ECLI:NL:RBMNE:2013:3805

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2013
Publicatiedatum
19 september 2013
Zaaknummer
16/700454-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een waardevolle monstrans uit het Museum Catharijneconvent in Utrecht

Op 19 september 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen uit Utrecht, die betrokken waren bij de diefstal van een waardevolle monstrans uit het Museum Catharijneconvent. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van 27 maanden en 20 maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk voor de hoofdverdachte, en 18 maanden voor de medeverdachte, waarvan vijf maanden voorwaardelijk. De diefstal vond plaats op 29 januari 2013, waarbij de verdachten de monstrans, een verguld zilveren kunstwerk, met geweld hebben weggenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. Tijdens de zitting op 5 september 2013 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. L.W. Plantenga. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en afgeluisterde telefoongesprekken, zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging, waarbij hij zich de toegang tot het museum had verschaft door middel van braak. De rechtbank heeft de strafeis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van vijf jaar had geëist, afgewezen en in plaats daarvan een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, waarvan drie maanden voorwaardelijk. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €3.327,62 toegewezen aan de benadeelde partij, Stichting Museum Catharijneconvent, voor de geleden schade door de diefstal.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700454-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 september 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [1987],
thans gedetineerd in de P.I. Nieuwegein, Huis van Bewaring, locatie Nieuwegein.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 5 september 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. L.W. Plantenga, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouwe naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan diefstal van een monstrans uit het museum Catharijneconvent te Utrecht, dan wel aan de heling van dit kunstvoorwerp.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en baseert zich op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is om verdachte te kunnen veroordelen voor het primair ten laste gelegde en heeft daarvoor vrijspraak bepleit. Door verdachte is ter terechtzitting verklaard dat hij wiet aan het knippen was in een wiethok in [woonplaats]. Deze verklaring is volgens de verdediging niet in strijd met de inhoud van het dossier, maar wel onverenigbaar met een bewezenverklaring voor het primair ten laste gelegde. Voor wat betreft de subsidiair ten laste gelegde heling heeft de verdediging zich gerefereerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Door [naam] is als volgt verklaard. [1]
“Ik ben directeur van Museum Catharijneconvent, Lange Nieuwstraat 38 te Utrecht. Ik
ben gemachtigd aangifte te doen van diefstal vanuit het museum. Op 29 januari 2013, tussen 14.22 uur en 14.27 uur, heeft er in Museum Catharijneconvent een kunstroof plaatsgevonden. Het weggenomen goed betreft een Monstrans van de huiskerk ‘Het Boompje’ te Amsterdam. Deze Monstrans hadden wij in bruikleen van Parochie van de Heilige Drie-eenheid, Gibraltarstraat 55 te Amsterdam. Het is een verguld zilveren stralenmonstrans, versierd met veel diamanten met ter weerszijden van lunula een engel en eronder evangelistensymbolen. Deze monstrans stond in een vitrine in de schatkamer van het museum.”
Door de beveiligingscamera’s van het museum werden opnamen gemaakt van de kunstroof. In een proces-verbaal van bevindingen [2] wordt beschreven wat daarop is te zien:
“Twee mannen op een rode scooter. Ze komen vanuit de richting van de Lange Nieuwstraat en rijden door het eerste gedeelte van de doorgang van het Catharijneconvent. De bestuurder draagt een donkergekleurde capuchon over zijn hoofd. De bijrijder draagt een zwarte jas en op een zwarte bivakmuts gelijkende muts op zijn hoofd.”
“(…) [te zien is] dat twee mannen op een rode scooter, (…) stoppen voor de nooduitgang van het Catharijneconvent. De bijrijder, verder te noemen als dader 1, stapt af. De bestuurder van de scooter, verder te noemen als dader 2, rijdt verder. De bijrijder heeft een moker in zijn handen. (…) Dader 1 slaat met enkele klappen met de moker het glas van de deur in. (…) Dader 1 stapt door de vernielde deur naar binnen.
