ECLI:NL:RBMNE:2013:3026

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 februari 2013
Publicatiedatum
26 juli 2013
Zaaknummer
16-656414-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot woningoverval met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met mededaders een poging tot woningoverval heeft gepleegd. De overval vond plaats op 23 oktober 2012 in Utrecht, waarbij een 65-jarige vrouw werd mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders, gewapend en gemaskerd, de woning binnendrongen met de intentie om goederen te stelen. De vrouw werd onder bedwang gehouden en mishandeld, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot diefstal met geweld, gepleegd door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft de bewijsvoering gebaseerd op de bekennende verklaring van de verdachte, het proces-verbaal van aangifte en de rapportage van de arts-patholoog die het letsel van het slachtoffer heeft beoordeeld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het geweld dat is toegepast door de verdachte en zijn mededaders, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, gezamenlijk aan hen kan worden toegerekend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek en moet hij zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de overval aanzienlijke schade heeft geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656414-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 14 februari 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te[geboorteplaats]
wonende te [woonplaats],
gedetineerd in PI Flevoland, Huis van Bewaring locatie ‘Almere Binnen’.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 januari 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 23 oktober 2012 te Utrecht samen met anderen heeft geprobeerd een woningoverval te plegen.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het ten laste gelegde bewezen kan worden.
4.4
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
Op 23 oktober 2012 rond 6.30 uur is de 65-jarige aangeefster bij het verlaten van haar woning overvallen door drie gemaskerde personen. Aangeefster is daarbij naar de grond gebracht, onder bedwang gehouden en geslagen, ondermeer met een hard voorwerp. De woning is doorzocht maar er is niets weggenomen, omdat de overvallers werden gestoord door de krantenbezorger die aangeefster om hulp hoorde roepen en toen de politie heeft gebeld. Terwijl hij belde zag hij drie personen uit de woning komen, alle drie met een bivakmuts op. Ze vluchtten weg en stapten later in een witte auto die werd bestuurd door een vierde persoon. Deze auto werd enige minuten later tot stoppen gebracht. De vier inzittenden werden aangehouden. Er werden in de auto onder meer bivakmutsen en wapens aangetroffen. Aangeefster heeft als gevolg van de overval letsel opgelopen.
Aangezien verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en de raadsman niet tot vrijspraak heeft gepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting op 31 januari 2013;
  • het proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer]
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van het geweld
Arts-patholoog F.R.W. Van de Goot verklaart dat het letsel aan de benen van het slachtoffer het gevolg was van herhaaldelijke inwerking van uitwendig botsend mechanisch geweld. Uit zijn rapport valt niet met zekerheid af te leiden of het op de benen en op de rest van het lichaam aangetroffen letsel is toegebracht door het slaan met een knuppel en/of door het slaan met het breekijzer. Bovendien kan het letsel aan de bovenbenen deels zonder meer zijn opgelopen toen het slachtoffer op haar buik lag, terwijl het voor het overige deel waarschijnlijker is toegebracht toen zij op haar rug lag of rechtop stond. [3]
Op grond van de stukken kan niet worden vastgesteld door wie en met welk voorwerp het letsel is toegebracht. De rechtbank acht dit echter voor de beantwoording van de bewijsvraag ook niet relevant. Het toegepaste geweld is de verdachte en de mededaders, al dan niet in de vorm van voorwaardelijk opzet, gezamenlijk toe te rekenen.
Verdachte en zijn mededaders wisten dat op het moment dat zij naar de woning gingen de bewoners thuis waren. Het plan was om op het moment dat de vrouw de woning zou verlaten, met zijn drieën - gemaskerd en bewapend - naar binnen te gaan, de vrouw te overmeesteren, op de grond te leggen en vast te houden. De verdachten droegen bivakmutsen, hadden wapens aangeschaft (om af te schrikken) en tieraps om de handen van het slachtoffer mee vast te binden. Voorts hadden zij een breekijzer bij zich (om een eventuele kluis open te breken).
