4.3.1De bewijsmiddelen
[naam] heeft als volgt verklaard.
“Ik ben directeur van Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht. Ik
ben gemachtigd aangifte te doen van diefstal vanuit het museum. Op 29 januari 2013, tussen 14.22 uur en 14.27 uur, heeft er in Museum Catharijneconvent een kunstroof plaatsgevonden. Het weggenomen goed betreft een Monstrans van de huiskerk ‘Het Boompje’ te Amsterdam. Deze Monstrans hadden wij in bruikleen van Parochie van de Heilige Drie-eenheid, Gibraltarstraat 55 te Amsterdam. Het is een verguld zilveren stralenmonstrans, versierd met veel diamanten met ter weerszijden van lunula een engel en eronder evangelistensymbolen. Deze monstrans stond in een vitrine in de schatkamer van het museum. ”
Door de beveiligingscamera’s van het museum werden opnamen gemaakt van de kunstroof. In een proces-verbaal van bevindingen wordt beschreven wat daarop is te zien:
“Twee mannen op een rode scooter. Ze komen vanuit de richting van de Lange Nieuwstraat en rijden door het eerste gedeelte van de doorgang van het Catharijneconvent. De bestuurder draagt een donkergekleurde capuchon over zijn hoofd. De bijrijder draagt een zwarte jas en op een zwarte bivakmuts gelijkende muts op zijn hoofd.”
“(…) [te zien is] dat twee mannen op een rode scooter, (…) stoppen voor de nooduitgang van het Catharijneconvent. De bijrijder, verder te noemen als dader 1, stapt af. De bestuurder van de scooter, verder te noemen als dader 2, rijdt verder. De bijrijder heeft een moker in zijn handen. (…) Dader 1 slaat met enkele klappen met de moker het glas van de deur in. (…) Dader 1 stapt door de vernielde deur naar binnen.
Dader 1 loopt met een zwarte tas naar de trap in de richting van de ‘schatkamer’. (…) Dader 1 loopt met de trap naar beneden en heeft een moker in zijn rechterhand. (…) [te zien is] dat dader 1, beneden aangekomen rechtstreeks naar de ‘schatkamer’ loopt. (…) dat dader 1 aankomt in de schatkamer en met de moker de glazen vitrine met daarin de monstrans vernielt. De vitrine met daarin de monstrans valt om. (…) Dader 1 pakt de monstrans uit de vitrine. (…) Dader 1 probeert de monstrans in de zwarte tas te stoppen. Dit lukt niet. Kennelijk is de tas te klein, waardoor de monstrans er niet in zijn geheel in past. Dader 1 loopt naar de uitgang van de ‘schatkamer’. Onder zijn linkerarm draagt hij de weggenomen monstrans. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de trap naar boven loopt.. Een getuige filmt de vlucht van dader 1 met een camera. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de vernielde toegangsdeur loopt. Dader 1 stapt met monstrans en zwarte tas door de vernielde deur naar buiten. (…) [te zien is] dat dader 2 ondertussen is doorgereden naar de binnenplaats van het museum. (…) [te zien is] dat dader 2 met de scooter stopt ter hoogte van het hek. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas over de binnenplaats rent in de richting van de uitgang aan de zijde van de Nieuwegracht. (…) Dader 1 baant zich een weg door een haag van getuigen. Daarbij verliest dader 1 de zwarte tas. (…) Zodra dader 1 met de monstrans achterop de scooter gesprongen is, rijdt dader 2 op de scooter weg in de richting van de Nieuwegracht.
Door de politie is [getuige 1] gehoord en daarvan is proces-verbaal opgemaakt:
“[getuige 1] verklaarde mij tijdens de kunstroof door de gang onder het museum te hebben gelopen. Deze gang leidt naar de zogenaamde schatkamer onder het museum. Toen [getuige 1] een hoop herrie afkomstig uit de richting van het trappenhuis hoorde, liep hij daar heen. [getuige 1] liep toen terug naar beneden. Aldaar zag hij een man die met een voorhamer bezig was om een glazen deur in te slaan.