Dader 1 loopt met een zwarte tas naar de trap in de richting van de ‘schatkamer’. (…) Dader 1 loopt met de trap naar beneden en heeft een moker in zijn rechterhand. (…) [te zien is] dat dader 1, beneden aangekomen rechtstreeks naar de ‘schatkamer’ loopt. (…) dat dader 1 aankomt in de schatkamer en met de moker de glazen vitrine met daarin de monstrans vernielt. De vitrine met daarin de monstrans valt om. (…) Dader 1 pakt de monstrans uit de vitrine. (…) Dader 1 probeert de monstrans in de zwarte tas te stoppen. Dit lukt niet. Kennelijk is de tas te klein, waardoor de monstrans er niet in zijn geheel in past. Dader 1 loopt naar de uitgang van de ‘schatkamer’. Onder zijn linkerarm draagt hij de weggenomen monstrans. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de trap naar boven loopt.. Een getuige filmt de vlucht van dader 1 met een camera. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas in de richting van de vernielde toegangsdeur loopt. Dader 1 stapt met monstrans en zwarte tas door de vernielde deur naar buiten. (…) [te zien is] dat dader 2 ondertussen is doorgereden naar de binnenplaats van het museum. (…) [te zien is] dat dader 2 met de scooter stopt ter hoogte van het hek. (…) [te zien is] dat dader 1 met monstrans en zwarte tas over de binnenplaats rent in de richting van de uitgang aan de zijde van de Nieuwegracht. (…) Dader 1 baant zich een weg door een haag van getuigen. Daarbij verliest dader 1 de zwarte tas. (…) Zodra dader 1 met de monstrans achterop de scooter gesprongen is, rijdt dader 2 op de scooter weg in de richting van de Nieuwegracht.
Op 7 februari 2013 werd een telefoongesprek afgeluisterd tussen verdachte en de medeverdachte [medeverdachte]. [3] Verdachte heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die het gesprek voert. [4] Het telefoongesprek luidt – voor zover van belang – als volgt. [5]
“NNjongen0297 wgd NNman5405:
5405 noemt zich [verdachte]
5405 [[verdachte], rechtbank]: [A] belde me net hij zei uhh hij kan weg morgen ja
maar het kost 2 meijertjes. Dat zei die
man0297 [[medeverdachte], rechtbank]: T kost 2 meijertjes
5405: Ja maar ja dat maakt niet uit weet je waarom, ik weet waarom omdat die
die dingen toch niet kan verkopen snap je. Daarom dus moeilijk te verstaan, hij
heb daarmee zijn risicogeld snap je is logisch.
0297: ah geef hem maar een klavertje, we knallen hem het water in de kanker.
5405: Ah 2 meijertjes dat is niks man. Dat is echt niks geloof mij. Weet je
hoeveel je terug krijgt
0297: hoeveel
5405: ik ben net gebeld 53 meijertjes 54 meijertjes
0297: ja?
5405: hmm
0297: dat is lekker
5405: ja is lekker toch ja ik heb wel mazzel weet je
0297: jazeker
5405: ja daarom ja ik heb meijertje betaald maar ja hij heeft nog 500 aan mij verdiend nog extra dus uh snap je
0297: daarom kankerhond
5405: ja daarom maar ja voor twee meijertjes ken je m in ieder geval daar
morgen neer zetten weet je op die plek dus ja.”
In een proces-verbaal van relaas is door de politie het volgende gerelateerd. [6]
“Op 12 februari 2013 werd in de uitzending van het RTV Utrecht nieuws aangekondigd dat er de volgende dag beelden getoond zouden gaan worden van de diefstal van de monstrans uit het Catharijneconvent te Utrecht. Tevens werd er gemeld dat door de verzekeraar van de monstrans een beloning zou worden uitgeloofd voor degene met de tip, die zou leiden tot de vondst van de monstrans.”
Op 12 februari 2013 werd een telefoongesprek afgeluisterd tussen verdachte en de medeverdachte[medeverdachte]. [7] Uit een telecomanalyse blijkt het telefoonnummer eindigend op *[nummer]in gebruik bij de medeverdachte[medeverdachte]. [8] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij degene is die het gesprek voert. [9] Het telefoongesprek luidt – voor zover van belang – als volgt. [10]
“[medeverdachte]: kijk is tv, zet je tv aan.
