ECLI:NL:RBMNE:2013:2727

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 juli 2013
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
07-660405-12 en 16-652421-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal en oplegging van werkstraf voor het in bezit hebben van gestolen goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 juli 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal en poging tot diefstal. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de diefstal, omdat de getuigen geen duidelijk signalement van de daders konden geven en er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. De rechtbank oordeelde dat uit het pinggesprek niet ondubbelzinnig kon worden vastgesteld dat de verdachte bij de diefstal betrokken was. Echter, voor het in bezit hebben van gestolen goederen werd de verdachte wel schuldig bevonden en kreeg hij een werkstraf van 180 uren opgelegd.

De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzitting op 20 juni 2013, waarbij de verdachte aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. D.G. Nagel. De officier van justitie, mr. A.J.S. Visser, had de verdachte aangeklaagd voor meerdere feiten, waaronder diefstal en heling. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail bekeken en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig gewogen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig bewijs was voor de diefstal, maar dat de verdachte wel wist of had moeten vermoeden dat de goederen die hij in bezit had, afkomstig waren van een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte daarom schuldig bevonden aan schuldheling, wat resulteerde in de opgelegde werkstraf. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, maar deze niet-ontvankelijk verklaard, omdat er onvoldoende bewijs was voor de schadevergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling strafrecht
Parketnummers: 07/660405-12 en 16/652421-13 (gev.ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1],
wonende te ([postcode]) [geboorteplaats 2], [adres 1].
HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden op 20 juni 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen. Op 18 april 2013 is hij bijgestaan door mr. D.G. Nagel, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.S. Visser en van de standpunten door de raadsvrouwe van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
Parketnummer 07/660405-12
hij in of omstreeks de periode van 24 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 te Almere, (althans) in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen (onder meer) een laptop (merk Asus) en/of een computer (merk Dell) en/of een computer (merk Acer) en/of een of meerdere MP 3 speler(s) (Apple Ipod Nano en/of Apple Ipod Touch) en/of een of meerdere camera’s (Canon en/of Sony) en/of meerdere geheugenkaarten en/of een zonnebril (Ray Ban) en/of een televisie (Samsung) en/of diverse sieraden en/of een telefoon (LG) en/of diverse sleutels, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft /hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 maart 2012 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, een mp3-speler (Apple Ipod Nano) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die mp3-speler wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
Parketnummer 16/652421-13
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 en/of 19 februari 2013 in de gemeente Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in / uit een woning gelegen aan de [adres 3] weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en / of die / dat weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn / hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
  • met behulp van een breekvoorwerp, althans een hard voorwerp, in het kozijn en/of onder een raam gestoken en/of
  • (vervolgens) een raam (aan de keukenzijde) opengemaakt/opengebroken,

zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] en/of een of meer dader(s) op of omstreeks 18 februari 2013 en/of 19 februari 2013 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 3]) weg te nemen, geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of een of meer goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik en/of van zijn mededader(s) te brengen door middel van inklimming en/of valse sleutel, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende die [medeverdachte], en/of (één of meer van) zijn mededader(s)
  • met behulp van een breekvoorwerp, althans een hard voorwerp, in het kozijn en/of onder een raam gestoken en/of
  • (vervolgens) een raam (aan de keukenzijde) opengemaakt/opengebroken,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 18 februari 2013 en/of 19 februari 2013 in de gemeente Almere en/of elders in Nederland, opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
  • die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) met zijn auto op te halen en/of
  • die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) met zijn auto te vervoeren naar,

althans in de buurt van, bovengenoemde woning in de [adres 3];

2.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 en/of 19 februari 2013 in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, een of meer goed(eren), te weten:
  • een mobiele telefoon (Iphone 4s) en/of
  • een sierdolk en/of
  • een fototoestel van het merk Olympus (type FE-Z90) en/of
  • een fototoestel van het merk Casio (type EX-265),

heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goed(eren) (telkens) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