Verdachte en zijn mededaders hebben door volgens vooropgezet plan met zijn drieën  voorzien van ondermeer bivakmutsen, knuppels en een breekijzer - naar binnen te stormen en het slachtoffer te overmeesteren, willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat hun handelen zou uitlopen op het gebruik van geweld. Dat het geweld ook heeft plaatsgevonden is - gezien het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen- evident.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de bedreiging met het pistool niet bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte van dat onderdeel moet worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 23 oktober 2012 te Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en zijn medeverdachten voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning (gelegen aan de[adres]) weg te nemen goud en geld, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer],
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die[slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
gemakkelijk te maken, tezamen en in vereniging met anderen, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededaders
  • bivakmutsen opgedaan en
  • op het moment dat die[slachtoffer] haar woning wilde verlaten de schouders en bovenarmen van die[slachtoffer] vastgepakt en vervolgens de woning van die[slachtoffer] binnengedrongen en
  • tegen het borstbeen van die[slachtoffer] geduwd en/of die[slachtoffer]
naar binnen en door de gang naar de kamer van haar woning geduwd en
  • die[slachtoffer] op de grond geduwd en op het hoofd van die[slachtoffer] geduwd teneinde die[slachtoffer] te dwingen op de grond te blijven liggen en
  • terwijl die[slachtoffer] op de grond lag met een wapenstok en/of een koevoet, althans een hard voorwerp, meermalen tegen het lichaam van die[slachtoffer] geslagen en
  • terwijl die[slachtoffer] op bovenomschreven wijze in bedwang werd gehouden de
woning van die[slachtoffer] ingelopen teneinde de woning van die[slachtoffer] te kunnen doorzoeken op zoek naar goud en geld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door Reclassering Nederland geadviseerd. Zij ziet, mede gelet op de inhoud van de rapportages, geen aanleiding voor toepassing van het jeugdstrafrecht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een strafmaatverweer gevoerd. In het bijzonder heeft de verdediging de rechtbank verzocht om het minderjarigenstrafrecht ex artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht toe te passen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte, gelet op de over verdachte opgemaakte reclasserings- en psychologische rapportage en de indruk die verdachte ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt, alsmede in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft, samen met zijn mededaders, de 65-jarige mevrouw[slachtoffer] overvallen toen zij haar woning wilde verlaten om naar haar werk te gaan. Nadat het slachtoffer de deur had geopend, is zij door drie gemaskerde daders -met knuppels en een breekijzer in de hand- weer naar binnen geduwd en naar de grond geduwd. Terwijl zij door één van de daders in bedwang werd gehouden, zijn twee mededaders naar boven gegaan. De vierde dader wachtte buiten in de auto en ‘stond’ op de uitkijk. Nadat hij zijn mededaders waarschuwde dat er iemand voor de deur stond, zijn zij gevlucht. Het is daardoor weliswaar bij een poging gebleven, maar er is wel fors geweld toegepast.
Aangeefster is bij de overval mishandeld, waarbij zij zeer pijnlijk letsel heeft opgelopen. De gevolgen van de woningoverval zijn voor aangeefster buitengewoon ernstig geweest, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Zij heeft nog dagelijks last van de overval, zowel lichamelijk als geestelijk, en voelt zich enorm beperkt in haar vrijheid.
De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangeefster zich volgens haar verklaring niet langer veilig voelt in haar woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een dergelijk feit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers.
Voor wat betreft de ernst van de feiten houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat het om een goed voorbereide woningoverval gaat. Er is een tip geweest, waarna verdachte het plan hebben opgevat de woningoverval te plegen en het plan zijn gaan bespreken en voorbereiden. Dit blijkt uit de omstandigheid dat er tevoren bivakmutsen, knuppels, tieraps en ducttape zijn aangeschaft, dat er meerdere voorverkenningen hebben plaatsgevonden, dat er de avond tevoren een vluchtauto is neergezet en dat is nagedacht over een telefoonverbinding voor tijdens de overval.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. In deze richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Voor een woningoverval met geweld, wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren gehanteerd, afhankelijk van de ernst van het geweld
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de strafoplegging in de zaken van de medeverdachten en de rol die ieder van hen in het geheel van de feiten heeft gespeeld.
De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee de grote rol die hij heeft gehad in de voorbereidingsfase (onder andere door de aanschaf van wapens en bivakmutsen) en zijn actieve rol tijdens de overval, waarbij hij met twee medeverdachten de woning is binnen gegaan waar het slachtoffer is overmeesterd en geweld jegens haar is gebruikt.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op
  • een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 december 2012.
  • een ten behoeve van verdachte opgesteld Pro Justitia rapport van psycholoog L.R. Sutorius d.d. 27 januari 2013, waaruit volgt dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van een gestagneerde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij sprake is van schijnaangepastheid. Het gedrag van verdachte ten tijde van het delict komt voort uit een interactie tussen een primair op zichzelf gericht zijn en een gebrek aan empathie. Bij verdachte is sprake van een gebrekkige stoornis in de geestesvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met narcistische en ontwijkende trekken. Deze stoornis is van invloed geweest op het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Voorts wordt geadviseerd tot een ambulante behandeling, nu een klinische behandeling gezien de structuur in het leven van verdachte gecontra-indiceerd is.
-een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 januari 2013,
waaruit volgt dat bij verdachte sprake is van problemen op de gebieden relatie met ouders, relatie met vrienden en denkpatronen, gedrag en vaardigheden. Opvallend is dat verdachte hoofdzakelijk rationeel reageert en emoties van hemzelf en anderen nauwelijks een rol lijken te spelen. Voor het verkleinen van de kans op recidive is een behandeling geïndiceerd.
