8.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet in de persoon van de verdachte, gelet op de over verdachte opgemaakte reclasserings- en psychologische rapportage en de indruk die verdachte ter zitting op de rechtbank heeft gemaakt, alsmede in de omstandigheden waaronder het feit is begaan, geen aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Hij heeft, samen met zijn mededaders, de 65-jarige mevrouw [slachtoffer] overvallen toen zij haar woning wilde verlaten om naar haar werk te gaan. Nadat het slachtoffer de deur had geopend, is zij door drie gemaskerde daders -met een knuppels en een breekijzer in de hand- weer naar binnen geduwd en naar de grond geduwd. Terwijl zij door één van de daders in bedwang werd gehouden, zijn twee mededaders naar boven gegaan. De vierde dader wachtte buiten in de auto en ‘stond’ op de uitkijk. Nadat hij zijn mededaders waarschuwde dat er iemand voor de deur stond, zijn zij gevlucht. Het is daardoor weliswaar bij een poging gebleven, maar er is wel fors geweld toegepast.
Aangeefster is bij de overval mishandeld, waarbij zij zeer pijnlijk letsel heeft opgelopen. De gevolgen van de woningoverval zijn voor aangeefster buitengewoon ernstig geweest, zo blijkt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring. Zij heeft nog dagelijks last van de overval, zowel lichamelijk als geestelijk, en voelt zich enorm beperkt in haar vrijheid.
De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Dat aangeefster zich volgens haar verklaring niet langer veilig voelt in haar woning, rekent de rechtbank verdachte en zijn medeverdachten zwaar aan. Verdachte heeft geen oog gehad voor het gegeven dat een dergelijk feit bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen. Het is een feit van algemene bekendheid dat woningovervallen ernstige en langdurige psychische schade aan kunnen richten bij de slachtoffers.
Voor wat betreft de ernst van de feiten houdt de rechtbank voorts rekening met de omstandigheid dat het om een goed voorbereide woningoverval gaat. Er is een tip geweest, waarna verdachte het plan hebben opgevat de woningoverval te plegen en het plan zijn gaan bespreken en voorbereiden. Dit blijkt uit de omstandigheid dat er tevoren bivakmutsen, knuppels, tieraps en ducttape zijn aangeschaft, dat er meerdere voorverkenningen hebben plaatsgevonden, dat er de avond tevoren een vluchtauto is neergezet en dat is nagedacht over een telefoonverbinding voor tijdens de overval.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de zogenaamde LOVS-richtlijnen. In deze richtlijnen is voor diverse delicten een oriëntatiepunt voor de op te leggen straf geformuleerd. Voor een woningoverval met geweld, wordt in de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie tot vijf jaren gehanteerd, afhankelijk van de ernst van het geweld
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de strafoplegging in de zaken van de medeverdachten en de rol die ieder van hen in het geheel van de feiten heeft gespeeld.
De rechtbank weegt ten nadele van verdachte mee de grote rol die hij heeft gehad in de voorbereidingsfase (onder andere door de aanschaf van wapens en bivakmutsen) en zijn actieve rol tijdens de overval, waarbij hij (ook) zelf geweld jegens het slachtoffer heeft gebruikt. Verdachte was degene die als eerste de woning van aangeefster is binnengegaan, haar heeft vastgepakt en naar de grond gebracht.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op
- een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 december 2012.
- een ten behoeve van verdachte opgesteld Pro Justitia rapport van psycholoog P.G.J. Greeven d.d. 10 december 2012 met het advies om verdachte een ambulante behandeling te laten ondergaan bij een instelling voor forensische psychiatrie, welke behandeling zich richt op het herkennen van innerlijke gevoelens en waarin aandacht kan worden gegeven aan het weer inrichten van zijn leven, zijn persoonlijke ontwikkeling en het aangaan en onderhouden van relaties op een meer volwassen wijze. Voorts wordt geconcludeerd dat verdachte toerekeningsvatbaar kan worden geacht.
-een verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 10 januari 2013,
waaruit volgt dat nu verdachte de keuze heeft gemaakt voor het plegen van het delict, zijn denkpatronen, gedrag en vaardigheden om aandacht vragen.
Geadviseerd wordt tot het opleggen van reclasseringstoezicht, met als bijzondere voorwaarden: een meldingsgebod, een behandelverplichting en een locatiegebod.
De rechtbank neemt de conclusies en adviezen van de deskundigen over en maakt deze tot de hare, met uitzondering van het geadviseerde locatiegebod.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met zijn nog jonge leeftijd en het ontbreken van (noemenswaardige) documentatie. Verdachte heeft verantwoordelijkheid genomen voor wat hij ziet als zijn eigen aandeel in de woningoverval en hij heeft daarover verklaard. Ook heeft verdachte excuses aan het slachtoffer aangeboden en verklaard bereid te zijn tot een slachtoffergesprek. Ten slotte weegt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij heeft aangegeven de financiële gevolgen van zijn daad te willen dragen en de vordering van de benadeelde partij te willen betalen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er sprake van een atypische verdachte, die kennelijk onder invloed van groepsdynamiek ernstig de fout in is gegaan, zonder goed na te denken over de gevolgen daarvan. De rechtbank ziet daarom aanleiding verdachte een kans te bieden aan te tonen dat dit een eenmalige misstap is geweest.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank acht een gevangenisstraf van 30 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet aanleiding een gedeelte daarvan ter grootte van 10 maanden in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit voorwaardelijk deel maakt een verplichte begeleiding en/of behandeling door de Reclassering onder de hierna genoemde voorwaarden mogelijk. Voorts wordt met deze voorwaardelijke straf beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.