9997: tv waarom?
[medeverdachte]: klotezooi
9997: echt niet
[medeverdachte]: ja
9997: meen je dat, ernstig
[medeverdachte]: ja
bellen elkaar zo”
Op 12 februari 2013 werd een telefoongesprek tussen verdachte [11] en een onbekend gebleven man afgeluisterd, dat als volgt – voor zover van belang – luidt. [12]
“8428 [[verdachte], rechtbank]: Jo
4814: Jo ben je al weer een bietje bij gekomen?
8428: Ja tuurlijk joh. Jij ook.
4814: Ja ik moest werken vandaag natuurlijk.
8428: Oh moest je werken ben je gegaan ook?
4814: Tuurlijk ben ik gegaan.
8428: Oh ok.
4814: Ik hoor uh net uh dat er een beloning op dat ding is
8428: Volgens mij ben je verkeerd verbonden of zoiets jochie uh.
4814: Ja he.
8428: Kankermongool.”
Op 13 februari 2013 werd een telefoongesprek tussen “[X]” en verdachte afgeluisterd dat als volgt luidt – voor zover hier van belang. [13]
“[verdachte]:
4242:[X]
[verdachte]: He[X], met [verdachte]
4242:He jochie,
[verdachte]: Oke, wil je een zakcentje verdienen
4242:Wat zeg je?
[verdachte]:lk zeg:’wil je een zakcentje verdienen’?
4242:Nou. euh.. dat kan ik wel gebruiken ja
[verdachte]:Ja, heb je tijd?
4242: Om te stucadoren of niet, bedoel je?
[verdachte]: Nee nee nee
4242: wat anders?
[verdachte]: Even met mij meerijden, kan je even een meijertje verdienen met me.
4242: Waar heen rijden?
[verdachte]: Ik moet even geld ophalen in België
4242: Euhh nu?
[verdachte]: Ja, krijg je.. euhh. krijg je een meijertje van me en dan betaal ik de
tank.
4242: En euhhh hoe laat.. NTV...
[verdachte]: Wat zei je?
4242: Hoe laat wil je weg dan?
[verdachte]: Ja zo snel mogelijk
4242: Hoe lang is het rijden
[verdachte]: Euhh.. ander half uur.
4242: Ander half uur heen, ander half uur terug. Het is nou, 4 uur weg, 5 uur. 6
uur, uurtje of 8 terug
[verdachte]:Juist
4242: Ja is goed
[verdachte]: Ja?
4242: Ja is goed
[verdachte]: oke.. euhh. kom maar op. Haal ons maar op bij mijn huis
4242: Ja, dan rij ik nu gelijk door. Ik was al onderweg naar huis eigenlijk,
maat dan rij ik naar je toe.”
In een proces-verbaal van observatie op 13 februari 2012 is het volgende door de politie opgenomen. [14]
“Omstreeks 16.02 uur zag ik, Q-41,
- dat een groene bestelauto van het merk Citroën, type Berlingo en voorzien van het kenteken [kenteken] over de Vleutenseweg te Utrecht reed ter hoogte van het Majellapark.
Omstreeks 16.04 uur zag ik, Q-41, dat:
- de Citroën [kenteken] geparkeerd werd op het trottoir ter hoogte van de portiek die onder andere toegang biedt tot perceel [adres 1] te [woonplaats];
- NN1 uit de Citroën [kenteken] stapte en naar de voornoemde portiek liep;
- de deur van de voornoemde portiek werd geopend en NNI een naar buiten gestoken hand schudde;
- NN1 de voornoemde portiek vervolgens binnenging.
Omstreeks 16.28 uur zagen wij, Q-41 en Q-71, dat:
- vier mannen waaronder NNI en NN2 uit de voornoemde portiek kwamen;
- geen van deze mannen zichtbaar iets met zich meedroegen.
