In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van ontucht met een 15-jarige vrouw. De rechtbank heeft het vonnis bij verstek gewezen, na een onderzoek op de terechtzitting van 20 juni 2013. De tenlastelegging omvatte primair het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer, en subsidiair ontuchtige handelingen met haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om kennis te nemen van de zaak. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en de verdachte, en het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisant. De rechtbank heeft geoordeeld dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is, en heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 750,-, bij niet-betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte heeft ontuchtige handelingen verricht met een minderjarige, wat volgens de wet strafbaar is. De rechtbank heeft overwogen dat de verdachte zich bewust was van de kwetsbare situatie van het slachtoffer, en dat hij zijn verantwoordelijkheid niet heeft genomen. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen 23, 24, 24c en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde feit.