De rechtbank nummert het bij dagvaarding met parketnummer 07/660405-12 en 16/652421-13 als de feiten 1 tot en met 3.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft zich ten aanzien van feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouwe integrale vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat verdachte door de getuigen niet bij de woning aan de [adres 3] in Almere is gezien en dat het forensisch onderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd die duiden op de betrokkenheid van verdachte.
Tevens heeft de raadsvrouwe vrijspraak bepleit ten aanzien van feit 3 nu verdachte de Iphone 4S en de dolk voor een normale prijs had gekocht en hij niet wist dat de fototoestellen in zijn auto lagen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1
De rechtbank acht het primair onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte [1] , het rapport dactyloscopisch sporenonderzoek [2] , het proces-verbaal sporenonderzoek [3] en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting [4] .
Op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, volstaat de rechtbank met een opgave van voornoemde bewijsmiddelen.
Feit 2
Uit het dossier volgt dat op 19 februari 2013 door [A] werd gemeld dat het keukenraam van de woning aan de [adres 3] in Almere open stond. Ter plaatse constateerde de politie dat het keukenraam was opengebroken maar dat er geen sporen waren welke erop zouden kunnen wijzen dat men ook in de woning was geweest. Na forensisch onderzoek bleek dat het keukenraam was opengebroken met een breekijzer en schroevendraaier.
[A] verklaarde bij de politie dat zij in de nacht van 18 februari 2013 op 19 februari 2013 in bed lag en dat zij wakker werd van een auto die met draaiende motor voor haar deur stond. Zij keek uit het raam en zag een blauwe auto met aan de achterzijde het kenteken [kenteken]. Bij de auto stonden twee jongens en stapte een derde jongen uit. Gezamenlijk liepen deze drie jongens een steeg in. In de auto zat nog een vierde persoon welke kort daarna wegreed. Na enige tijd zag zij twee jongens terug rennen door de steeg achter haar woning. De jongens stapten weer in de auto en de auto reed vervolgens met gedoofde lichten weg. Een goed signalement van de jongens kon zij niet geven.
Getuige[getuige] zag diezelfde nacht een auto met drie inzittenden die met gedoofde lichten wegreed en twee jongens die door de brandgang naast zijn woning renden. Een signalement van de jongens kon deze getuige eveneens niet geven.
Kort na de melding van [A] werd de door haar en getuige[getuige] beschreven auto getraceerd. In de auto werd verdachte tezamen met drie andere jongens aangetroffen. In de auto lagen meerdere voorwerpen zoals een baco, een moker, handschoenen, een dolk, een bivakmuts, schroevendraaiers, een vuurwapen en diverse elektronica waaronder een Iphone en twee fototoestellen. Tevens werd onder één van de inzittenden van de auto een telefoon in beslag genomen waarop een pinggesprek stond dat plaats had gevonden na de melding van [A] maar voor de aanhouding.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs in het dossier voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van zowel het primair als het subsidiair onder 2 ten laste gelegde.
Van belang hierbij is dat de getuigen [A] en[getuige] geen duidelijk signalement konden geven van de jongens en dat zij ook niet hebben gezien dat deze jongens bij de woning aan de [adres 3] in Almere zijn geweest. Daarnaast kan uit het door de medeverdachte in de nacht van 18 februari 2013 op 19 februari 2013 gevoerde pinggesprek, waarin onder meer wordt gezegd dat
‘Meldt me als je klaar bent’,
‘Nee man een vrouw heeft gesniper kkr zooi hoe we stil’en
