ECLI:NL:RBMNE:2013:3031

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 februari 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
16-600412-11
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van grote geldbedragen door verdachte samen met anderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 28 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldwitwassen van grote geldbedragen. De verdachte, geboren op 17 december 1937, heeft in de periode van juni 2009 tot december 2009, samen met medeverdachten, grote geldbedragen verworven en overgedragen, terwijl zij redelijkerwijs moest vermoeden dat deze bedragen afkomstig waren uit misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op twee momenten geldbedragen van respectievelijk € 110.090,- en € 110.000,- heeft overgemaakt naar een buitenlandse rekening in Liechtenstein, waarbij gebruik is gemaakt van haar bankrekening. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en de medeverdachten beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte een actieve rol heeft gespeeld in het witwassen van de gelden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van schuldwitwassen en heeft haar een gevangenisstraf van één maand opgelegd, die voorwaardelijk is, en daarnaast een taakstraf van 80 uur. Tevens is de verdachte aansprakelijk gesteld voor de schade van de benadeelde partij, die een bedrag van € 220.090,- heeft gevorderd, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de rol van de verdachte in het geheel en het feit dat zij geen eerder strafblad heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
parketnummer: 16-600412-11 [P]
vonnis van de meervoudige strafkamer van 28 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op 17 december 1937 te[geboorteplaats],
wonende te [postcode][woonplaats ], [adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.L.E. Marchal, advocaat te Maastricht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van juni 2009 tot december 2009 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen, dan wel aan heling van grote geldbedragen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde schuldwitwassen heeft begaan baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde kan komen, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Daartoe voert de raadsman in het bijzonder aan dat er geen sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking en voorts dat er geen sprake was van wetenschap bij verdachte van de criminele herkomst van het geld, en evenmin dat er sprake was van schuld.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijs [1]
Aangeefster[benadeelde] ontdekte medio juli 2009, na terugkomst van vakantie, dat extreme geldbedragen van haar bankrekening waren afgeschreven. [2] Daarvoor bleken de overschrijvingskaarten van aangeefster te zijn gebruikt. Op de overschrijvingskaarten was[naam] te [woonplaats ] als begunstigde ingevuld. [3] Aangeefster bankiert zelf bij de ING-bank via internet met tancodes. Tijdens haar vakantie heeft zij geen sms-bericht met tancodes ontvangen. Zij heeft in 2007 voor het laatst haar overschrijvingskaarten gebruikt. [4] Aangeefster heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrift.
Overboekingen van bankrekening aangeefster naar bankrekening[verdachte].
Er was twee maal een overboeking gedaan van de bankrekening van[benadeelde] naar het rekeningnummer 940832518 op naam van verdachte [verdachte]:
  • op 9 juli 2009 een bedrag van € 110.090,-;
  • op 15 juli 2009 een bedrag van € 110.000,-.
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart in de zomer van 2009 door een zakenrelatie benaderd te zijn met de vraag of [medeverdachte 1] kon bemiddelen om geld naar een buitenlandse bankrekening te transporteren. Een vrouw had een overschrijvingskaart ondertekend, dat geld moest via een andere Nederlandse bankrekening naar het buitenland worden gestort om vervolgens contant te worden overhandigd aan de zakenrelatie van [medeverdachte 1]. De vrouw was op vakantie en de zakenrelatie van [medeverdachte 1] was in het bezit gekomen van de overschrijvingskaart. [medeverdachte 1] verklaart dat hij het in eerste instantie wel vreemd vond.
[medeverdachte 1] sprak medeverdachte [medeverdachte 2] hierover. [medeverdachte 2] zag mogelijkheden: het geld kon via de bankrekening van zijn moeder naar zijn bankrekening in Liechtenstein worden overgemaakt. [6]
[medeverdachte 2] verklaart dat [medeverdachte 1] hem in de zomer van 2009 benaderde met de vraag of hij twee keer een bedrag van € 110.000,- voor [medeverdachte 1] wilde innen bij zijn bank in Liechtenstein. Het geld moest eerst bij een bank in Nederland terechtkomen om vervolgens te worden doorgestort naar de bankrekening in Liechtenstein. [medeverdachte 1] zei dat het geld afkomstig was van een gescheiden vrouw en dat het geld via een buitenlandse bankrekening weer bij die vrouw terecht moest komen. Met acceptgirokaarten kon niet direct naar een bankrekening in Liechtenstein worden overgemaakt. Daarom ging het geld eerst naar de bankrekening van de moeder van [medeverdachte 2].
