ECLI:NL:RBMNE:2013:2719

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
12 juli 2013
Zaaknummer
660318-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging en belaging met gebruik van wapens

Op 9 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meermalen bedreiging en belaging van zijn ex-partner, [slachtoffer 1]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die de Nederlandse nationaliteit heeft, ook in Spanje en Marokko strafbaar was voor bedreiging, waardoor de officier van justitie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte werd beschuldigd van het dreigen met een pistool en een mes, alsook van het versturen van bedreigende sms-berichten en het doen van telefonische bedreigingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 december 2008 tot en met 8 oktober 2012, in Nederland, Spanje en Marokko, [slachtoffer 1] meermalen heeft bedreigd met de dood en zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor deze feiten, maar sprak hem vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 132 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en behandeling voor zijn psychische aandoeningen. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld in een psychiatrisch rapport.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 07.660318-12 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 9 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op[geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende [adres], [postcode] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 25 juni 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. F. Visser, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Zeilstra en van de standpunten door de raadsman van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2008 tot en met 8 oktober 2012 in de gemeente Almere, althans in Nederland en/of in Spanje en/of Marokko (zijn ex-partner) [slachtoffer 1] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- (in december 2008 in Spanje) die [slachtoffer 1] een pistool, in ieder geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op/tegen het hoofd gezet en/of haar (daarbij) dreigend de woorden toegevoegd "Als je wilt dat ik je afmaak, zeg het maar dan doe ik dat" en/of
- (in of omstreeks de periode van 31 maart 2012 tot en met 23 mei 2012 in Marokko) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Jij komt Marokko niet uit behalve in een kist" en/of haar (daarbij) een (groot) mes op/tegen de keel gezet/gehouden en/of met dat mes in de keel gesneden en/of
- (een) sms-bericht(en) gestuurd naar die [slachtoffer 1] met daarin de tekst(en)
* op 9 augustus 2012 "Je ex psygopaat draaid door" en/of "Geloof me ik vindt jou wel en daarna de bajes in" en/of
* op 10 augustus 2012 "Inshallah wordt je volgende man of vrouw. Je dood Inshallah" en/of * op 28 augustus 2012 "Ik maak jou af" en/of "Jij bent in west, ik ga je elke dag zoeken" en/of
* op 7 oktober 2012 "Ik sta hier als een tijdbom. Of dat is wat je wou" en/of
- meerdere malen, in ieder geval eenmaal gebeld naar die [slachtoffer 1] en haar dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga nog liever de gevangenis in, ik maak je dood, ik laat mijn kinderen nooit los, als er een andere man bij jou in de buurt staat steek ik die dood" en/of
- (op of omstreeks 7 oktober 2012) gebeld naar die [slachtoffer 1] en haar dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, ik vind je wel, je woont op de [straatnaam]",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- zich (op 8 oktober 2012) (dreigend) opgehouden voor danwel in de directe omgeving van het verblijfsadres van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 24 januari 2013 te 's-Gravenhage,[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jullie hebben mij genaaid, ga maar giechelen, voor mij is het menens" en/of "Nee, jullie zijn het allemaal. Morgen is het vrijdag. Ik hoop dat er met één van jullie wat zal gebeuren, en dat zál gebeuren" en/of "Soms wordt de verkeerde genaaid, ooit naai je de verkeerde, die kan ineens voor je deur staan. Als ik kom, blaas ik alles op", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2013 te Drachten, gemeente Smallingerland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers
  • is verdachte onverhoeds bij de woning van die [slachtoffer 1] verschenen en/of na het openen van de deur door die [slachtoffer 1] gelijk naar binnen gelopen en/of heeft hij, verdachte (vervolgens) opzettelijk (met kracht) dreigend haar middel en/of hand vastgepakt teneinde de telefoon uit haar hand te pakken waarmee zij de politie wilde bellen en/of
  • heeft hij (vervolgens) opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd dat hij nu rustig was gekomen maar dat hij haar, [slachtoffer 1]'s, gezicht ook open had kunnen snijden, dat als hij haar niet meer zou kunnen krijgen niemand dat mag en dat hij haar dan zou verminken of doden,

althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;

4.
hij in of omstreeks de periode van 28 januari 2013 tot en met 15 februari 2013 te Drachten, gemeente Smallingerland en/of in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (zijn ex-partner) [slachtoffer 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
  • maal, in ieder geval een groot aantal malen gebeld naar/met die [slachtoffer 1] en/of
  • - een groot aantal SMS-berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1].
