In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2013. De officier van justitie vorderde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen werd verklaard, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel op 27 maart 2013 in Amersfoort. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die letsel had opgelopen, en de verdachte beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster steun vond in het dossier en dat het door de verdachte geschetste scenario niet aannemelijk was. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde het feit strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een werkstraf van 60 uren. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, met omzetting van gevangenisstraf in werkstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van huiselijk geweld en de eerdere veroordelingen van de verdachte in haar beslissing.