ECLI:NL:RBMNE:2013:2698

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2013
Publicatiedatum
11 juli 2013
Zaaknummer
16.659309-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk brandstichten en vernielingen met gemeen gevaar voor goederen

Op 11 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk brandstichten en vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij meerdere brandstichtingen in de gemeente Urk, waarbij gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. G.I.H. Schulte, en de officier van justitie was mr. A.J.S. Visser. Tijdens de zitting op 27 juni 2013 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waaronder verklaringen van getuigen en de medeverdachte. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichtingen, maar sprak hem vrij van enkele ten laste gelegde feiten omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat er gemeen gevaar voor goederen was. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 180 uren en bepaalde dat bij niet-naleving hiervan 90 dagen hechtenis zou volgen. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan benadeelde partijen, waaronder de gemeente Urk en een particulier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16.659309-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 11 juli 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats ],[adres 1].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft gedeeltelijk achter gesloten deuren plaatsgevonden ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer op 27 juni 2013 te Lelystad, waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.I.H. Schulte, advocaat te Almere.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.J.S. Visser en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1 primair.

hij op of omstreeks 13 januari 2013 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan (gelegen aan het [adres 2]),

immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk in die caravan met (de vlam van) een aansteker de bank (zithoek) en/of het/de kussen(s) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die caravan aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan de caravan met de zich daarin bevindende inventaris/goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand,in elk geval brand
is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende woning en/of het bedrijfspand (de Formido) en/of voor de inventaris/goederen van het bedrijfspand (de Formido), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor
zwaar lichamelijk letsel voor (de) perso(o)n(en) die zich in die woning en/of het bedrijfspand (de Formido) en/of in de nabijheid van die woning en/of het bedrijfspand (de Formido) bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(zaak 4)
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 13 januari 2013 in de gemeente Urk, opzettelijk brand heeft gesticht in een caravan (gelegen aan het [adres 2]),
immers heeft [medeverdachte] toen aldaar opzettelijk in die caravan met (de vlam van) een aansteker de bank (zithoek) en/of het/de kussen(s) aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die caravan aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan de caravan met de zich daarin bevindende inventaris/goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de nabijheid bevindende woning en/of het bedrijfspand (de Formido), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (de) perso(o)n(en) die zich in die woning en/of het bedrijfspand (de Formido) en/of in de nabijheid van die woning en/of het bedrijfspand (de Formido) bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, bij welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 13 januari 2013 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een caravan en/of de inventaris / goederen (van die caravan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Meest subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 13 januari 2013 in de gemeente Urk opzettelijk en wederrechtelijk een caravan en/of de inventaris / goederen (van die caravan), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte], heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, bij welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;

2 primair.

hij op of omstreeks 18 januari 2013 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een kunststoffen (vis) container,inhoudende afval,in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal, staande aan/op/bij het plein/binnenplaats/perceel [straatnaam 1] ([straatnaam 1] en/of [straatnaam 1]),
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar opzettelijk met (de vlam van) een aansteker de kunststoffen container, inhoudende (bouw) afval, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal, aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met die kunststoffen container en/of met (zich in die container bevindend) brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die kunststoffen (vis) container met het zich daarin bevindende afval en/of twee (houten) deuren en/of een (houten)
schutting geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de nabijheid bevindende gebouw(en) / bedrijfspand(en) (waaronder [straatnaam 1]en/of [straatnaam 1]) en/of een (houten) schutting en/of twee (houten) deuren en/of een plezierboot en/of (een) woning(en) ([straatnaam 1]en/of [straatnaam 1]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor de perso(o)n(en) die zich in de woning(en) en/of bedrijfspand(en) ([straatnaam 1]en/of 11) bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
(zaak 3)
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 18 januari 2013 in de gemeente Urk opzettelijk brand heeft gesticht in een kunststoffen (vis) container, inhoudende afval, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal, staande aan/op/bij het plein/binnenplaats/perceel [straatnaam 1]
(9 en/of 11),
immers heeft [medeverdachte] toen aldaar opzettelijk met (de vlam van) een aansteker de kunststoffen container, inhoudende (bouw) afval, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal, aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met die kunststoffen container en/of met (zich in die container bevindend) brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die kunststoffen (vis) container met de zich daarin bevindende afval en/of twee (houten) deuren en/of een (houten) schutting geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de nabijheid bevindende gebouw(en) / bedrijfspand(en) (waaronder [straatnaam 1]en/of [straatnaam 1]) en/of een (houten) schutting en/of twee (houten) deuren en/of een plezierboot en/of (een) woning(en) ([straatnaam 1]en/of [straatnaam 1]), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, voor de perso(o)n(en) die zich in de woning(en) en/of bedrijfspand(en) ([straatnaam 1]en/of 11) bevonden, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, bij welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;