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De officier van justitie heeft aangegeven van oordeel te zijn dat hij ontvankelijk is in zijn vervolging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit voor zover dit gepleegd zou zijn in Marokko of Spanje, omdat zowel verdachte als het slachtoffer de Nederlandse nationaliteit bezitten. Bovendien is het bedreigen met een wapen ook in Marokko en Spanje strafbaar.
De raadsman heeft gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit tevens strafbaar moet zijn in Spanje en Marokko. Dat het feit in beide landen strafbaar is mag niet zonder meer worden aangenomen. De raadsman heeft bepleit dat het goed mogelijk is dat het bedreigen van een levensgezel in Spanje en Marokko niet strafbaar is, zodat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden.
Gelet op artikel 5, eerste lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht dient de rechtbank, nu verdachte blijkens een bij het proces-verbaal van politie gevoegde ID-staat de Nederlandse nationaliteit bezit, te onderzoeken of op het in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf straf is gesteld door Marokko en Spanje. Spanje stelt op het strafbaar handelen als bedoeld in artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht straf in de artikelen 169 en volgende van het Spaans Wetboek van Strafrecht en Marokko in hoofdstuk 7, sectie 2, artikelen 425 en volgende van het Marokkaans Wetboek van Strafrecht..
De rechtbank heeft derhalve vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Door [slachtoffer 1] is op 8 oktober 2012 aangifte gedaan van bedreigingen die zich hebben voorgedaan in de periode december 2008 tot en met 8 oktober 2012 in Spanje, Marokko en Nederland. Aangeefster woont in een blijf-van-mijn-lijfhuis en verdachte is hiernaar toe gegaan. Verdachte is op 8 oktober 2012 aangehouden. Op 11 oktober 2012 is verdachte onder voorwaarden geschorst uit de voorlopige hechtenis. Eén van de voorwaarden was dat hij geen contact mocht opnemen met [slachtoffer 1].
Op 24 januari 2013 is door een medewerkster van het advocatenkantoor [naam] in Den Haag aangifte gedaan van bedreiging.
Op 3 februari 2013 is verdachte aangehouden.
Op 5 februari 2013 heeft [slachtoffer 1] opnieuw aangifte gedaan. Verdachte is op 28 januari 2013 bij haar langs geweest, terwijl zij zich op dat moment op een onderduikadres bevond.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij heeft daartoe het volgende aangegeven.
De verdachte heeft verschillende zaken bij de politie bekend waaronder de bedreiging met een pistool en een mes. Gelet op het taalgebruik en de inhoud van de sms-jes kunnen deze aan verdachte toegeschreven worden.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde is door verdachte erkend dat hij de telefoon van aangeefster heeft afgepakt. Aangeefster heeft letsel opgelopen en zij bevond zich op een plek waar zij niet voor verdachte te vinden moest zijn. De getuige heeft aangegeven dat aangeefster schrok toen verdachte en de getuige bij haar voor de deur stonden.
Met betrekking tot feit 2 heeft verdachte bij de politie nooit aangegeven dat er iemand bij hem aanwezig was toen hij het telefoongesprek voerde. Bovendien heeft verdachte bijna elke dag gebeld naar het advocatenkantoor. Er zijn twee getuigen die de bedreigingen aan de telefoon hebben gehoord.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gesteld dat de ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Feit 1:
Er is onvoldoende bewijs waaruit blijkt dat verdachte de sms-berichten heeft verstuurd. De mogelijkheid bestaat dat aangeefster deze zelf heeft verzonden om haar moverende redenen. Verdachte heeft ontkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
Ook voor het zich dreigend ophouden bij het verblijfadres van aangeefster is onvoldoende bewijs. De getuige weet niet hoe verdachte eruit ziet en kan dus niet verklaren dat verdachte zich daar dreigend ophield. Verdachte heeft verklaard dat hij met goede intenties naar het verblijfadres van aangeefster is gegaan.