[medeverdachte 1] hoorde van [medeverdachte 2] naar welke bank en rekeningnummer het geld in Liechtenstein moest. [7]
Eerste overschrijving van [verdachte] naar [medeverdachte 2] op 10 juli 2009 te Beek.
[verdachte] verklaart dat haar zoon [medeverdachte 2] haar in 2009 vroeg of hij geld van iemand mocht laten storten op haar bankrekening. Het geld kwam op de rekening van [verdachte] binnen en zij moest met haar bankpasje het geld ophalen. De toenmalige vriendin van [medeverdachte 2],[A], zou het geld komen ophalen. [8] [verdachte] heeft [medeverdachte 2] nog gevraagd of zij hier niet door in de problemen kon komen.
Een paar dagen later werd zij gebeld door[A] en zij spraken af om naar de bank in Beek te gaan. [verdachte] is de eerste keer met[A] en [medeverdachte 1] naar de bank in Beek geweest. [9]
Getuige[A] verklaart dat zij door [medeverdachte 2] is gevraagd om met [verdachte] naar de bank te gaan. [verdachte] zei bij de balie dat zij geld wilde overmaken. [medeverdachte 1] heeft het geld samen met [verdachte] overgemaakt. [10]
[medeverdachte 1] verklaart ook dat hij op verzoek van [medeverdachte 2] met [verdachte] en[A] naar de bank is gegaan. [medeverdachte 1] kreeg van [medeverdachte 2] een papier waarop stond waar het geld naar toe moest. [medeverdachte 1] heeft vervolgens contact gehad met [verdachte] om af te spreken wanneer zij naar de bank zouden gaan. [medeverdachte 1] heeft de bankgegevens aan de bankmedewerkster doorgegeven. [11]
Getuige[getuige 2], bankmedewerkster bij de SNSbank te Beek, verklaart dat op 10 juli 2009 een oudere dame met een jonge vrouw en een man de bank inkwam. De oudere vrouw wilde van haar rekening een geldbedrag overboeken naar een buitenlandse rekening. De getuige kreeg toen een discussie met hen over de wijziging in de wijze van overboeken. De oudere vrouw was erg gehaast en ongerust en de jongere vrouw was ongedurig. De oudere vrouw zei dat geld moest worden overgemaakt naar een bankrekening in Liechtenstein, op naam van haar zoon in Dubai.[getuige 2] maakte de formulieren in orde. De oudere vrouw ondertekende de formulieren. [12]
Uit de betalingsopdracht van 10 juli 2009 volgt dat een bedrag van € 110.000,- van [verdachte] naar Eduard [medeverdachte 2] in Liechtenstein moest worden overgemaakt. De betalingsopdracht is door [verdachte] ondertekend. [13]
Toen[A] in de bank was vertrouwde zij het niet helemaal. Zij vond het er maar vreemd aan toe gaan. Zij wilde er niets mee te maken hebben en is toen na het pinnen weggegaan. [14]
Ook [medeverdachte 1] verklaart dat hij na de eerste overboeking het geheel al vreemd vond; hij dacht dat het niet kon kloppen. [15]
Eerste overdracht van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 1]
[medeverdachte 2] verklaart dat hij van [medeverdachte 1] hoorde dat het bedrag onderweg was. Vervolgens hoorde hij van zijn bank in Liechtenstein dat er een geldbedrag was gestort. [medeverdachte 2] verklaart dat hij het geld van zijn bankrekening in Liechtenstein contant heeft opgenomen en in Keulen aan [medeverdachte 1] heeft gegeven. [16]
[medeverdachte 2] nam na de storting in Liechtenstein contact met [medeverdachte 1] op en vroeg hem hem op te halen in Keulen. [medeverdachte 2] gaf [medeverdachte 1] een pakketje geld. [medeverdachte 2] haalde daar commissie van af. [medeverdachte 2] zou later de commissie met [medeverdachte 1] delen.
In Den Bosch heeft [medeverdachte 1] het geld aan zijn zakenrelatie gegeven. [17]
Tweede overschrijving van [verdachte] naar [medeverdachte 2] op 21 juli 2009 te Maastricht.