3 primair.

hij op of omstreeks 26 oktober 2012 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) brand heeft gesticht

-in een container, inhoudende (prefab) materiaal, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de[straatnaam 2] en/of
-in een container, inhoudende (bouw)afval, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de [straatnaam 3] en/of
-in/aan/bij (prefab) scharnierkap(pen) (een blok van twee onder een kap), in ieder geval brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de[straatnaam 4],
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader toen aldaar (telkens) met (de vlam van) een aansteker de container(s),inhoudende (prefab) materaal en/of bouwafval en/of (prefab) scharnierkap(pen), in ieder geval brandbaar materiaal, aangestoken, in ieder geval (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met de container(s ), inhoudende brandbaar materiaal en/of de (prefab) scharnierkap(pen), ten gevolge waarvan de container, inhoudende (prefab) materiaal en/of de container, inhoudende (bouw) afval en/of de (prefab) scharnierkap(pen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de nabijheid bevindende gebouw(en) en/of loods(en) en/of (bouw) materia(a)l(en), in ieder geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
(zaak 10)
Subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 26 oktober 2012 in de gemeente Urk opzettelijk (telkens) brand heeft gesticht
-in een container, inhoudende (prefab) materiaal, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de[straatnaam 2]en/of
-in een container, inhoudende (bouw)afval, in ieder geval inhoudende brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de [straatnaam 3] en/of
-in/aan/bij (prefab) scharnierkap(pen) (een blok van twee onder een kap), in ieder geval brandbaar materiaal en zich bevindende aan/staande bij de [straatnaam 4],
immers heeft [medeverdachte] toen aldaar (telkens) met (de vlam van) een aansteker de container(s), inhoudende (prefab) materiaal en/of (bouw) afval en/of de (prefab) scharnierkap(pen), in ieder geval brandbaar materiaal, aangestoken, in ieder geval (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met de container(s ), inhoudende brandbaar materiaal en/of de (prefab) scharnierkap(pen), ten gevolge waarvan de container, inhoudende (prefab)
materiaal en/of de container, inhoudende (bouw) afval en/of de (prefab) scharnierkap(pen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de nabijheid bevindende gebouw(en) en/of loods(en) en/of (bouw) materia(a)l(en), in ieder geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was, bij welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;
(zaak 10)
Meer subsidiair
hij op of omstreeks 26 oktober 2012 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een container, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader en/of
  • een container en/of een of meer (prefab) scharnierkap(pen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en of zijn mededader,

heeft/hebben vernield en/of beschadig en/of onbruikbaar gemaakt;

Meest subsidiair
[medeverdachte] op of omstreeks 26 oktober 2012 in de gemeente Urk, opzettelijk en wederrechtelijk
  • een container, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] en/of
  • een container en/of een of meer (prefab) scharnierkap(pen), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte]

heeft vernield en/of beschadig en/of onbruikbaar gemaakt, bij welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;

4 primair.