Feit 2:
De getuige[getuige 1] heeft slechts een beperkte bevestiging gegeven van de aangifte. Zij heeft geen specifieke bewoordingen genoemd. Het wettig bewijs is aanwezig maar er kan geen sprake zijn van overtuiging, zodat het feit niet bewezen kan worden verklaard.
Feit 3:
De verklaring van de getuige zoals ter terechtzitting afgelegd is van belang. Aangeefster heeft verdachte en de getuige aan zien komen en heeft gewoon de deur voor hem open gedaan. De getuige had niet de indruk dat de situatie bedreigend was voor aangeefster. De door verdachte geuite woorden zijn volgens verdachte door aangeefster verdraaid. Verdachte is met goede intenties naar aangeefster toegegaan. Daarom dient vrijspraak te volgen.
Feit 4:
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte het genoemde telefoonnummer in gebruik heeft gehad. Indien aangenomen wordt dat het telefoonnummer van verdachte is, dan is er geen sprake van belaging omdat aangeefster zelf tien keer contact heeft gezocht met verdachte. Het gaat om een korte periode.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1:
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte in december 2008 in Spanje een pistool op haar hoofd heeft gezet en zei “als je wilt dat ik je afmaak, zeg het maar en dan doe ik dat”. In de periode van 31 maart 2012 tot 23 mei 2012 heeft hij in Marokko een groot mes op de keel van aangeefster gezet en heeft hij gezegd: “jij komt Marokko niet uit behalve in een kist”. Verdachte heeft verschillende sms-berichten gestuurd met daarin onder meer de teksten ‘ik ben tot gekke dingen in staat, ex psychopaat draait door, ik pak je wel. Ik vind je wel, ik ga liever de gevangenis is.’ Ook heeft verdachte gebeld in de week voor 8 oktober 2012 en gezegd: “ik ga nog liever de gevangenis in, ik maak je dood, ik laat mijn kinderen nooit los, als er een andere man bij jou in de buurt staat steek ik die dood”. Op 7 oktober 2012 heeft verdachte telefonisch tegen aangeefster gezegd: “ik maak je dood, ik vind je wel, je woont op de [straatnaam]”. Aangeefster heeft verklaard dat zij bang is voor verdachte. [2]
De politie heeft de telefoon van aangeefster bekeken en hierop verschillende sms-berichten aangetroffen, waaronder de berichten zoals in de tenlastelegging opgenomen. [3]
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op de inhoud, de stijl en het taalgebruik van de berichten niet aannemelijk is dat de teksten in de sms-berichten van een ander dan verdachte afkomstig zijn. De rechtbank acht het ook niet aannemelijk dat de berichten door aangeefster zelf zijn geschreven, zoals door de verdediging is aangevoerd, nu hier geen enkele aanwijzing voor bestaat.
Bovendien heeft verdachte in een later verhoor aangegeven dat het telefoonnummer [telefoonnummer 1] zijn telefoonnummer is geweest [4] en is een aantal sms-berichten van dat telefoonnummer afkomstig.
Bij de politie heeft de verdachte bekend dat hij een neppistool tegen het hoofd van aangeefster heeft gehouden en dat hij ook een keer een groot mes tegen op de keel van aangeefster heeft gezet. Ook heeft verdachte verklaard dat hij verkeerde dingen zegt als hij boos is, omdat zijn mond sneller is dan zijn hoofd. Op 7 oktober 2012 heeft hij ruzie met aangeefster gehad waarbij het goed mogelijk is dat hij heeft geroepen dat hij haar zou opzoeken, afmaken en doodschieten. In het verleden heeft hij in ieder geval dat soort dingen tegen haar geroepen. [5] Hij heeft tevens verklaard dat hij zijn vrouw telefonisch heeft bedreigd en dat zij dit altijd doen als zij ruzie hebben. [6]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen bedreigingen heeft geuit. Gelet echter op de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd, waarin hij aangeeft dat hij aangeefster vaker heeft bedreigd en dat dit altijd gebeurt als zij ruzie hebben, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan de juistheid van de verklaring van aangeefster.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Voor het zich dreigend ophouden voor dan wel in de directe omgeving van het verblijfadres van aangeefster op 8 oktober 2012 ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier, zodat verdachte van dit onderdeel van het onder 1 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. Onvoldoende is dat de enkele aanwezigheid van verdachte op die plek door anderen als bedreigend is ervaren.