Hij keerde toen om en zag dat man bezig was in de schatkamer om een vitrine met de hamer in te slaan. [getuige 1] maakte toen een paar foto’s. [getuige 1] zag vervolgens dat de man met een monstrans, welke afkomstig was uit de vitrine, onder zijn arm de schatkamer verliet en de trap op naar boven liep richting de deur die hij zojuist had ingeslagen. [getuige 1] liep de man achterna en maakte foto’s van de man.”
In een proces-verbaal “sporenonderzoek” heeft de politie het volgende gemeld:
“Op 29 januari 2013 werd een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een diefstal uit bedrijf/kantoor. Het onderzoek is verricht in een bedrijfspand te Lange Nieuwstraat 38, Utrecht. Het betrof een museum genaamd Catharijneconvent. Een onderzoek [werd] ingesteld aan- en in de door de daders achtergelaten sporttas.
Object: tas
SIN: AAFD7103NL.”
Vervolgens heeft de politie in een ander proces-verbaal “sporenonderzoek” het volgende gemeld.
“Onderzoek tas (AAFD7103NL).
Ik heb de tas bemonsterd op de mogelijke aanwezigheid van gebruikssporen. Ik heb de bemonstering in een cupje veiliggesteld onder SIN AAFQ3636NL en gewaarmerkt en verzegeld.”
In een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut wordt het volgende opgemerkt.
“SIN AAFQ3636NL [bemonstering hengsels sporttas]. DNA-mengprofiel van minimaal drie personen. Ten behoeve van opsporingsinformatie [is] uit dit DNA-mengprofiel een combinatie van DNA-kenmerken afgeleid die naar verwachting toebehoort aan minimaal twee personen die celmateriaal aan de bemonstering hebben bijgedragen. Deze combinatie van DNA-kenmerken is op 5 maart 2013 eenmalig vergeleken met alle in de DNA-databank aanwezige DNA-profielen van personen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van [verdachte].”
In het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 juni 2013 wordt het volgende beschreven.
“
Bemonstering AAFQ3636NL#01
Ten aanzien van [verdachte] RHN456
(…) De wetenschappelijke bewijswaarde van de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek wordt [daarom] geformuleerd in verbale termen van waarschijnlijkheid. Hierbij zijn de bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek beschouwd onder het volgende hypothesepaar:
Hypothese I
De bemonstering AAQ3636NL#01 bevat celmateriaal van de verdachte [verdachte] en twee of drie willekeurig gekozen personen (niet verwant aan elkaar of aan de verdachte [verdachte]).
Hypothese II:
De bemonstering AAQ3636NL#01 bevat celmateriaal van drie of vier willekeurig gekozen personen (niet verwant aan elkaar of aan de verdachte [verdachte]).
De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn
extreem veel waarschijnlijkerals hypothese I juist is, dan als hypothese II juist is.”
In hetzelfde rapport is voorts te lezen in het kader “Bewijswaarde van de resultaten van vergelijkend DNA-onderzoek met complexe DNA-mengprofielen”:
“De DNA-deskundige van het NFI maakt gebruik van de volgende reeks van waarschijnlijkheidstermen, met bijbehorend likelihood ratio interval:
De bevindingen van het onderzoek zijn…
(…)
• extreem veel waarschijnlijker (> 1.000.000)”
Op 17 maart 2013 werd een gesprek afgeluisterd tussen [A] en een ander. [A] is de moeder van [X] en daarmee de moeder van de vriendin van verdachte.
Het gesprek luidt – voor zover hier van belang – als volgt:
“6436: [verdachte] van[X] zit vast
5781: wie
6436: [verdachte] van[X]
5781: hoezo?
6436: ja dat kan ik je wel vertellen maar ken niet door de telefoon.
5781: gaat dat om die
6436: heel erg
5781: dat meen je niet
6436: ja
5781: toch niet iemand vermoord he
6436: nee hij zit wel in de hoe noem je dat in de beperking ze heb inval alles
gehad
5781: oh echt waar, is dat niet om dat ene geval?