- NN1 als bestuurder in de Citroën [kenteken] stapte;
- de andere twee mannen, nader te noemen als NN3 en NN4, in een lichtblauwe personenauto stapten van het merk Hyundai, type i30 en voorzien van het kenteken [kenteken];
- NN3 werd later herkend als zijnde subject [medeverdachte];
- [medeverdachte] als bestuurder en NN4 als bijrijder in Hyundai [kenteken] stapten;
- de Citroën [kenteken] wegreed over de Vleutenseweg in de richting van de
Spinozaweg te Utrecht;
- De Hyundai [kenteken] achter de Citroën [kenteken] aanreed.
Omstreeks 16.32 uur zag ik, Q-86, dat:
-In de kofferruimte van de Hyundai [kenteken] een voorwerp lag dat verpakt was
middels één of meerdere zwarte vuilniszakken.
Omstreeks 16.42 uur zagen wij, Q-86 en Q68, dat:
-De Hyundai [kenteken] en de Citroën [kenteken] stopten op de Plantentuinlaan te
[woonplaats]ter hoogte van de percelen [nummers].
Omstreeks 16.42 uur zag ik, Q-86, dat:
- NN1 nog in de Citroën [kenteken] zat;
- twee mannen wegliepen uit de richting van de Hyundai [kenteken] en in de richting liepen van de voornoemde perceelnummers van de Plantentuinlaan te Vleuten;
Omstreeks 16.54 uur zag ik, Q-86, dat:
- NN1, NN4 en een derde man wiens signalement sterk overeen kwam met die van subject [medeverdachte], uit de woning [adres 1]te [woonplaats]kwamen. Aangezien mijn positie ongewijzigd was sluit ik niet uit dat het perceel[adres 1]te [woonplaats]betrof. NN1, NN4 en de hierboven omschreven uit de woning kwamen.
- één van hen een groot voorwerp, met vaste vormen, omhuld met een grijze vuilniszak uit deze woning bij zich droeg;
- NN1 en de onbekend gebleven persoon hierna naar de Hyundai [kenteken] liepen en dit voorwerp op de achterbank van de Hyundai [kenteken] legden.
Omstreeks 16.54 uur zagen wij, Q-91, Q-86 en Q-88, dat:
- het grote voorwerp ongeveer 1 meter hoog was, ongeveer 40 cm breed was en ongeveer 20 cm diep was.
Ik Q-88 zag dat:
- subject [medeverdachte] op de bestuurdersplaats van de Citroën [kenteken] plaatsnam.
Ik Q-86 zag dat:
- NN1 en NN4 bij de Hyundai stonden te praten.
Omstreeks 16.56 uur zagen wij, Q-71 en Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] en de Hyundai [kenteken], de Citroën voorop, achter elkaar aan wegreden.
Omstreeks 17.50 uur zag ik, Q-88, dat:
- De Citroën [kenteken] stilstond in de file op de rijksweg A27 ter hoogte van het
knooppunt Gorinchem.
Omstreeks 17.50 uur herkende ik, Q-88, de bestuurder van de Citroën [kenteken]
als zijnde het subject [medeverdachte].
Rond dit tijdstip werden subject [medeverdachte], NNI en NN4 aangehouden.”
De aangehouden personen bleken te zijn: [medeverdachte](NN3, rechtbank), verdachte (NN1, rechtbank) en [X] (NN4, rechtbank). [15]
In een proces-verbaal van bevindingen heeft de politie het volgende gerelateerd. [16]
“Vervolgens kreeg verbalisant [verbalisant] een telefonisch verzoek van de meldkamer van
politie om in het genoemde voertuig de Hyundai met kenteken [kenteken] te kijken of
daar een plastic vuilniszak zou liggen. Hierop heeft verbalisant [verbalisant] het genoemde voertuig geopend en zag op de achterbank, achter de bestuurderstoel, een vuilniszak liggen. Deze vuilniszak zat om iets heen gedraaid. Nadat ik verbalisant [verbalisant] de vuilniszak had geopend zag ik een soort beeld liggen. Dit was goud van kleur. Toen ik nogmaals goed keek zag ik dat ik dat beeld herkende als zijnde de relikwie monstrans welke met geweld was meegenomen vanuit een museum te Utrecht. Het beeld is ongeveer 75 centimeter hoog en goud van kleur.”