Feit 2:
[slachtoffer 2], werkzaam op advocatenbureau [naam], heeft verklaard dat zij door verdachte op 24 januari 2013 is gebeld en dat verdachte boos was. Zij hoorde verdachte zeggen: ‘Jullie hebben mij genaaid, ga maar giechelen, voor mij is het menens.’, ‘Nee, jullie zijn het allemaal. Morgen is het vrijdag. Ik hoop dat er met één van jullie wat zal gebeuren, en dat zal gebeuren.’ en ‘Soms wordt de verkeerde genaaid, ooit naai je de verkeerde, die kan ineens voor je deur staan. Als ik kom, blaas ik alles op.’. [7] Aangeefster heeft de telefoon op de speaker gezet, waardoor haar collega[getuige 1] het gesprek ook heeft gehoord.
Zij heeft verklaard dat zij de stem van verdachte herkende. Verdachte heeft hen beledigd en onder meer gezegd dat hij naar kantoor zou komen en de boel op zou blazen.[getuige 1] was geschrokken van de dreigementen van verdachte en was bang dat hij deze dreigementen uit zou worden. [8]
Gelet op bovenstaande verklaringen en de verklaring van verdachte dat hij hen heeft vervloekt in het Arabisch en in woede iets heeft gezegd, maar niet meer weet wat [9] , is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Feit 3:
Uit het dossier blijkt dat verdachte de telefoon van aangeefster heeft afgepakt en dat zij hier letsel bij heeft opgelopen. Dit gegeven op zichzelf levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen bedreiging op met enig misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling. Daarvoor is het noodzakelijk dat ook vastgesteld wordt dat verdachte de dreigende taal, zoals omschreven in de tenlastelegging, geuit heeft.
Uit de aangifte blijken de woorden zoals in de tenlastelegging opgenomen. Verdachte heeft echter gesteld dat hij deze bewoordingen niet op deze wijze heeft geuit, maar dat hij juist aan wilde geven dat er geen dreiging van hem uitging. Verdachte stelt dat aangeefster zijn woorden verkeerd heeft geïnterpreteerd.
Nu ten aanzien van dit feit de aangifte en de verklaring van verdachte lijnrecht tegenover elkaar staan en er geen aanvullend bewijs is voor de juistheid van de aangifte, terwijl bovendien de getuige[getuige 2] ter terechtzitting heeft verklaard dat er tijdens het desbetreffende bezoek, dat ongeveer twee uur heeft geduurd, geen bedreigingen zijn geuit, is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 4:
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van belaging door verdachte in de periode van 28 januari 2013 tot en met 3 februari 2013. Zij heeft in die periode tientallen sms-berichten gekregen van verdachte. Ook heeft hij haar in de periode 12 februari 2013 tot en met 15 februari 2013 vanuit de gevangenis gebeld. [10] Zij heeft van de belaging een klacht ingediend. [11] De sms-berichten zijn aan het dossier toegevoegd. [12]
Uit onderzoek naar de historische telefoongegevens van aangeefster is gebleken dat in de periode 28 januari 2013 tot en met 2 februari 2013 er 85 maal is gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] behorend bij verdachte en dat aangeefster 10 maal heeft gebeld naar dat telefoonnummer. Aangeefster heeft van de 10 keer bellen, 7 maal een gesprek gevoerd met verdachte en verdachte heeft van de 85 uitgaande gesprekken 15 maal een gesprek gehad met aangeefster. [13]
Vanuit de Penitentiaire Inrichting Achterhoek is door verdachte 5 maal in de periode 12 februari 2013 tot en met 15 februari 2013 gebeld met het telefoonnummer van aangeefster. [14]
Door de raadsman is gesteld dat niet vaststaat dat verdachte de berichten heeft verstuurd en dat het mogelijk is dat aangeefster deze zelf heeft verzonden.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat aangeefster zelf de betreffende berichten heeft verzonden en daarbij tevens verschillende malen heeft gebeld. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de verklaring van aangeefster mede gelet op de inhoud de stijl en het taalgebruik van de verzonden berichten.