‘Ga naar binnen dan’, niet ondubbelzinnig worden afgeleid dat verdachte en zijn medeverdachte wilden inbreken in de woning aan de [adres 3] in Almere. Bovendien volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het forensisch onderzoek niet dat de voorwerpen die werden aangetroffen in de auto zijn gebruikt bij het openbreken van het keukenraam van de betreffende woning.
Derhalve valt niet uit te sluiten dat anderen dan verdachte en zijn medeverdachte gepoogd hebben om in de woning aan de [adres 3] in Almere in te breken.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van zowel het primair als het subsidiair onder 2 ten laste gelegde wegens het ontbreken van onvoldoende wettig bewijs.
Feit 3 [5]
Uit hetgeen hiervoor onder feit 2 is overwogen volgt dat in de auto van verdachte in de nacht van 18 februari 2013 op 19 februari 2013 diverse voorwerpen werden aangetroffen, zoals onder meer een (sier)dolk, een mobiele telefoon (Iphone 4S), een fototoestel van het merk Olympus type FE-Z90 en een fototoestel van het merk Casio type EX-265. [6]
Uit onderzoek bleek dat het fototoestel van het merk Olympus was voorzien van een geheugenkaart met foto’s. Op één van de foto’s was een scooter met kenteken zichtbaar. Dit kenteken behoorde toe aan [B]. [7]
[B] had op 1 februari 2013 en 8 februari 2013 aangifte gedaan van inbraak in zijn woning aan de[adres 4] in Lelystad. Weggenomen waren onder andere een fotocamera en een (sier)dolk. [8] Aan[C], de echtgenote van [B], werd het fototoestel van het merk Olympus type FE-Z90 en de (sier)dolk getoond en zij herkende deze voorwerpen als haar eigendom. [9]
Het fototoestel van het merk Casio type EX-Z65 werd eveneens onderzocht. Op de geheugenkaart die zich in het fototoestel bevond stonden foto’s van[D].
Aan de hand van een door de verbalisant gegeven omschrijving van het fototoestel en de foto’s die erop waren aangetroffen, bevestigde[D] dat het fototoestel van het merk Casio type EX-Z65 van haar was en dat dit toestel in 2012 bij een inbraak in de woning van haar ouders was weggenomen. [10]
De onder verdachte in beslag genomen Iphone 4S bleek eveneens gestolen te zijn. Het IMEI-nummer van de telefoon kwam overeen met het IMEI-nummer van de telefoon van [E] die blijkens zijn aangifte op 1 januari 2013 uit zijn jas was weggenomen. [11]
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte de Iphone 4S, de (sier)dolk en de fototoestellen op 18 februari 2013 en 19 februari 2013 heeft verworven en voorhanden heeft gehad en dat deze voorwerpen van een misdrijf afkomstig zijn.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de Iphone 4S inclusief accessoires had gekocht via de website www.marktplaats.nl voor een bedrag van € 230,00. [12] Nu verdachte de Iphone 4S voor een veel lager waarde dan de nieuwprijs heeft gekocht en het een feit van algemene bekendheid is dat veel gestolen goederen op de website van marktplaats worden aangeboden, had verdachte redelijkerwijs moeten vermoeden dat de Iphone 4S afkomstig was van een misdrijf.
Over de (sier)dolk heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij die voor € 10,00 had gekocht van een zwerver. Verdachte had gelet hierop redelijkerwijs moeten vermoeden dat de dolk afkomstig was van een misdrijf.
Over het fototoestel van het merk Olympus type FE-Z90 en het fototoestel van het merk Casio type EX-Z65, heeft verdachte omtrent de mogelijke wetenschap over de herkomst van dit fototoestel niet verklaard. Evenmin zijn naar het oordeel van de rechtbank omstandigheden vast komen te staan die tot de conclusie moeten leiden dat de voor een bewezenverklaring vereiste wetenschap – al dan niet in voorwaardelijke vorm – bij verdachte aanwezig was, dan wel dat de omstandigheden zodanig waren dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit fototoestel een door misdrijf verkregen goed betrof. Het enkele gegeven dat de fototoestellen in de auto van verdachte zijn aangetroffen maakt het oordeel van de rechtbank niet anders.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1. primair

