ECLI:NL:RBMNE:2013:3815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 september 2013
Publicatiedatum
20 september 2013
Zaaknummer
16.659134-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met snorfiets waarbij zwaar lichamelijk letsel is toegebracht aan een fietser

Op 4 november 2011 vond er een verkeersongeval plaats op het fietspad aan de Ransuil te Urk, waarbij twee snorfietsen frontaal met elkaar in botsing kwamen. De verdachte, bestuurder van een snorfiets, heeft zonder zijn snelheid aan te passen een fietser ingehaald vlak voor een bocht, terwijl het donker was en het zicht aanzienlijk belemmerd werd door bossages. Dit leidde tot een frontale botsing met een tegenligger, waardoor het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een hersenschudding en meerdere fracturen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld, wat resulteerde in de veroordeling voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een werkstraf van 240 uur en een ontzegging van de rijbevoegdheid voorstelde, als te zwaar beoordeeld. Gezien de omstandigheden en het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest, werd een werkstraf van 80 uur en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden opgelegd. De rechtbank benadrukte dat de verdachte voorzichtig moet zijn in het verkeer en dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig mag maken aan strafbare feiten. De uitspraak vond plaats op 17 september 2013.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16.659134-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 september 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] te[geboorteplaats],
wonende te[postcode] [woonplaats], [adres].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft laatstelijk plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van 3 september 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. L.F. Withaar-Weijns, advocaat te Urk.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kamper en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 04 november 2011 te Urk, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een snorfiets), daarmede rijdende over de weg, (de Ransuil), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend te handelen, immers
- heeft hij een motorrijtuig bestuurd na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of
- is hij met onverminderde snelheid een bocht in het fietspad waarop hij reed genaderd en/of
- is hij vlak voor (of in) die bocht een voor hem rijdende fietser in gaan halen en/of op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden,
- terwijl de weg c.q. dat fietspad in die bocht niet, althans onvoldoende te overzien was ten gevolge van bossages die zich aan beide kanten van dat fietspad bevonden en/of
- terwijl het op dat moment donker was buiten,
- ten gevolge waarvan verdachte frontaal is gebotst op[slachtoffer], die op zijn snorfiets uit tegengestelde richting kwam gereden,
waardoor een ander (genaamd[slachtoffer]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan (te weten een hersenschudding en/of een slaapbeenfractuur en/of een schedelbasisfractuur en/of een oogkasfractuur en/of een jukbeenfractuur en/of beperkt zicht met het linkeroog en/of aanhoudende/terugkerende hoofdpijn), terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de
Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel
gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van
genoemde wet;
Subsidiair
hij, op of omstreeks 04 november 2011, te Urk, althans in het arrondissement Midden-Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (te weten een snorfiets), op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Ransuil,
- een motorrijtuig heeft bestuurd na het gebruik van alcoholhoudende drank en/of
- met onverminderde snelheid een bocht in het fietspad waarop hij reed is genaderd en/of
- vlak voor (of in) die bocht een voor hem rijdende fietser in is gaan halen en/of op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer is gaan rijden,
- terwijl de weg c.q. dat fietspad in die bocht niet, althans onvoldoende te overzien was ten gevolge van bossages die zich aan beide kanten van dat fietspad bevonden en/of
- terwijl het op dat moment donker was buiten,
- ten gevolge waarvan verdachte frontaal is gebotst op[slachtoffer], die op zijn snorfiets uit tegengestelde richting kwam gereden, door welke gedraging(en) gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op basis van de inhoud van het dossier wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan in die zin dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair aan verdachte ten laste gelegde feit nu er geen sprake is geweest van zeer onvoorzichtig gedrag waarbij verdachte welbewust en met ernstige gevolgen onaanvaardbare risico’s heeft genomen. De verdediging heeft er daarbij op gewezen dat niet is komen vast te staan dat verdachte met (een te) hoge snelheid reed, dat het fietspad werd verlicht door lantaarnpalen en dat verdachte aantoonbaar niet verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 1 of lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. De verdediging heeft aldus verzocht verdachte van dit feit vrij te spreken.
De verdediging is van mening dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring kan komen van het subsidiair aan verdachte ten laste gelegde feit. De gedraging die verdachte verweten kan worden in dit geheel is dat hij kennelijk de fietser heeft willen inhalen vlak voor of net in de bocht naar links en dat hij daarbij vermoedelijk op de linker weghelft van het fietspad is gekomen net op het moment dat er een tegenligger aan kwam. Deze gedraging van verdachte heeft gevaar op de weg veroorzaakt, aldus de verdediging.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt omtrent de bewezenverklaring als volgt:
Op 4 november 2011 omstreeks 19.22 uur vond er een verkeersongeval plaats op het fietspad gelegen aan de Ransuil te Urk. Bij dat ongeval zijn twee snorfietsen frontaal met elkaar in botsing gekomen. [1]