Voorts heeft de raadsman gesteld dat er geen sprake kan zijn van belaging omdat aangeefster zelf ook verschillende malen contact met verdachte heeft opgenomen in de ten laste gelegde periode.
De rechtbank is van oordeel dat dit het wederrechtelijke karakter van de sms-berichten en telefooncontacten niet wegneemt, te meer omdat de voorlopige hechtenis van verdachte geschorst was waarbij één van de schorsingsvoorwaarden betrof dat hij geen contact zou hebben met aangeefster. Nu verdachte wel contact heeft gehad met aangeefster in deze periode is de wederrechtelijkheid hiermee gegeven. De rechtbank stelt vast dat verdachte in een periode van enkele dagen een aanzienlijke hoeveelheid sms-berichten heeft gestuurd naar [slachtoffer 1] en haar vele malen heeft gebeld. Zij voelde zich hierdoor lastiggevallen en heeft aangegeven bang te zijn voor verdachte. Verdachte heeft door zijn handelen inbreuk gemaakt op de privacy van [slachtoffer 1].
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 1 december 2008 tot en met 8 oktober 2012 in de gemeente Almere, althans in Nederland en/of in Spanje en/of Marokko (zijn ex-partner) [slachtoffer 1] (telkens) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- (in december 2008 in Spanje) die [slachtoffer 1] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp tegen het hoofd gezet en haar dreigend de woorden toegevoegd "Als je wilt dat ik je afmaak, zeg het maar dan doe ik dat" en
- (in de periode van 31 maart 2012 tot en met 23 mei 2012 in Marokko) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd "Jij komt Marokko niet uit behalve in een kist" en haar daarbij een mes op de keel gezet en
- sms-berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1] met daarin de teksten
* op 9 augustus 2012 "Je ex psygopaat draaid door" en "Geloof me ik vindt jou wel en daarna de bajes in" en
* op 10 augustus 2012 "Inshallah wordt je volgende man of vrouw. Je dood Inshallah" en
* op 28 augustus 2012 "Ik maak jou af" en "Jij bent in west, ik ga je elke dag zoeken" en
* op 7 oktober 2012 "Ik sta hier als een tijdbom. Of dat is wat je wou" en
- meerdere malen gebeld naar die [slachtoffer 1] en haar dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga nog liever de gevangenis in, ik maak je dood, ik laat mijn kinderen nooit los, als er een andere man bij jou in de buurt staat steek ik die dood" en
- (op 7 oktober 2012) gebeld naar die [slachtoffer 1] en haar dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood, ik vind je wel, je woont op de [straatnaam]",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op 24 januari 2013 te 's-Gravenhage,[slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde[slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Jullie hebben mij genaaid, ga maar giechelen, voor mij is het menens" en "Nee, jullie zijn het allemaal. Morgen is het vrijdag. Ik hoop dat er met één van jullie wat zal gebeuren, en dat zál gebeuren" en "Soms wordt de verkeerde genaaid, ooit naai je de verkeerde, die kan ineens voor je deur staan. Als ik kom, blaas ik alles op";
4.
hij in de periode van 28 januari 2013 tot en met 15 februari 2013 te Drachten, gemeente Smallingerland en/of in de gemeente Almere, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van (zijn ex-partner) [slachtoffer 1], met het oogmerk die [slachtoffer 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte
  • maal gebeld naar/met die [slachtoffer 1] en
  • - een groot aantal SMS-berichten gestuurd naar die [slachtoffer 1].
Van het onder 1, 2 en 4 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feit 3: Belaging.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen waarvan 132 dagen voorwaardelijk met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact ook indien dit inhoudt een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een op te leggen straf gesteld dat verdachte 49 dagen in voorlopige hechtenis heeft gezeten.
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen ruimte meer is voor een hogere straf dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat indien een hogere straf wordt opgelegd dan de reeds ondergane voorlopige hechtenis dit meerdere voorwaardelijk opgelegd dient te worden. Een klinische opname zal niet opgelegd moeten worden, enerzijds omdat verdachte hier niet aan mee wil werken en anderzijds omdat niet bepaald kan worden hoe lang deze klinische opname moet duren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 4 juni 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld, maar niet ter zake van een geweldsdelict.