hij in de periode van 14 december 2012 tot en met 17 december 2012 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (de lont van) een lawinepijl, in ieder geval een voorwerp gevuld met een ontploffende en/of brandbare stof, aan te steken en/of (vervolgens)
voornoemde brandende aangestoken lawinepijl, in ieder geval een brandend/aangestoken voorwerp gevuld met een ontploffende en/of brandbare stof te plaatsen/stoppen/gooien in een (groene) afvalbak (merk: Bammens) van:
-(de gemeente) (staande/zich bevindende aan de [straatnaam 5]),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de directe nabijheid bevindende bushokje en/of belendende woning(en) en/of gebouw(en) en/of voertuig(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen te duchten was;
(zaak 8)
Subsidiair
[medeverdachte] in de periode van 14 december 2012 tot en met 17 december 2012 in de gemeente Urk, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (de lont van) een lawinepijl, in ieder geval een voorwerp gevuld met een ontploffende en/of brandbare stof, aan te steken en/of (vervolgens) voornoemde brandende aangestoken lawinepijl, in ieder geval een
brandend/aangestoken voorwerp gevuld met een ontploffende en/of brandbare stof te plaatsen/stoppen/gooien in een (groene) afvalbak (merk: Bammens) van:
-(de gemeente) (staande/zich bevindende aan de [straatnaam 5]),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de directe nabijheid bevindende bushokje en/of belendende woning(en) en/of gebouw(en) en/of voertuig(en), in elk geval gemeen
gevaar voor goederen te duchten was, bij welk misdrijf verdachte toen aldaar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde
[medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;
(zaak 8)
Meer subsidiair
hij in of omstreeks 14 december 2012 tot en met 17 december 2012 in de gemeente Urk,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (groene) afvalbak (merk: Bammens), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Urk,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Meest subsidiair
[medeverdachte] in of omstreeks 14 december 2012 tot en met 17 december 2012 in de gemeente
Urk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (groene) afvalbak (merk: Bammens), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de gemeente Urk, in elk geval aan een ander of anderen dan aan [medeverdachte] heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, bij welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest door zich op te houden nabij de plaats van dat misdrijf teneinde [medeverdachte] bij gevaar en/of onraad te waarschuwen;
5.
hij op 18 januari 2013 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een camera (merk: AMC, type: 2500) in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in ieder geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
(zaak 3).
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Naar aanleiding van een aantal brandstichtingen op Urk en de ten aanzien daarvan door een aantal getuigen afgelegde verklaringen, wordt op 8 februari 2013 medeverdachte Schenk aangehouden. Op genoemde datum wordt tevens verdachte aangehouden.
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten is door respectievelijk [benadeelde 1], [benadeelde 2],
[benadeelde 3], [benadeelde 4] en [benadeelde 2] aangifte gedaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de onder 1 primair, 2 primair, 3 primair,
4 primair en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte en medeverdachte[medeverdachte] steeds samen op pad zijn gegaan, dat zij een en ander vaak samen hebben besproken en dat zij afwisselend het materiaal meenamen. In het geval dat sprake is van medeplegen is het dan niet relevant wie uiteindelijk de brand heeft aangestoken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
Voor wat betreft de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft zij aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw bepleit dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van medeplegen dan wel medeplichtigheid, aangezien uit niets blijkt dat verdachte het opzet had op de brandstichting, dan wel de vernieling van de containers.
Voor wat betreft het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw subsidiair aangevoerd dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
Ten aanzien van een bewezenverklaring van de onder 1 meer subsidiair, 4 en 5 ten laste gelegde feiten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Het oordeel van de rechtbank [1]
Feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de aangifte [2] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [3] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] brand heeft gesticht in de in de tenlastelegging genoemde caravan.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank overweegt dat in een proces-verbaal van bevindingen op pagina 282 is gerelateerd dat nader onderzoek heeft uitgewezen dat de caravan zich op acht à tien meter van het bedrijf Formido bevond. Door de verbalisant wordt aangegeven, dat het vuur door de wind, gezien de korte afstand, had kunnen overwaaien naar de Formido.