Door verdachte is ter terechtzitting verklaard, dat hij de monstrans op 29 januari 2013 heeft vervoerd naar zijn opa en oma in [woonplaats] en dat hij daarbij met [K] was. [17]
Door de politie is het volgende in een proces-verbaal van bevindingen gerelateerd. [18]
“Ik heb een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden. Bij aanvang van de doorzoeking in de woning gelegen aan de [adres 1] in [woonplaats] sprak ik met getuige en bewoonster [getuige 1]. Ik hoorde dat ze aan mij vertelde dat [verdachte], haar kleinzoon, een tijdje geleden bij haar langs was gekomen. Bij de voordeur had [verdachte] tegen haar gezegd had dat hij wat moois voor haar had en dat hij het even zou gaan halen. Haar man [getuige 2] was toen ook thuis geweest. [verdachte] was daarop weer weggegaan.[getuige 1] (de rechtbank begrijpt telkens:[getuige 1]) wist niet waarheen. [verdachte] was na een half uur teruggekomen met een voorwerp dat verpakt zat in een vuilniszak. [verdachte] was in gezelschap geweest van een voor getuige [getuige 1] onbekende man. [verdachte] en de onbekende man waren met het voorwerp haar huis binnen gegaan en [verdachte] had het voorwerp op de tafel in de achterkeuken neergezet. Vervolgens had [verdachte] de vuilniszak eraf gehaald waarop[getuige 1] zich kapot geschrokken was door wat ze zag. [getuige 2] was er ook bij geweest. Ik, verbalisant, liet[getuige 1] daarop een foto zien van een afbeelding van de gestolen monstrans op de tafel van haar achterkeuken. Ik vertelde getuige [getuige 1] dat dit voorwerp een monstrans genoemd werd en dat het uit een museum in Utrecht gestolen was. Ik hoorde dat[getuige 1] aan mij vertelde dat dit het voorwerp was dat [verdachte] haar woning had binnen gebracht. [verdachte] had[getuige 1] verteld dat hij het gepikt had maar dat hij niet degene was geweest die naar binnen geweest was.[getuige 1] had [verdachte] gelijk verteld dat ze er niets mee te maken wilde hebben en dat ze geen gestolen dingen in haar huis wilde hebben. [verdachte] had enkele foto’s van het voorwerp gemaakt met hun fotocamera. Ondertussen had haar man [getuige 2] een tijdje met [verdachte] in de woonkamer gesproken. De onbekende blonde man was daar bij geweest. [getuige 2] zou aan [verdachte] verteld hebben dat hij dat ding niet in Nederland verkocht zou krijgen. Daarna was [verdachte] en de onbekende man weer met het voorwerp vertrokken, in totaal was [verdachte] ongeveer een halfuur met het voorwerp in haar woning geweest en daarna met onbekende bestemming vertrokken. Ik vroeg[getuige 1] wanneer het precies geweest was dat [verdachte] langs geweest was. Ik hoorde dat[getuige 1] vertelde dat dit een doordeweekse dag was geweest omstreeks 17.00 uur. Dat was de tijd waarop ze meestal aten. Ongeveer 14 dagen na het bezoek van [verdachte] was hij aangehouden met dat ding in zijn bezit.[getuige 1] vertelde dat ze geen idee had waar dat ding in de tussentijd geweest was.”
Door [getuige 2]is als volgt verklaard. [19]
“Vraag (V): Wanneer heeft u [verdachte] voor het laatst gezien voordat hij werd aangehouden?
Antwoord (A): Dan zal ik hem misschien wel gezien hebben op die 29 en 30ste januari waar u het over had. Hij kwam toen met een cadeau voor zijn dochter die bewaard moest worden. Hij zette bij ons een ding neer.
V: Wat voor ding?
A: Dat bleek achteraf toen ze dat ding uitpakte.
V: Omschrijf dat ding eens.
A: Een goudkleurig ding met diamantjes erin. Ongeveer een halve meter hoog. Ik vroeg hem wat hij ermee wilde doen. Het was zo rond 22.00 uur a 22:30 uur in de avond dat hij met dat ding bij ons was. [verdachte] is een half uur binnen geweest en liet dat ding achter.
