In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van oplichting en verduistering. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de oplichting, omdat het zich voordoen als een betrouwbare ondernemer niet kan worden aangemerkt als een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar niet zijn afspraken nakwam, maar dat dit niet gelijkstaat aan oplichting. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin werd gesteld dat wanprestatie in de civiele sfeer niet hetzelfde is als strafrechtelijke oplichting.
De rechtbank heeft echter wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering. De verdachte had een geldbedrag van ongeveer € 9.000,-, een windmolen en een zonnecollector van de benadeelde partij ontvangen, maar deze niet terugbetaald. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich als heer en meester over deze goederen had gedragen, zonder dat hij door de verkrijging eigenaar was geworden. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 49 dagen en een schadevergoeding van € 15.000,- aan de benadeelde partij op, ter compensatie van de geleden schade.
De rechtbank heeft ook de vorderingen van andere benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet in verband stonden met de bewezenverklaring. De uitspraak benadrukt het verschil tussen civielrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid, waarbij wanprestatie niet automatisch leidt tot strafrechtelijke vervolging voor oplichting.