De rechtbank overweegt dat door de verbalisant niet nader wordt onderbouwd hoe hij tot deze conclusie is gekomen. Bovendien wordt in het proces-verbaal van bevindingen (pagina 185) dat direct na de betreffende brand is opgesteld door de verbalisant die ter plaatse kwam, gerelateerd dat de caravan zich op een dusdanige afstand van het pand van de Formido bevond, dat de brand, zoals die zichtbaar was op het moment dat de verbalisant ter plaatse kwam, geen gevaar opleverde voor het genoemde pand.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was, zodat verdachte van de onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte]door de brandstichting in de caravan, deze caravan heeft vernield.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft medeverdachte [medeverdachte] daarbij nauw en bewust samengewerkt met verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte was en dat verdachte op de uitkijk heeft gestaan. Hij heeft verder verklaard dat zij beiden het initiatief namen om het te doen. Hij is samen met verdachte weggerend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft voorts verklaard dat zij samen in de caravan zijn geweest en dat daarna verdachte eruit is gegaan om op de uitkijk te gaan staan [4] .
Verdachte heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de pallethandel van Flevopallets in de brand wilde steken en dat hij toen tegen medeverdachte [medeverdachte] heeft gezegd dat hij dan wat anders moest doen. Hij heeft verklaard dat, toen ze bij de caravan aankwamen, medeverdachte [medeverdachte] zei dat hij de caravan in brand ging steken en dat verdachte op de uitkijk moest gaan staan om te kijken of er niemand aan kwam. Daarna is hij weg gerend en is medeverdachte[medeverdachte] met hem meegerend [5] .
Ter zitting van 27 juni 2013 heeft verdachte verklaard dat het klopt dat hij heeft gezegd dat verdachte niet de pallets in de brand moest steken, maar dat hij dan maar de caravan moest doen. Hij heeft verder verklaard dat hij toen mee is gegaan naar de caravan [6] .
De rechtbank is van oordeel dat uit deze verklaringen blijkt dat verdachte en medeverdachte[medeverdachte] samen naar de caravan zijn gegaan en beiden in de caravan zijn geweest, dat de caravan op aanwijzing van verdachte is aangestoken door medeverdachte[medeverdachte] en dat verdachte daarbij op de uitkijk heeft gestaan en dat zij vervolgens samen zijn weggerend.
Aldus is naar het oordeel sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 2:
De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de aangifte [7] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [8] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte[medeverdachte] brand heeft gesticht in de in de tenlastelegging omschreven container.
De rechtbank overweegt dat uit een proces-verbaal van bevindingen [9] dat is opgemaakt door de verbalisanten die ter plaatse kwamen, blijkt dat de container zich dichtbij een houten schutting en een gestalde plezierboot bevond. De verbalisanten relateren verder dat de container dichtbij een tweetal houten deuren stond. Deze deuren stonden nagenoeg met de onderzijde tegen de container aan en deze deuren stonden tegen de schutting. De afstand tussen de brandende container en de plezierboot bedroeg ongeveer 1,5 meter. Door de verbalisanten wordt geconcludeerd dat, gezien de behoorlijke vlammen, de harde wind, en het feit dat de brandende container zich dichtbij de houten schutting en een gestalde plezierboot bevond, er sprake was van gemeen gevaar voor goederen.
Gelet op de inhoud van genoemd proces-verbaal van bevindingen, alsmede gelet op de daarbij behorende foto’s waarop één en ander ook duidelijk zichtbaar is, is de rechtbank van oordeel dat met de brandstichting van de container gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft medeverdachte[medeverdachte] bij de brandstichting nauw en bewust samengewerkt met verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met verdachte was en dat zij samen tegen elkaar zeiden de container in de brand te steken. Hij heeft verklaard dat hij de container met afval met een aansteker in de brand heeft gestoken en dat verdachte daarbij was. Hij heeft verder verklaard dat verdachte de camera van de muur heeft getrokken [10] .
Verdachte heeft verklaard dat hij samen was met medeverdachte [medeverdachte] en dat zij allebei op de fiets waren. Hij heeft verklaard dat medeverdachte [medeverdachte] de container in de brand heeft gestoken. Hij heeft verder verklaard dat hij op een gegeven moment van een andere jongen hoorde dat er een camera hing en dat hij vervolgens opzettelijk de kabel van de camera kapot heeft getrokken. Hij heeft verklaard dit te hebben gedaan, omdat hij bang was dat medeverdachte [medeverdachte] in de problemen zou komen [11] .
De rechtbank overweegt dat de brandstichting heeft plaatsgevonden op 18 januari 2013 en dat verdachte daarvoor bij meerdere andere brandstichtingen door medeverdachte [medeverdachte] betrokken is geweest. Desalniettemin is hij op 18 januari 2013 wederom samen met medeverdachte [medeverdachte] op pad gegaan.
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen richting de container zijn gefietst en dat de container is aangestoken door medeverdachte [medeverdachte] en dat verdachte daarbij heeft gestaan. Vervolgens heeft verdachte bewust de camera, die gericht was op het terrein, vernield. Aldus is naar het oordeel sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 3:
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde scharnierkappen als bewijsmiddel, gelet op de ontkennende verklaring van verdachte, slechts de aangifte voorhanden is. De rechtbank is van oordeel dat verdachte reeds daarom dient te worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de aangifte [12] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [13] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij brand heeft gesticht in de in de tenlastelegging genoemde containers.
De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was. De rechtbank overweegt dat in een proces-verbaal van bevindingen op pagina 283 is gerelateerd dat gevaar is ontstaan voor allerhande goederen zoals in aanbouw zijnde woningen, opslagplaatsen en bouwmaterialen. Door de verbalisant wordt aangegeven, dat het vuur door de wind, gezien de korte afstand, had kunnen overwaaien naar deze goederen.
De rechtbank overweegt dat door de verbalisant niet nader wordt onderbouwd hoe hij tot deze conclusie is gekomen en dat uit de zich bij de aangifte bevindende foto’s van de containers en de directe omgeving rondom te containers het voorgaande niet blijkt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat gemeen gevaar voor goederen te duchten was, zodat verdachte van de onder 3 primair en
3 subsidiair ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] door de brandstichting in de containers, deze containers heeft vernield.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft medeverdachte [medeverdachte] daarbij nauw en bewust samengewerkt met verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat zowel hij als verdachte op zoek waren naar containers of brandbaar materiaal. Verder heeft hij verklaard dat verdachte één van de betreffende containers vond en dat hij deze aanwees. Verder heeft hij verklaard dat verdachte één container en dat hijzelf één container heeft aangestoken [14] .
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op de uitkijk heeft gestaan [15] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 meer subsidiair ten laste gelegde, met uitzondering van de scharnierkappen, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 4:
De rechtbank is van oordeel dat, onder verwijzing naar de aangifte [16] en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] [17] , wettig en overtuigend kan worden bewezen dat medeverdachte [medeverdachte] een ontploffing teweeg heeft gebracht in de in de tenlastelegging omschreven afvalbak.
De rechtbank overweegt dat zowel uit de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen [18] als uit de bij de aangifte behorende foto [19] blijkt dat de afvalbak was gesitueerd vlakbij een bushokje. Reeds gelet op die vaststelling is de rechtbank van oordeel dat met het teweeg brengen van de ontploffing gemeen gevaar voor goederen was te duchten.
Voorts is op de foto te zien dat zich in de directe nabijheid van de afvalbak een scooter bevond.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft medeverdachte [medeverdachte] bij het teweeg brengen van de ontploffing nauw en bewust samengewerkt met verdachte.
Medeverdachte [medeverdachte]heeft verklaard dat hij samen met verdachte was en dat zij samen naar de afvalbak zijn gefietst en dat hij de lawinepijl in de afvalbak heeft gedaan. Hij heeft verklaard dat zowel hij als verdachte een lawinepijl bij zich hadden en dat die van hem in de afvalbak is gegaan [20] .
Verdachte heeft verklaard dat ze met zijn vieren hadden afgesproken dat ze een lawinepijl in een container zouden afsteken. Ze waren die dag op de fiets en medeverdachte [medeverdachte] zat bij verdachte achterop de fiets. Medeverdachte [medeverdachte] is op een gegeven moment van de fiets gesprongen en verdachte zag dat medeverdachte [medeverdachte] een container vond en de lawinepijl aanstak in een groene afvalbak. Medeverdachte [medeverdachte] sprong na de ontploffing weer bij hem achterop de fiets en toen zijn ze weggefietst [21] .
Ter terechtzitting van 27 juni 2013 heeft verdachte verklaard dat ze samen hadden afgesproken de pijl in de container te gooien en dat medeverdachte[medeverdachte] bij hem achterop de fiets zat. Hij heeft verklaard dat hij heeft gewacht totdat medeverdachte[medeverdachte] na de ontploffing weer terug bij hem op de fiets sprong. Verder heeft hij verklaard dat het zijn lawinepijl was die is ontploft en dat hij die pijl aan medeverdachte [medeverdachte] had gegeven [22] .
De rechtbank is van oordeel dat uit de verklaringen blijkt dat was afgesproken om een lawinepijl in een afvalbak tot ontploffing te brengen, dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] samen richting de afvalbak zijn gefietst en dat deze is aangestoken door medeverdachte [medeverdachte] en dat verdachte daarbij heeft gestaan en op medeverdachte [medeverdachte] heeft staan wachten. Vervolgens zijn ze na de ontploffing samen weggefietst. Aldus is naar het oordeel sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 5:
De rechtbank is van oordeel dat het onder 5 ten laste gelegde, onder verwijzing naar de aangifte [23] en de bekennende verklaring van de verdachte [24] , wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank volstaat, gelet op het bepaalde in artikel 359a, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering met een opgave van de genoemde bewijsmiddelen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:

1 meer subsidiair

hij op 13 januari 2013 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een caravan en de inventaris / goederen (van die caravan), toebehorende aan [benadeelde 1], heeft vernield;

2 primair

hij op 18 januari 2013 in de gemeente Urk tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk brand heeft gesticht in een kunststoffen (vis) container, inhoudende afval, staande op het perceel [straatnaam 1],

immers heeft zijn mededader toen aldaar opzettelijk met (de vlam van) een aansteker de kunststoffen container, inhoudende (bouw) afval aangestoken, ten gevolge waarvan die kunststoffen (vis) container met het zich daarin bevindende afval en twee (houten) deuren geheel of gedeeltelijk zijn verbrand,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in het/de nabijheid bevindende (houten) schutting en twee (houten) deuren en een plezierboot te duchten was;

3 meer subsidiair

hij op 26 oktober 2012 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk en wederrechtelijk

  • een container, toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 1], en
  • een container, toebehorende aan bouwbedrijf [bedrijf 2],

heeft vernield;

4 primair

hij in de periode van 14 december 2012 tot en met 17 december 2012 in de gemeente Urk, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door (de lont van) een lawinepijl aan te steken en (vervolgens) voornoemde brandende aangestoken lawinepijl te plaatsen/gooien in een (groene) afvalbak (merk: Bammens) van:
-(de gemeente) (zich bevindende aan de [straatnaam 5]),
terwijl daarvan gemeen gevaar voor zich in de directe nabijheid bevindende bushokje en voertuig;
5
hij op 18 januari 2013 in de gemeente Urk opzettelijk en wederrechtelijk een camera (merk: AMC, type: 2500) toebehorende aan [benadeelde 2], heeft vernield.
Van het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 meer subsidiair, 4 primair en 5 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feiten 1 meer subsidiair en 3 meer subsidiair, telkens:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Feiten 2 primair en 4 primair, telkens:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Feit 5:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf verzocht om het minderjarigenstrafrecht toe te passen.
Zij heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten en op het feit dat de rol van verdachte bij de feiten gering was.
Zij heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en aangegeven dat hij bereid is een flinke taakstraf uit te voeren.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank overweegt dat artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van het strafbare feit de leeftijd van achttien jaren doch nog niet die van eenentwintig jaren heeft bereikt, de rechter, indien hij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, recht kan doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de dader geen aanknopingspunten, mede gelet op hetgeen over de persoon van de verdachte is weergegeven in het reclasseringsadvies, om het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Evenmin ziet de rechtbank daartoe aanknopingspunten in de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank overweegt dat in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS geen oriëntatiepunten zijn opgenomen ter zake van de bewezen verklaarde feiten. Ook de oriëntatiepunten van het gerechtshof Leeuwarden zien niet specifiek op de bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank overweegt dat zij, aangezien oriëntatiepunten ontbreken, bij het bepalen van de duur van de straf voor het feit rekening heeft gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten plegen te worden opgelegd.