Geadviseerd wordt tot het opleggen van reclasseringstoezicht, met als bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod en een behandelverplichting.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn nog jonge leeftijd en het ontbreken van (noemenswaardige) documentatie. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor wat hij ziet als zijn eigen aandeel in de woningoverval en hij heeft daarover verklaard. Ook heeft verdachte excuses aan het slachtoffer aangeboden en verklaard bereid te zijn tot een slachtoffergesprek. Ten slotte weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij heeft aangegeven de financiële gevolgen van zijn daad te willen dragen en de vordering van de benadeelde partij te willen betalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een atypische verdachte, die kennelijk onder invloed van groepsdynamiek ernstig de fout in is gegaan, zonder goed na te denken over de gevolgen daarvan. De rechtbank ziet daarom aanleiding verdachte een kans te bieden aan te tonen dat dit een eenmalige misstap is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 28 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte daarvan ter grootte van 10 maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit voorwaardelijk deel maakt een verplichte begeleiding en/of behandeling door de Reclassering onder de hierna genoemde voorwaarden mogelijk. Voorts wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij[slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 3.589,43.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 2.271,- een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 15,- ter zake van materiële schade (waarde fotolijst) en € 2.256,- ter zake van immateriële schade. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en de rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente.
Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde-partij niet-ontvankelijk in haar vordering omdat de behandeling van de vordering in zoverre een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Voor dat deel kan de benadeelde partij haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank acht de mededaders eveneens aansprakelijk voor de schade, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Poging tot diefstal vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
28 (achtentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
10 (tien) maandenvan deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde moet zich na afloop van zijn detentie onmiddellijk onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland stellen.
Veroordeelde moet zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
Veroordeelde moet zich bij Reclassering Nederland / reclassering melden in de woonplaats waar hij na detentie gaat wonen. Dat is op dit moment bij de reclassering in Utrecht op het adres Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE Utrecht. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde wordt verplicht zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek bij de Waag of soortgelijke ambulante forensische zorginstelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven.
Geeft aan genoemde instelling opdracht veroordeelde toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij[slachtoffer], wonende te Utrecht, toe tot een bedrag van € 2271,-, waarvan € 15,- ter zake van materiële schade en € 2256,- ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[slachtoffer] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[slachtoffer] € 2271,- aan de Staat te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 23 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze betalingsverplichting vervangen door hechtenis van 45 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick, voorzitter, mr. S. Wijna en mr. P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.M. Westerhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 23 oktober 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement
Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een
woning (gelegen aan de[adres]) weg te nemen goederen van hun/zijn gading
en/of goud en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan[slachtoffer], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s)
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die[slachtoffer], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/
of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of
meer van) zijn mededader(s)
  • bivakmuts- bivakmutsen opgedaan en/of
  • op het moment dat die[slachtoffer] haar woning wilde verlaten) de schouder(s)
en/of bovenarm(en) van die[slachtoffer] vastgepakt en/of (vervolgens) en/of de
woning van die[slachtoffer] binnengedrongen en/of
- tegen de borstbeen van die[slachtoffer] geduwd en/of (vervolgens) die[slachtoffer]
naar binnen en/of door de gang van haar woning en/of naar de kamer/keuken van
haar woning geduwd en/of
- die[slachtoffer] op de grond geduwd en/of op het hoofd van die[slachtoffer] geduwd
teneinde die[slachtoffer] te dwingen op de grond te blijven liggen en/of
- dreigend een pistool, althans een op een pistool gelijkend voorwerp, op die
Samoedjh gericht en/of aan die[slachtoffer] getoond en/of
- ( terwijl die[slachtoffer] op de grond lag) meermalen tegen de (boven)benen,
althans het lichaam van die[slachtoffer] geschopt en/of getrapt en/of met een
wapenstok en/of een koevoet, althans een (hard) voorwerp meermalen tegen het
hoofd en/of (elders tegen) het lichaam van die[slachtoffer] geslagen en/of
gestompt en/of
  • dreigend een breekijzer vlak voor die[slachtoffer] gehouden, en/of
  • terwijl die[slachtoffer] op bovenomschreven wijze in bedwang werd gehouden) de
woning van die[slachtoffer] ingelopen teneinde de woning van die[slachtoffer] te
kunnen doorzoeken op zoek naar goederen van hun/zijn gading en/of goud en/of
geld
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit de paginanummers van het proces-verbaal van politie Regio Utrecht, met dossiernummer 2012 236529, doorgenummerd van pagina 1 tot en met 286.
2.Proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer], pagina 13.
3.Rapport van arts-patholoog F.R.W. van de Goot.