. Er was namelijk geen belang meer bij deze zitting, nu partijen reeds overeenstemming hadden bereikt over het inhoudelijk geschil en grotendeels over de proceskosten. Over het resterende geschil hadden partijen schriftelijk verder kunnen procederen. Het enige doel van het doorgang laten vinden van deze zitting blijkt voor de gemachtigde van eiser te zijn het verkrijgen van een vergoeding voor het verschijnen. Dat is misbruik van procesrecht. Een vergoeding is daarom niet op zijn plaats.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.A. Braeken, rechter, in aanwezigheid van
mr. D.J. Veenhof, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
13 september 2013.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.