Getuige[getuige] heeft bij de politie verklaard dat hij aan de rechterzijde op het fietspad langs de Ransuil reed vlak voor een kleine bocht naar rechts met daarna gelijk een kleine bocht naar links. Een snorfiets kwam hem tegemoet rijden. Op datzelfde moment hoorde [getuige] dat er ook een bromfiets van achteren naderde (de rechtbank begrijpt dat aldus, dat hiermee de door verdachte bestuurde snorfiets bedoeld is). Deze snorfiets ging niet langzamer rijden. [getuige] had daarom het vermoeden dat hij door deze snorfiets zou worden ingehaald. De tegemoetkomende snorfiets reed keurig op zijn eigen weghelft. Getuige hoorde vervolgens een enorm harde klap en zag dat de beide snorfietsen frontaal op elkaar waren geklapt. [2] [getuige] verklaarde dat er hoge struiken in de bocht stonden, waardoor deze bocht onoverzichtelijk was. [3]
Onderzoek door de verkeersongevallendienst wees uit dat het fietspad aan de Ransuil op enig moment een bocht naar rechts maakt en vervolgens na ongeveer 28 meter een bocht naar links. Het ongeval vond plaats in de tweede bocht naar links. [4] Het uitzicht van de bestuurders van de snorfietsen werd belemmerd door struiken. [5] Gelet op de verklaring van de getuige reed verdachte daar in verband met een inhaalmanoeuvre. [6] Verdachte kwam bij die manoeuvre vlak voor het inhalen van de fietser in de flauwe onoverzichtelijke bocht naar links [7] de tegemoetkomende snorfietser tegen. Tijdens het passeren botsten de voertuigen tegen elkaar aan. De aangetroffen sporen op het wegdek bevonden zich allemaal aan de binnenkant van die linkerbocht. [8]
Uit de geneeskundige verklaring maakt de rechtbank op dat het slachtoffer [slachtoffer] ten gevolge van de aanrijding een hersenschudding en breuken van de linker schedelbotten, te weten het slaapbeen, de schedelbasis, de oogkas, de bodem van de oogkas, het jukbeen en de voorzijde van de kaakholte, heeft opgelopen. Er was tevens sprake van een lichte beperking van de mogelijkheid om met het linkeroog geheel naar links te kijken en van concentratie- en geheugenstoornissen. Het herstel zou maanden in beslag nemen. [9]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 4 november 2011 op zijn snorfiets op het fietspad langs de Ransuil reed en dat hij in een bocht een fietser wilde inhalen. Verdachte verklaarde dat de struiken in de bocht het zicht naar voren wat belemmerden. Vervolgens was hij in botsing gekomen met een andere snorfietser. De botsing had op de linkerweghelft plaatsgevonden, aldus verdachte. [10]
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte op een fietspad op zijn snorfiets, zonder zijn snelheid aan te passen, vlak voor dan wel in een bocht een fietser heeft ingehaald, terwijl het avondduister ingetreden was en het zicht van verdachte in aanzienlijke mate werd belemmerd door de struiken langs het fietspad. Hierdoor kon verdachte in het geheel niet zien of er tegenliggers aankwamen. Verdachte is bij de inhaalmanoeuvre volledig op de weghelft voor het tegemoetkomende verkeer gaan rijden. Ten gevolge van dit rijgedrag is verdachte frontaal op een tegenligger gebotst. De genoemde omstandigheden leiden er naar het oordeel van de rechtbank toe dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en daardoor het ongeval zoals tenlastegelegd heeft veroorzaakt. De ernst en de omvang van het door het slachtoffer[slachtoffer] daardoor opgelopen letsel maakt dat het letsel in zijn geheel als zwaar lichamelijk letsel dient te worden gekwalificeerd. Verdachte heeft zich met zijn handelen aldus schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht het primair aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Op basis van de inhoud van genoemd bewijs dan wel de overige stukken in het dossier kan niet worden vastgesteld dat het gebruik van alcohol door verdachte bijgedragen heeft aan het aanmerkelijk onvoorzichtige rijgedrag van verdachte en de gevolgen van dat gedrag. Het bij verdachte (met zijn medewerking) uitgevoerde bloedonderzoek leverde een promillage van 0,34 milligram ethanol per milliliter bloed op. Deze waarde ligt onder de wettelijk toegestane hoeveelheid. Ook overigens blijkt niet uit het dossier dat de alcohol het rijgedrag van verdachte negatief heeft beïnvloed. De rechtbank zal verdachte daarom wegens het ontbreken van een causaal verband tussen het ongeval en het gebruik van alcohol vrijspreken van het primair tenlastegelegde voor zover dit feit ziet op het verkeren in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994. Voorts is geen sprake van een situatie dat verdachte niet heeft voldaan aan een bevel als bedoeld in artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van die wet, zodat hij ook hiervan dient te worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Primair
op 04 november 2011 te Urk, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig te weten een snorfiets, daarmede rijdende over de weg, de Ransuil, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig te handelen, immers
- is hij met onverminderde snelheid een bocht in het fietspad waarop hij reed genaderd en
- is hij vlak voor of in die bocht een voor hem rijdende fietser in gaan halen en op de weghelft voor tegemoetkomend verkeer gaan rijden,
- terwijl de weg c.q. dat fietspad in die bocht niet te overzien was ten gevolge van bosschages die zich aan beide kanten van dat fietspad bevonden en
- terwijl het op dat moment donker was buiten,
- ten gevolge waarvan verdachte frontaal is gebotst op[adres], die op zijn snorfiets uit tegengestelde richting kwam gereden,
waardoor een ander genaamd[adres] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, te weten een hersenschudding en een slaapbeenfractuur en een schedelbasisfractuur en een oogkasfractuur en een jukbeenfractuur en beperkt zicht met het linkeroog.
De rechtbank verbetert in de bewezenverklaring een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Van het primair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.

