ECLI:NL:RBMNE:2013:3323

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juni 2013
Publicatiedatum
13 augustus 2013
Zaaknummer
16-661311-13; 16-601018-10 (tul); 16-657596-12 (tul); 16-192526-12 (tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling van levensgezel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mishandeling van zijn levensgezel. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2013. De officier van justitie vorderde dat het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen werd verklaard, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De verdachte werd beschuldigd van het mishandelen van zijn levensgezel op 27 maart 2013 in Amersfoort. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, die letsel had opgelopen, en de verdachte beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de aangeefster steun vond in het dossier en dat het door de verdachte geschetste scenario niet aannemelijk was. De rechtbank achtte het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en verklaarde het feit strafbaar. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een werkstraf van 60 uren. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen, met omzetting van gevangenisstraf in werkstraf. De rechtbank benadrukte de ernst van huiselijk geweld en de eerdere veroordelingen van de verdachte in haar beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/661311-13; 16/601018-10 (tul); 16/657596-12 (tul); 16/192526-12 (tul) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de advocaat, mr. E.D. van Elst, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 27 maart 2013 te Amersfoort zijn levensgezel,[slachtoffer], heeft mishandeld.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat zowel verdachte als aangeefster letsel hebben opgelopen. De verdediging heeft een alternatieve lezing gegeven en daarbij opgemerkt dat dit alternatieve scenario, te weten dat aangeefster verdachte heeft aangevallen, niet valt uit te sluiten op basis van het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Het bewijs
De rechtbank acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van het navolgende.
[slachtoffer] (hierna te noemen:[slachtoffer]) heeft aangifte gedaan van mishandeling op 27 maart 2013 te Amersfoort.[slachtoffer] heeft verklaard dat zij een relatie had met[verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) en dat zij op 27 maart 2013 met hem in bed lag.[slachtoffer] heeft verklaard dat[verdachte] seks met haar wilde en dat zij zei dat ze dat niet wilde.[slachtoffer] heeft voorts verklaard dat[verdachte] haar een klap in haar gezicht gaf. Zij voelde direct een heftige pijn bij haar linkeroor. Ze zag dat[verdachte] met beide handen slaande bewegingen maakte in de richting van haar gezicht. Ze voelde dat[verdachte] haar meerdere malen in haar gezicht raakte.[slachtoffer] werd ook geraakt op haar linker bovenlichaam, haar linker oog en haar rechter wang. [2]
Op foto’s van[slachtoffer] is te zien dat zij als gevolg van de mishandeling letsel heeft in haar gezicht, aan haar handen en aan haar oor. [3]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij[slachtoffer] was en dat zij zei dat ze niet wilde knuffelen. [4]
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht het door de verdachte geschetste scenario dat[slachtoffer] hem heeft aangevallen, niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt daartoe dat de verklaring van aangeefster steun vindt in de verklaring van verdachte die verklaart dat zij niet wilde knuffelen. Daarnaast zijn er foto’s met het letsel van aangeefster, welk letsel past bij de handelingen die zij beschrijft in haar aangifte. Dat[slachtoffer] de wondjes reeds had, zoals door verdachte en de verdediging is betoogd, is gelet op het bovenstaande evenmin aannemelijk geworden. De rechtbank acht de aangifte dan ook betrouwbaar en acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 27 maart 2013 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, te weten[slachtoffer], meermalen met kracht in het gezicht en tegen het bovenlichaam heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Beroep op noodweer
Door de verdediging is subsidiair een beroep gedaan op noodweer, omdat verdachte zich op het standpunt stelt dat[slachtoffer] hem aanviel en dat hij zich daartegen moest verdedigen. Dit blijkt volgens de verdediging uit het letsel dat verdachte heeft opgelopen.
De rechtbank overweegt dat uit het dossier niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen. De rechtbank stelt vast dat uit de bewijsmiddelen naar voren komt dat verdachte juist[slachtoffer] heeft aangevallen en niet andersom. De rechtbank is dan ook van oordeel dat aan verdachte geen beroep op noodweer toekomt en verwerpt dit verweer.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is daarom niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 50 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals de reclassering heeft verwoord in het rapport van 5 juni 2013.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een werkstraf voor de duur van 80 uren te vervangen door 40 dagen hechtenis op te leggen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging gevraagd mee te wegen dat er geweld over en weer is geweest tussen aangeefster en verdachte. Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte net zijn leven weer op de rit heeft gekregen en verzocht om verdachte in ieder geval niet terug te sturen naar de gevangenis. Ten aanzien van de gevorderde bijzondere voorwaarden heeft de verdediging verzocht geen contact- en locatieverbod op te leggen, omdat dit tot problemen kan leiden in de toekomst.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn vriendin. De rechtbank beschouwt huiselijk geweld als een zeer ernstig delict en neemt dit verdachte dan ook erg kwalijk.