6436: welk ge uh ja dat ene gev
5781: ja dat van opsporing
6436: ja
5781: hmm
6436: ja
5781: ja dat wist ik
6436: oh
5781: tenminste ik had dat gehoord dat uh[X] vertelde het ja dat is erg
[…]
6436: nee heb je die beelden gezien toen
5781: ja maar ikke uh toen wist het nog niet
6436: vind je het niet droog, vind je het niet droog lacht
5781: nee toen wist ik het nog niet ik had allang niet
6436: nee maar uh nou je het weet lacht
5781: ja maar ik herkende hem helemaal niet ik zag alleen witte sokken
6436: nee? nou die herkende en uh
5781: ja weet niet hoeveel keer heb ik hem gezien en trouwens ik ik herken
jullie herkennen hem aan zijn houding en zn loop maar ik niet
6436: ohoh
5781: want zn gezicht zag je niet hoor
6436: nee nee
5781: hij sloeg dat ding
6436: sterk is die he die gek
[…]
6436: ja maar dat is dat is wel een beetje t risico hoor want je snap je wat ik
bedoel
5781: ja ik vind het eigen beetje eigenlijk stom t was op klaar lichte dag
hoorde ik geloof ik
6436: hij is gewoon recht op zn doel afgegaan recht eruit ze hebben hem wel tegen geprobeerd te houden maar hij is gewoon door gewalst weet je wel
5781: ja
6436: hij zeg toen liep er een kerel achter hem aan met een telefoon op te nemen hij zeg daar werd je gek van
6436: weet je als je hem kent dan wel ik ken zn loopje toch
5781: ja
6436: ohh die hele houding die oh ik zeg [verdachte]
5781: ze zeg uhh ja hij sloeg die ruit kapot. Ik zeg ohw.
6436: ja dan moet je moet je is op de you tube dat filmpje kijken want hij is
5781: ja ik ga maar is effe goed bekijken”
[A] is bij de politie gehoord, onder andere over het hiervoor genoemde afgeluisterde telefoongesprek. Zij heeft op geen van de gestelde vragen antwoord gegeven.
De politie heeft in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd:
“Naar aanleiding van de aanhouding van[medeverdachte], rechtbank][medeverdachte]op 11 juni 2013 hoorden wij die dag de verdachte [[medeverdachte], rechtbank] in het arrestantencomplex te Houten en brachten wij de verdachte na het afleggen van zijn verklaring naar de toegangsdeur van de arrestantenvleugel van het betreffende arrestantencomplex. Wij hoorden hem zeggen dat hij wist wie er allemaal bij betrokken waren. Ik vroeg hem wie dat dan waren en wat zij dan hadden gedaan. Wij hoorden de verdachte[medeverdachte]zeggen dat [medeverdachte 2], [K], [W] en [verdachte] het hadden gedaan. Ik vroeg vervolgens aan[medeverdachte]wie wat had gedaan. Wij hoorden[medeverdachte]daarop zeggen dat [K] en [verdachte] het museum binnen waren geweest en dat [W] en [medeverdachte 2] buiten hebben staan wachten. Verder vertelde[medeverdachte]dat hij samen met [medeverdachte 2] in [woonplaats] was geweest om dat ding bij zijn opa en oma op te halen en dat hij toen dat ding op de achterbank had gelegd en dat daarbij mogelijk zijn vingerafdruk op dat ding is gekomen.”
In een proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek is het volgende opgenomen:
“Het betreft een onderzoek in de zaak:
Adres: Lange Nieuwstraat 38 Utrecht
Sporen aangetroffen op: vuilniszak
Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek van de KLPD, dienst IFOL, blijkt dat
het spoor geïdentificeerd is op:
Achternaam: [medeverdachte]
Voornaam:[medeverdachte]”
De politie heeft het volgende in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd.