V: Met wie was hij toen?
A: Hij was met een buitenlandse jongen. ik ken zijn naam niet en ik heb hem nog nooit eerder gezien. De jongen was van Marokkaanse of Turkse afkomst en had dezelfde lengte als [verdachte] ongeveer.
A: [verdachte] zei dat ze dat ding met vijf man hadden gestolen. Hij zei dat er twee man binnen waren gegaan maar dat ze het met zijn vijven hadden gestolen. Met zijn vijven gedaan zei [verdachte].”
Door de politie is in een proces-verbaal van bevindingen het volgende gerelateerd. [20]
“Naar aanleiding van de aanhouding van [K], rechtbank][K] op 11 juni 2013 hoorden wij die dag de verdachte [[K], rechtbank] in het arrestantencomplex te Houten en brachten wij de verdachte na het afleggen van zijn verklaring naar de toegangsdeur van de arrestantenvleugel van het betreffende arrestantencomplex. Wij hoorden hem zeggen dat hij wist wie er allemaal bij betrokken waren. Ik vroeg hem wie dat dan waren en wat zij dan hadden gedaan. Wij hoorden de verdachte[K] zeggen dat [verdachte], [W], [O] en [M]het hadden gedaan. Ik vroeg vervolgens aan[K] wie wat had gedaan. Wij hoorden[K] daarop zeggen dat [W] en [M]het museum binnen waren geweest en dat [O] en [verdachte] buiten hebben staan wachten. Verder vertelde[K] dat hij samen met [verdachte] in [woonplaats] was geweest om dat ding bij zijn opa en oma op te halen en dat hij toen dat ding op de achterbank had gelegd en dat daarbij mogelijk zijn vingerafdruk op dat ding is gekomen.”
In een proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek is het volgende opgenomen. [21]
“Het betreft een onderzoek in de zaak:
Adres: Lange Nieuwstraat 38 Utrecht
Sporen aangetroffen op: vuilniszak
Uit het Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek van de KLPD, dienst IFOL, blijkt dat
het spoor geidentificeerd is op:
Achternaam:[K]
Voornaam:[K]”
4.3.2
Bewijsoverweging
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden en bezien in onderling verband en samenhang, volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal in vereniging.
De rechtbank overweegt dat op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte korte tijd na de diefstal in het bezit van de monstrans is geweest. De monstrans is tussen 14.15 en 14.30 uur gestolen en verdachte is op dezelfde dag in de late middag (rond 17.00 uur volgens zijn oma) dan wel in de avond (rond 22.00 uur volgens zijn opa) bij zijn opa en oma geweest met de monstrans. Daarbij vertelde hij volgens de verklaring van zowel zijn opa als oma, met wie verdachte volgens zijn eigen verklaring ter terechtzitting een goede band heeft, dat hij ‘dat ding’ samen met anderen had gestolen. De door de politie opgetekende woorden van[K], wiens vingerafdruk is aangetroffen op de vuilniszak waarin de monstrans is vervoerd, ondersteunen de verklaringen van de opa en oma van verdachte. Daarbij komt dat verdachte rond het vervoer van de monstrans op 13 februari 2013 een leidende rol lijkt te hebben gelet op de afgeluisterde telefoongesprekken. Het is verdachte die [medeverdachte] (kennelijk) informeert over de mogelijke opbrengst van (onderdelen van) de monstrans en wat het kost om “het” ergens heen te brengen. Het is ook verdachte die regelt dat [X] tegen betaling zijn auto beschikbaar stelt voor het vervoer van de monstrans. De telefoongesprekken van 7 en 12 februari 2013 hebben, in het licht van de overige omstandigheden, onmiskenbaar betrekking op de gestolen monstrans. Daarbij is van belang dat verdachte, gevraagd naar deze telefoongesprekken, niet heeft willen verklaren waarover in de gesprekken wordt gesproken.
Voor de alternatieve lezing van verdachte dat hij op de dag van de diefstal van de monstrans in een wiethok aan het werk was, zijn geen aanknopingspunten in het dossier noch uit de behandeling ter terechtzitting voorhanden.