[medeverdachte 1] verklaart dat zijn zakenrelatie hem zei dat er een tweede overschrijving zou gaan naar de bankrekening van de moeder van [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] wilde hier ook aan meewerken. [medeverdachte 1] werd later weer door [medeverdachte 2] gebeld om met [verdachte] naar de bank te gaan. [18]
[verdachte] verklaart dat [medeverdachte 1] anderhalve week na de eerste overboeking belde om te zeggen dat zij nog een keer geld over moest boeken. Omdat de bank in Beek hen niet kon helpen, zijn [verdachte] en [medeverdachte 1] naar de bank in Maastricht gegaan. [verdachte] moest zich daar legitimeren, maar had geen paspoort bij zich. Zij heeft thuis alsnog haar paspoort opgehaald en daarna het formulier ondertekend. [19]
Getuige[getuige 1], verkoopadviseur bij de SNS bank, kreeg op 21 juli 2009 een oudere vrouw en een man aan de balie van de SNS bank te Maastricht. De vrouw en de man waren boos omdat zij een groot bedrag over wilden boeken naar een buitenlandse rekening maar dat niet lukte. Ze waren al in een ander filiaal geweest en daar kon het niet omdat het via internet moest. Omdat het om een groot bedrag van € 109.000,- ging, zei[getuige 1] dat zij legitimatie wilde zien. [verdachte] is thuis haar paspoort gaan halen. Na terugkomst heeft[getuige 1] de papieren verder in orde gemaakt. [20]
Uit de betalingsopdracht van 21 juli 2009 volgt dat een bedrag van € 109.000,- van [verdachte] naar Eduard [medeverdachte 2] in Liechtenstein moest worden overgemaakt. De betalingsopdracht is door [verdachte] ondertekend. [21]
Tweede overdracht van [medeverdachte 2] naar [medeverdachte 1].
De tweede storting betrof een bedrag van € 110.000,-. Dit bedrag heeft [medeverdachte 2] contant opgehaald in Liechtenstein en in Luxemburg aan [medeverdachte 1] gegeven. [22] [medeverdachte 1] is weer naar Den Bosch gereden om het geld aan zijn zakenrelatie te geven. [23]
Bewijsoverweging
De rechtbank is van oordeel dat het door de verdediging gevoerde verweer ten aanzien van het ten laste gelegde medeplegen wordt weersproken door de bewijsmiddelen. [verdachte] heeft tot twee maal toe samen met medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] uitvoeringshandelingen ten behoeve van het witwassen verricht. Zij heeft op verzoek van [medeverdachte 2] de geldbedragen op haar rekening laten overschrijven en is tweemaal op verzoek van [medeverdachte 2] met [medeverdachte 1] naar de bank gegaan om de geldbedragen vervolgens op de rekening van haar zoon over te laten schrijven.
[verdachte] verklaart dat zij niet op de hoogte was van de op haar rekening gestorte bedragen. Zij zou haar bankafschriften nauwelijks bekijken en de formulieren alleen hebben ondertekend. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte], mede bezien in het licht van de verklaringen van de bankmedewerkers en het door haar zelf ondertekenen van de formulieren, niet geloofwaardig.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte onder de omstandigheden zoals deze uit de bewijsmiddelen blijken, redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was. Voor dat vermoeden had reeds aanleiding moeten zijn, dat het ging om grote geldbedragen die zijn overgemaakt naar een bank in Liechtenstein en vervolgens contant naar Nederland zijn gebracht. Daarbij is bovendien gebruik gemaakt van de bankrekening van [verdachte], zonder dat daarvoor een valide reden te bedenken is. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt, hadden[A] en [medeverdachte 1] het vermoeden dat het niet goed zat met het geld. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook sprake van schuldwitwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 29 juni 2009 tot en met 29 december 2009, te Beek en Maastricht, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen grote geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen en van voornoemde geldbedragen, de herkomst heeft verhuld, althans heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemde geldbedragen was, terwijl zij telkens redelijkerwijs moest vermoeden, dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd..