“Ik heb een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Bij aanvang van de doorzoeking in de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] sprak ik met getuige en bewoonster [M]. Ik hoorde dat ze aan mij vertelde dat [medeverdachte 2], haar kleinzoon, een tijdje geleden bij haar langs was gekomen. Bij de voordeur had [medeverdachte 2] tegen haar gezegd had dat hij wat moois voor haar had en dat hij het even zou gaan halen. Haar man [D] was toen ook thuis geweest. [medeverdachte 2] was daarop weer weggegaan. [M] (de rechtbank begrijpt telkens: [M]) wist niet waarheen. [medeverdachte 2] was na een half uur teruggekomen met een voorwerp dat verpakt zat in een vuilniszak. [medeverdachte 2] was in gezelschap geweest van een voor getuige [M] onbekende man. [medeverdachte 2] en de onbekende man waren met het voorwerp haar huis binnen gegaan en [medeverdachte 2] had het voorwerp op de tafel in de achterkeuken neergezet. Vervolgens had [medeverdachte 2] de vuilniszak eraf gehaald waarop [M] zich kapot geschrokken was door wat ze zag. [D] was er ook bij geweest. Ik, verbalisant, liet [M] daarop een foto zien van een afbeelding van de gestolen monstrans op de tafel van haar achterkeuken. Ik vertelde getuige [M] dat dit voorwerp een monstrans genoemd werd en dat het uit een museum in Utrecht gestolen was. Ik hoorde dat [M] aan mij vertelde dat dit het voorwerp was dat [medeverdachte 2] haar woning had binnen gebracht. [medeverdachte 2] had [M] verteld dat hij het gepikt had maar dat hij niet degene was geweest die naar binnen geweest was. [M] had [medeverdachte 2] gelijk verteld dat ze er niets mee te maken wilde hebben en dat ze geen gestolen dingen in haar huis wilde hebben. [medeverdachte 2] had enkele foto’s van het voorwerp gemaakt met hun fotocamera. Ondertussen had haar man [D] een tijdje met [medeverdachte 2] in de woonkamer gesproken. De onbekende blonde man was daar bij geweest. [D] zou aan [medeverdachte 2] verteld hebben dat hij dat ding niet in Nederland verkocht zou krijgen. Daarna was [medeverdachte 2] en de onbekende man weer met het voorwerp vertrokken, in totaal was [medeverdachte 2] ongeveer een halfuur met het voorwerp in haar woning geweest en daarna met onbekende bestemming vertrokken. Ik vroeg [M] wanneer het precies geweest was dat [medeverdachte 2] langs geweest was. Ik hoorde dat [M] vertelde dat dit een doordeweekse dag was geweest omstreeks 17.00 uur. Dat was de tijd waarop ze meestal aten. Ongeveer 14 dagen na het bezoek van [medeverdachte 2] was hij aangehouden met dat ding in zijn bezit. [M] vertelde dat ze geen idee had waar dat ding in de tussentijd geweest was.”
Door[D]is als volgt verklaard.
“Vraag (V): Wanneer heeft u [medeverdachte 2] voor het laatst gezien voordat hij werd aangehouden?
Antwoord (A): Dan zal ik hem misschien wel gezien hebben op die 29 en 30ste januari waar u het over had. Hij kwam toen met een cadeau voor zijn dochter die bewaard moest worden. Hij zette bij ons een ding neer.
V: Wat voor ding?
A: Dat bleek achteraf toen ze dat ding uitpakte.
V: Omschrijf dat ding eens.
A: Een goudkleurig ding met diamantjes erin. Ongeveer een halve meter hoog. Ik vroeg hem wat hij ermee wilde doen. Het was zo rond 22.00 uur a 22:30 uur in de avond dat hij met dat ding bij ons was. [medeverdachte 2] is een half uur binnen geweest en liet dat ding achter.
V: Met wie was hij toen?
A: Hij was met een buitenlandse jongen. ik ken zijn naam niet en ik heb hem nog nooit eerder gezien. De jongen was van Marokkaanse of Turkse afkomst en had dezelfde lengte als [medeverdachte 2] ongeveer.
A: [medeverdachte 2] zei dat ze dat ding met vijf man hadden gestolen. Hij zei dat er twee man binnen waren gegaan maar dat ze het met zijn vijven hadden gestolen. Met zijn vijven gedaan zei [medeverdachte 2].”