De omstandigheid dat op grond van de bewijsmiddelen niet is komen vast te staan of verdachte één van de twee daders is die op de camerabeelden in het museum zijn te zien dan wel welke rol verdachte precies heeft vervuld bij de diefstal, doet niet af aan de bewezenverklaring. De hiervoor genoemde feiten en omstandigheden vormen wettig en overtuigend bewijs van verdachtes betrokkenheid in de zin van medeplegen van de diefstal met braak.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(primair)
op 29 januari 2013 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit het Museum Catharijneconvent heeft weggenomen een Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje'), toebehorende aan het Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak van een glazen deur en een vitrinekast.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het onder primair bewezen verklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door de officier van justitie bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaar met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het primair ten laste gelegde bepleit. Overigens heeft de verdediging aangevoerd dat de strafmaat disproportioneel is.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 9 april 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld, alsmede het reclasseringsadvies van 26 april 2013, opgemaakt door A. Goossens.
Op klaarlichte dag heeft een diefstal van een waardevol liturgisch kunstvoorwerp, een zogenaamde monstrans, uit het museum Catharijneconvent in Utrecht, plaatsgevonden. De monstrans heeft een verzekerde waarde van € 250.000,-. Bij het wegnemen van de monstrans is door de daders geen geweld gebruikt tegen personen, maar de diefstal en de wijze waarop die heeft plaatsgevonden heeft wel grote indruk gemaakt op de in het museum aanwezige bezoekers en medewerkers.
De rechtbank is van oordeel dat het bewezen verklaarde een langdurige en onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, met name gelet op het voorwerp van de heling. De ernst van het bewezen verklaarde feit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van twintig maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk.
Daarmee wijkt de rechtbank aanmerkelijk af van de eis van de officier van justitie. De vergelijking die de officier van justitie maakt met de strafoplegging in grote, geruchtmakende kunstroofzaken, zoals de Van Gogh-zaak, gaat naar het oordeel van de rechtbank maar ten dele op. De straffen waarop de officier van justitie haar eis baseert, zijn opgelegd in zaken waarin op professionele en zorgvuldig geplande wijze meerdere zeer kostbare kunstwerken van internationale betekenis zijn geroofd en waarbij die kunstwerken vaak ook definitief voor het publiek verloren zijn gegaan.
In deze zaak is sprake van een bijzonder brutale diefstal, op klaarlichte dag in aanwezigheid van personeel en bezoekers van het museum en is er een kostbaar kunstvoorwerp ontvreemd en uiteindelijk in gehavende staat teruggevonden. De daders hebben slechts oog gehad voor eigen geldelijk gewin. Zij hebben kennelijk niet stilgestaan bij het verlies van de monstrans als onderdeel van het Nederlands cultureel erfgoed. Vooral regionaal is veel aandacht aan de zaak besteed. Aan de andere kant doet de diefstal, hoewel gewelddadig, ook amateuristisch en ondoordacht aan. Dit blijkt niet alleen uit het feit dat de monstrans niet in de sporttas paste, maar ook uit de omstandigheid dat de daders kennelijk geen duidelijk plan hadden waar de monstrans na de diefstal heen zou gaan en op welke manier hij (al dan niet in onderdelen) verder zou worden verhandeld. Mede daardoor heeft de politie de monstrans kunnen achterhalen en is deze ook niet voorgoed verloren gegaan voor het publiek. De rechtbank acht deze zaak al met al dan ook van andere orde dan de zaken die de officier van justitie heeft aangehaald en waarop zij haar strafeis heeft gebaseerd.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd zoals neergelegd in de zogenaamde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor diefstal van waardevolle kunstvoorwerpen zijn geen landelijke oriëntatiepunten opgesteld. De rechtbank heeft de oriëntatiepunten voor diverse vermogensdelicten in ogenschouw genomen. Voor een ramkraak (in georganiseerd verband en met aanzienlijke schade), een vermogensdelict waarin geweld met name is gericht tegen goederen zoals in deze zaak, geldt als oriëntatiepunt negen maanden gevangenisstraf. Voor een overval op een winkel, waarbij geweld met name zal zijn gericht tegen mensen, geldt als oriëntatiepunt twee jaar gevangenisstraf. In deze zaak is geen sprake van geweld gericht tegen mensen. In het licht van de hiervoor genoemde oriëntatiepunten acht de rechtbank de eis van de officier van justitie erg hoog, ook als in aanmerking wordt genomen dat sprake is van een bijzonder kunstobject.