5.2
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en zich niet over de strafmaat uitgelaten.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich door haar handelen schuldig gemaakt aan het witwassen van grote geldbedragen. Zij heeft door haar handelen er aan bijgedragen dat de opbrengsten van haar misdrijven aan het zicht werden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst werd verschaft. Het witwassen van criminele gelden heeft een ontwrichtende werking op het financieel-economisch verkeer. Deze werking wordt versterkt indien dit geld via witwassen als vermeend legaal geld aangewend kan worden in investeringen in de reguliere economie. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 11 februari 2013, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting niet gebleken of aannemelijk geworden dat het bewezenverklaarde niet geheel aan verdachte toegerekend zou dienen te worden.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank voorts rekening met de strafoplegging in de zaken van de medeverdachten en de rol die ieder van hen in het geheel van de feiten heeft gespeeld. De rechtbank weegt ten voordele van verdachte mee dat zij door toedoen van haar zoon bij het tenlastegelegde betrokken is geraakt, dat zij een kleinere rol dan de medeverdachten heeft vervuld en -voorzover uit de stukken blijkt- zelf geen voordeel van het witwassen heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op hiervoor genoemde omstandigheden en hetgeen in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. De rechtbank acht een gevangenisstraf van 1 maand passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding deze geheel voorwaardelijk op te leggen. Hiermee wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Voorts is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een taakstraf van 80 uur opgelegd moet worden

7.De benadeelde partij

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de vordering van de benadeelde partij ter hoogte van € 220.090,- hoofdelijk zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht van belang dat de (weggenomen) geldbedragen rechtstreeks van de rekening van aangeefster zijn overgeschreven op de rekening van [verdachte]. Zonder de bewezen verklaarde gedraging was het geld niet weggeweest. De bewezen verklaarde gedraging staat in nauw verband met de wegnemingshandeling en is zodanig bepalend voor het ontstaan van de schade, dat deze schade moet worden gezien als het rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde gedraging.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot het gevorderde bedrag van € 220.090,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank acht de mededaders eveneens aansprakelijk voor de schade, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57 en artikel 420 quater van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd.

Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand.
Beveelt dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
40dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Benadeelde partijen
Wijst de vordering van de benadeelde partij[benadeelde], wonende te [woonplaats ] toe tot een bedrag van
€ 220.090,-ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[benadeelde] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[benadeelde]
€ 220.090,-aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 9 juli 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van
365 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door P. Bender, voorzitter, mrs. R.P. den Otter en S. Wijna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 28 februari 2013.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Primair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2009 tot
en met 29 december 2009, te Soest en/of 's-Hertogenbosch en/of Beek en/of Maastricht, althans in Nederland, en/of te Lanaken, althans in België, en/of te Liechtenstein, en/of te Keulen, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (een) voorwerp(en), te weten (een) (grote) geldbedrag(en) (in totaal 219.000 euro), heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd(e) voorwerp(en) (geldbedrag(en)), gebruik heeft gemaakt,
en/of
van voornoemd(e) voorwerp(en) (geldbedrag(en)), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd voorwerp(en) (geldbedrag(en)) was of wie voornoemd(e) voorwerp(en) (geldbedrag(en)) voorhanden had,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
althans terwijl hij (telkens) redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420quater lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420quater lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
zij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2009 tot
en met 29 december 2009, te Soest en/of 's-Hertogenbosch en/of Beek en/of Maastricht, althans in Nederland, en/of te Lanaken, althans in België, en/of te Liechtenstein en/of te Keulen, althans in Duitsland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen (een) (grote) geldbedrag(en) (in totaal 219.000 euro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat/die geldbedrag(en) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Indien hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt hierbij telkens verwezen naar de bijlagen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van Politie Utrecht, genummerd PL0930/09-016432A, doorgenummerde pagina’s 1- 310.
2.Proces-verbaal van aangifte van[benadeelde], pagina 25.
3.Afschrift van overschrijvingskaarten, pagina’s 36-37.
4.Proces-verbaal van verhoor van[benadeelde], pagina 39.
5.Afschrift van bankafschriften, pagina’s 29-30.
6.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 123.
7.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pagina 139.
8.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], pagina 85.
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], pagina 89.
10.Proces-verbaal van verhoor van [A], pagina 103.
11.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 114.
12.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 2], pagina 65.
13.Afschrift van opdracht tot buitenlandse betaling SNS bank, pagina 68.
14.Proces-verbaal van verhoor van[A], pagina 103.
15.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 114.
16.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pagina 139.
17.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 124.
18.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 124.
19.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], pagina 89.
20.Proces-verbaal van verhoor van [getuige 1], medewerkster SNS bank, pagina 74
21.Afschrift van opdracht tot buitenlandse betaling SNS bank, pagina 77.
22.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pagina 140.
23.Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 124.