hij in de periode van 24 februari 2012 tot en met 3 maart 2012 te Almere, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft weggenomen een laptop (merk Asus) en een computer (merk Dell) en een computer (merk Acer) en meerdere MP 3 spelers (Apple Ipod Nano en Apple Ipod Touch) en meerdere camera’s (Canon en/of Sony) en meerdere geheugenkaarten en een zonnebril (Ray Ban) en een televisie (Samsung) en diverse sieraden en een telefoon (LG) en diverse sleutels, toebehorende aan[benadeelde 1] of [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.

3.
hij op 18 februari 2013 en 19 februari 2013 in de gemeente Almere, goederen, te weten:
  • een mobiele telefoon (Iphone 4s) en
  • een sierdolk en

heeft verworven, voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.

Van het onder 2 en van het onder 1 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair
Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming
Feit 3
Schuldheling

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen
geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor duur van 6 maanden
waarvan 3 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren
en als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht een werkstraf op te leggen en daartoe aangevoerd dat verdachte in geval van detentie zijn werk en woning zal verliezen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van goederen uit een woning. Aan woninginbraken tilt de rechtbank zwaar, nu deze niet alleen materiële schade en praktische overlast voor de bewoners veroorzaken, maar vooral ook een forse inbreuk op hun privacy en een aantasting van hun gevoel van veiligheid opleveren. Voorgaande heeft verdachte kennelijk ondergeschikt gemaakt aan zijn drang naar geldelijk gewin.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan schuldheling. Verdachte heeft op deze wijze bijgedragen aan de instandhouding van vermogenscriminaliteit. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank houdt rekening met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 21 februari 2013 opgemaakt door P. Booij, reclasseringsmedewerker. Uit dit advies volgt dat de statistische factoren een hoog recidiverisico voorspellen waarbij enkele dynamische factoren als in stand houdende factoren kunnen worden gezien. Zo imponeert verdachte zich als iemand met beperkte intellectuele capaciteiten, is hij erg beïnvloedbaar, gaat hij om met deviante vrienden en rookt hij structureel cannabis. Ook zijn er beschermende factoren die substantieel verlagend werken op het recidiverisico zoals een stabiele huisvesting, een goede relatie met zijn moeder, werk en geen financiële problemen. Al met al wordt het recidiverisico ingeschat als matig.
Uit het reclasseringsadvies d.d. 19 juni 2013 opgemaakt door A. Wierts, reclasseringswerker, volgt dat verdachte eerder door de kinderrechter is veroordeeld en is begeleid door de jeugdreclassering. Nadien is de situatie rondom verdachte verslechterd. Er zijn aanwijzingen dat hij nog steeds middelenproblematiek kent en omgang heeft met deviante vrienden. Het ontbreekt verdachte aan een startkwalificatie tot de arbeidsmarkt en hij lijkt onvoldoende zelfredzaam om zich zelfstandig staande te kunnen houden in de samenleving. Ook zijn er aanwijzigen dat er mogelijk sprake is van een cognitieve beperking waardoor hij in hoge mate beïnvloedbaar is. Verdachte externaliseert de verantwoordelijkheid en bagatelliseert de ernst van de ontstane problematiek. Het beeld rondom verdachte dient derhalve als zeer zorgelijk te worden omschreven. De reclassering heeft zich onthouden van het geven van advies over de sanctie nu er onvoldoende bekend is omtrent de mogelijke aanwezigheid van psychopathologie en verdachte zich onwelwillend uitlaat over begeleiding en behandeling.
Uit een de verdachte betreffend uitreksel justitieel documentatie d.d. 20 december 2012 volgt dat verdachte op 26 juni 2009 door de kinderrechter te Zwolle is veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren subsidiair 50 dagen jeugddetentie en 40 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende acht de rechtbank in dit geval een werkstraf voor de duur van 180 uren passend en geboden omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie gevorderd, worden volstaan, gelet op de omstandigheid dat verdachte ter zake van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken en de beperkte justitiële documentatie van verdachte.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

9.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [benadeelde 1]zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 6.125,76, bestaande uit € 320,00 voor het inhuren van een oppas, € 248,82 aan brandstofkosten, € 5.556,94 aan vergoeding voor de gestolen goederen minus de uitkering van de verzekering van € 3.358,78.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de volledige toewijzing van de vordering aan de benadeelde partij gevorderd met toepassing van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen, primair gelet op de door haar bepleite vrijspraak en subsidiair vanwege het ontbreken van een onderbouwing van de vordering.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vergoeding voor de gestolen goederen overweegt de rechtbank als volgt. In het dossier bevindt zich een brief van Dekra Experts B.V. waarin staat vermeld dat de schade wordt geraamd op € 5.800,00. Op het voegingsformulier heeft de benadeelde partij echter ingevuld dat de verzekeraar € 3.358,78 heeft uitgekeerd. Nu niet duidelijk is of er sprake is van gehele of gedeeltelijke dekking door een verzekeraar, levert deze vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding.
Het deel van de vordering met betrekking tot de gevorderde kosten voor het inhuren van de oppas en de brandstofkosten zal wegens het ontbreken van causaal verband eveneens niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de vordering van de benadeelde partij bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.

10.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 22c, 22d, 27, 57, 310, 311 en 417bis, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.

Benadeelde partij

- bepaalt dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. H. Vegter en
mr. M.C. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.J. de Vries, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2013.

Voetnoten

1.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nummer PL2543 2012015542-1, opgemaakt door[verbalisant 1], agent van Politie Flevoland, en gesloten op 12 maart 2012, houdende proces-verbaal van aangifte, blad 1 tot en met 9
2.Een geschrift, zijnde een Rapport Dactyloscopisch Sporenonderzoek, opgemaakt door J.A.J.M. Riemen
3.Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal nummer PL2562 2012015542-2, opgemaakt door [verbalisant 2], BOA Forensische opsporing, en gesloten op 14 maart 2012, houdende proces-verbaal van sporenonderzoek, blad 1 tot en met 3
4.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 juni 2013
5.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met nummer 2012012798, doorgenummerd 1 tot en met 128.
6.Pagina 10, 11 en 12
7.Pagina 57
8.Pagina 61 tot en met 67
9.Pagina 59 en 60
10.Het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Flevoland met nummer PL2540 2013012798-83, inhoudende een proces-verbaal van bevindingen, blad 1 tot en met 3.
11.Pagina 76 tot en met 80
12.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 20 juni 2013