Gelet op de omstandigheid dat het strafblad van verdachte van geheel andere orde is dan de onderhavige diefstal, acht de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel passend. Met het voorwaardelijke deel van deze straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij ‘Stichting Museum Catharijneconvent’ heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering. De vordering strekt tot vergoeding van geleden materiële schade ten gevolge van het ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 3.327,62.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de gevraagde bedragen zien op diefstal van de monstrans en daarvoor vrijspraak is bepleit.
De rechtbank is bij het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder primair bewezen verklaarde feit.
De materiële schade wordt begroot op € 3.327,62. De vordering zal worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 29 januari 2013.
De verdachte is op de voet van de artikelen 6:6 e.v. van het Burgerlijk Wetboek niet tot vergoeding gehouden indien en voor zover het toegewezen bedrag reeds door een mededader is voldaan.
Na te noemen schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd omdat verdachte naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank:
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- het bewezen verklaarde levert het onder rubriek 6 genoemde strafbare feit op;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
20 maanden, waarvan
3 maandenvoorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden;
- wijst de vordering van Stichting Museum Catharijneconvent toe tot € 3.327,62, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Stichting Museum Catharijneconvent voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald;
- veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Stichting Museum Catharijneconvent, aan de Staat € 3.327,62 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 29 januari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 43 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op;
- bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzitter, mrs. H.A. Brouwer en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 september 2013.
Mr. Messer is buiten staat mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 29 januari 2013 te Utrecht, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit het Museum
Catharijneconvent heeft weggenomen een Monstrans (waardevol historisch
kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of met een verzekerde waarde van
250.000 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het
Museum Catharijneconvent en/of Parochie van de Heilige Drie-Eenheid, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en / of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft / hebben verschaft en / of de / het weg te nemen goed(eren)
onder zijn / hun bereik heeft / hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking van een glazen deur en/of een vitrinekast;
Subsidiair
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2013
tot en met 13 februari 2013 te Utrecht, in elk geval in Nederland, een
Monstrans (waardevol historisch kunstwerk van de huiskerk 'Het Boompje' en/of
met een verzekerde waarde van 250.000 euro heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het
voorhanden krijgen van voornoemde Monstrans wist, althans redelijkerwijs had
moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen
goed(eren) betrof.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal van aangifte, opgenomen op pagina 295-297 van het proces-verbaal dossiernummer PL091A 2013022772, van politie regio Utrecht, in de wettelijke vorm opgemaakt en doorgenummerd van 1 tot en met 1014.
2.Het proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 391-400,
3.Het proces-verbaal van relaas zaaksdossier kunstroof, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 12-24, i.h.b. pagina 14.
4.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 september 2013.
5.Een tapgesprek met nummer 287552489, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 736-737.
6.Vide noot 2, i.h.b. pagina 15, eerste alinea.
7.Vide noot 2. i.h.b. pagina 15, tweede alinea.
8.Een rapport telecomanalyse, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 531-536, i.h.b. pagina 533.
9.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 september 2013.
10.Een tapgesprek met nummer 287569773, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 739.
11.Zie Aanvraag bevel onderzoek telecommunicatie Bob16, pp. 6 en 7.
12.Een tapgesprek met nummer 287572299, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 740.
13.Een tapgesprek met nummer 287600275, opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 747-748.
14.Het proces-verbaal van observatie, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 520-524.
15.De processen-verbaal van aanhouding, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 38, 78 en 174.
16.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 422.
17.De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 5 september 2013.
18.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 366-367.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 244-248.
20.Het proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 275-276.
21.Het proces-verbaal van uitslag sporenonderzoek, in de wettelijke vorm opgemaakt en opgenomen in het onder voetnoot 1 genoemd proces-verbaal, pagina 692.