De rechtbank heeft rekening gehouden met het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft gelet op het reclasseringsadvies van GGZ Victas, d.d. 5 juni 2013. In dit rapport wordt geadviseerd om een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke straf met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden, bestaande uit een meldplicht, (ambulante) behandelverplichting en urinecontroles zolang de reclassering dit nodig acht, die mogelijk maken dat verdachte begeleiding krijgt en behandeld wordt.
De rechtbank zal daarnaast een contact- en een locatieverbod met betrekking tot mevrouw[slachtoffer] opleggen om recidive te voorkomen.
De rechtbank ziet in de ernst van het feit en de persoon van de verdachte aanleiding om een hogere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met een proeftijd van 2 jaren en de hierna te noemen bijzondere voorwaarden en een werkstraf voor de duur van 60 uren te vervangen door 30 dagen hechtenis passend en geboden is.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/192526-12 en 16/657596-12 geheel toe te wijzen. De officier van justitie heeft ten aanzien van de vordering met parketnummer 16/192526-12 gevorderd de gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf van 14 uren.
De officier van justitie heeft opgemerkt dat de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 16/601018-10 niet-ontvankelijk is, omdat de proeftijd reeds verstreken was op het moment dat verdachte een nieuw strafbaar feit pleegde.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Parketnummer 16/601018-10
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/601018-10 niet-ontvankelijk verklaren, nu de proeftijd bij de voorwaardelijk opgelegde straf in deze zaak reeds was verstreken op de datum dat verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
Parketnummer 16/657596-12
Bij de stukken bevindt zich de op 12 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/192526-12 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 24 augustus 2012 van de politierechter in de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot onder meer een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 1 oktober 2012 aan verdachte is verzonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf van 40 uren te gelasten.
Parketnummer 16/192526-12
Bij de stukken bevindt zich de op 12 april 2013 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/192526-12 betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 28 november 2012 van de politierechter in de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot één week voorwaardelijke gevangenisstraf.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, op 18 december 2012 aan verdachte is verzonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf van één week te gelasten.
De rechtbank zal echter gelasten dat deze week gevangenisstraf wordt omgezet in 14 uren werkstraf, omdat zij van oordeel is dat een week gevangenisstraf de behandeling van verdachte zal doorkruisen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 22c, 22d, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
60 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat
een gedeelte, groot 45 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde moet zich binnen vier dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis melden bij Victas Reclassering, adres Heiligenbergerweg 34 te Amersfoort;
de veroordeelde moet zich laten behandelen voor zijn agressie en alcoholproblematiek bij de (forensische) verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
de veroordeelde werkt mee aan urinecontroles, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde mag op geen enkele wijze contact hebben met[slachtoffer] (niet direct, niet indirect, ook niet als die persoon zelf dat contact zoekt);
de veroordeelde mag zich niet begeven in de wijk Randenbroek te Amersfoort.
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 60 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Vorderingen tenuitvoerlegging
Parketnummer 16/192526-12
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 28 november 2012 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van één week.
Gelast dat deze straf, te weten één week gevangenisstraf, wordt omgezet in een werkstraf voor de duur van 14 uren subsidiair 7 dagen hechtenis.
Parketnummer 16/657596-12
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 24 augustus 2012 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis.
Parketnummer 16/601018-10
Verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Bender, voorzitter, mr. E.M. de Stigter en mr. C.S.K. Fung Fen Chung, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Willemsen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2013.
Mr. Fung Fen Chung is buiten staat dit vonnis mee te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 maart 2013 te Amersfoort opzettelijk mishandelend zijn
levensgezel, althans een persoon, te weten[slachtoffer], (meermalen)(met
gebalde vuist) met kracht in het gezicht en/of tegen het bovenlichaam van die
[slachtoffer] heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[slachtoffer], opgenomen op pagina 18 tot en met 20 van proces-verbaal nr. PL0940 2013068320.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door[slachtoffer], pagina 20 en de foto’s, opgenomen als bijlage bij het proces-verbaal van aangifte, pagina 22, 23 en 24 van proces-verbaal nr. PL0940 2013068320.
4.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 28 van proces-verbaal nr. PL0940 2013068230.