De rechtbank heeft rekening gehouden op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht met de strafbeschikking van 12 maart 2013, waarbij verdachte een geldboete van € 360 is opgelegd ter zake van overtreding van artikel 34 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, met de strafbeschikking van 12 november 2011, waarbij verdachte een geldboete van € 100,00 is opgelegd en met het vonnis van de kantonrechter van 3 juli 2009, waarbij verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 400,00 voor, kort gezegd, onverzekerd rijden.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend psychiatrisch onderzoek pro justitia d.d. 29 maart 2013 opgemaakt door mw. drs. F.M.J. Bruggeman.
De psychiater heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van chronisch psychotische paranoïde symptomen in het kader van een schizofrene stoornis. Er is sprake van misbruik van softdrugs. De persoonlijkheid van verdachte wordt gekenmerkt door wantrouwen, hoge zelfwaardering en gebrek aan zelfinzicht. Deze symptomen speelden ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psychiater acht verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar. Er bestaat een aanzienlijk risico op herhaling indien hij niet behandeld wordt voor de chronisch psychotische en paranoïde symptomen. De psychiater heeft bijzondere voorwaarden geadviseerd waarbij verdachte zich dient te houden aan de voorwaarden ook indien dat inhoudt een klinische opname in een forensische setting.
De rechtbank neemt de in voornoemde psychiatrische rapportage vervatte conclusie betreffende de sterk verminderd toerekeningsvatbaarheid van verdachte op de daarvoor in het rapport bijeengebrachte gronden over en maakt deze tot de hare.
Tevens heeft de rechtbank rekening gehouden met een reclasseringsadvies d.d. 21 juni 2013 opgemaakt door R. Wubs en G.J. Smit, respectievelijk reclasseringswerker en leidinggevende van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering te Leeuwarden. Uit dit rapport blijkt dat verschillende criminogene factoren – al dan niet in ernstige mate – aanwezig zijn. Behandeling van zijn psychische aandoening is aangewezen. Bij verdachte is echter geen ziekte-inzicht aanwezig en een klinische behandeling stuit op veel weerstand. Hij heeft zich wel bereid verklaard mee te werken aan (andere) bijzondere voorwaarden. Het recidiverisico wordt hoog geschat. De reclassering adviseert een voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarden meldplicht en een klinische behandeling.
Verdachte heeft duidelijk laten blijken niet mee te willen werken aan een klinische behandeling. Nu voorts in de rapportages geen melding is gemaakt van de duur die een dergelijke behandeling zou vergen en niet wordt aangegeven in welke kliniek de behandeling plaats kan vinden is de rechtbank van oordeel dat, hoewel een (deels) klinische behandeling voor verdachte het beste zou zijn, deze behandeling niet moet worden opgelegd als bijzondere voorwaarde.
De rechtbank is van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, gelet ook op het strafrechtelijk verleden van de verdachte, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57, 63, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder 1, 2 en 4 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert deze zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot
132 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde(n) dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd van 2 jaar:
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1], anders dan met instemming van de reclassering gelet op een eventueel te realiseren omgangsregeling met de kinderen;
* binnen 7 dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij de reclassering van het Leger des Heils zal melden en zich vervolgens zal melden zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* onder behandeling zal stellen van De Waag, of een soortgelijke instelling, op de tijden en plaatsen als door of namens die De Waag of soortgelijke instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Stoové, voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. C.A. de Beaufort, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juli 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL2540 2012071381, doorgenummerd 1 tot en met 79 (hierna aan te duiden met de letter A gevolgd door het paginanummer) en delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013008400, doorgenummerd 0 tot en met 97 (hierna aan te duiden met de letter B gevolgd door het paginanummer).
2.Pagina’s A1, 2, 4, 5 en 6.
3.Pagina’s A15, 16, 21, 22, 30, 33, 34, 38 en 49.
4.Pagina B31.
5.Pagina’s A72 en 73.
6.Pagina A76.
7.Pagina B1.
8.Pagina B4.
9.Pagina’s B32 en 33.
10.Pagina’s B55 en 56.
11.Pagina B58.
12.Pagina’s B60 tot en met 83.
13.Pagina B97.
14.Pagina B54.