7.STRAFBAARHEID

Het feit en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat gezien de omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden en gelet op het feit dat het ongeval al bijna twee jaar geleden is gebeurd een geheel voorwaardelijke geldboete van € 210,00 een passende straf is voor het subsidiaire feit. Een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, alsmede een werkstraf voor de duur van 240 uur zou, ook als de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primaire feit komt, buitenproportioneel zijn, aldus de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkeersongeval door aanmerkelijk onvoorzichtig rijgedrag. Verdachte heeft op zijn snorfiets op een fietspad bij een bocht een fietser in willen halen en is daarbij op de linkerweghelft gaan rijden zonder zijn snelheid aan te passen. Op dat moment was het zicht in de bocht voor verdachte zeer beperkt door de struiken die langs het fietspad stonden en doordat het avondduister ingetreden was. Als gevolg van deze handeling van verdachte is hij frontaal op een hem tegemoetkomende snorfietser gebotst, ten gevolge waarvan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Van verdachte had ander rijgedrag verwacht mogen worden. Hij had zijn snelheid moeten verminderen en moeten wachten met inhalen tot na de bocht. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij ondanks de risico’s toch is gaan inhalen.
De rechtbank houdt er rekening mee dat verdachte zich na het ongeval om het slachtoffer heeft bekommerd en meermalen heeft gevraagd hoe het met het slachtoffer ging.
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 27 augustus 2013 volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
De rechtbank is van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf een te zware straf is gelet op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest en omdat het incident waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld bijna twee jaar geleden is gebeurd. Na dit feit heeft verdachte zich niet opnieuw in het verkeer op een dergelijk onverantwoorde manier gedragen. Een lagere onvoorwaardelijke werkstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank daarom een passende sanctie. Met het opleggen van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid wil de rechtbank aan verdachte benadrukken dat hij voorzichtig moet zijn in het verkeer. De rechtbank acht daartoe een proeftijd van één jaar afdoende.
De rechtbank zal aan verdachte opleggen een werkstraf voor de duur van 80 uur te vervangen door 40 dagen hechtenis als verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden met een proeftijd van één jaar.

12.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b en 14c van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het primair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat primair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit feit op de wijze zoals onder 6 omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
80 uur;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door
40 dagenhechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 3 maanden;
- bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
één jaarniet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A.C. Koster, voorzitter, mrs. C.A. de Beaufort en
B. Fijnheer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.F. van Dam, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 september 2013.

Voetnoten

1.Proces-verbaal aanrijding d.d. 13 januari 2012 nr. PL2525 2011076417-1, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant
2.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 november 2011 nr. PL2525 2011076417-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, blz. 1
3.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 4 november 2011 nr. PL2525 2011076417-2, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde verbalisant, blz. 2
4.Proces-verbaal VOA, blz. 6
5.Proces-verbaal VOA, blz. 13
6.Proces-verbaal VOA, blz. 14
7.Foto’s van de bocht blz. 28 tot en met 32
8.Proces-verbaal VOA, blz. 15
9.Geneeskundige verklaring d.d. 12 januari 2012, opgesteld door de huisarts volledig op basis van informatie uit de gegevens van de medisch specialisten
10.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 3 september 2013