In de tenlastelegging is een aantal ad informandum feiten opgenomen. De rechtbank overweegt dat uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat de rechtbank bij de bepaling van de strafmaat rekening mag houden met dergelijke feiten, mits deze feiten door de verdachte worden bekend.
De raadsvrouw heeft bezwaar gemaakt tegen het ad info voegen van de zaken 9, 11, 12, 13, 15 (ad info feiten 4, 5, 6, 7 en 8), aangezien verdachte heeft verklaard van die branden niets te weten. De rechtbank zal met deze feiten geen rekening houden bij de strafoplegging, nu ten aanzien van die feiten niet kan worden gesteld dat sprake is van een bekennende verklaring van de verdachte.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf wel rekening gehouden met de onder de nummers 1, 2, 3 en 9 (zaken 5, 6, 7 en 16) ad informandum gevoegde feiten, zoals valt af te leiden uit de (ter terechtzitting) door verdachte afgelegde bekennende verklaring en het bij de stukken gevoegde dossier ter kennisneming van de rechtbank.
In het bijzonder overweegt de rechtbank ten aanzien van de ernst van de feiten het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van meerdere brandstichtingen van goederen en aan het medeplegen van vernielingen van goederen, door deze in brand te steken. Hij heeft daarbij in een aantal gevallen het risico gelopen dat de brand had kunnen escaleren en dat de brand ook op andere objecten had kunnen overslaan. De rechtbank overweegt dat verdachte, door het plegen van die feiten, aan de slachtoffers schade, schrik en overlast heeft bezorgd en hij is volledig voorbijgegaan aan de belangen van de benadeelden.
De rechtbank overweegt dat verdachte weliswaar een andere rol heeft gehad dan medeverdachte[medeverdachte], echter hij is wel gedurende een langere periode betrokken geweest bij brandstichtingen op Urk, hetgeen op Urk de nodige onrust heeft veroorzaakt. Bovendien dragen dergelijke feiten bij aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid binnen de samenleving als geheel. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
In het voordeel van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 15 mei 2013. In het onderzoek van de reclassering komt naar voren dat verdachte problematiek had op de gebieden alcohol en vrienden. Achteraf lijkt hij lering te hebben getrokken uit de ernst van de verdenkingen en de mogelijke schadelijke gevolgen. Gezien de lage kans op recidive stelt de reclassering geen plan van aanpak op. Toezicht op bijzondere voorwaarden en interventies / behandelingen zijn niet geïndiceerd. Geadviseerd wordt om aan de verdachte een (voorwaardelijke) werkstraf op te leggen.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij heeft overwogen over de ernst van de feiten, aan de verdachte een forse werkstraf opleggen. De rechtbank zal wel een lagere werkstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, aangezien zij de verdachte van een aantal primair en subsidiair ten laste gelegde feiten zal vrijspreken.
Alles overwegend is de rechtbank van oordeel dat de hierna te melden straf passend en geboden is.

9.BESLAG

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd te gelasten dat de onder verdachte in beslag genomen geheugenkaart aan hem dient te worden teruggegeven.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht te gelasten dat de in beslag genomen geheugenkaart aan de verdachte zal worden teruggegeven.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende geheugenkaart, aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.

10.DE BENADEELDE PARTIJ

Voor aanvang van de terechtzitting hebben de gemeente Urk – daartoe vertegenwoordigd door[benadeelde 5] – en de heer [benadeelde 2] zich als benadeelde partijen in dit geding gevoegd en vorderingen ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ad informandum gevoegde feiten en de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partijen begroot op bedragen van respectievelijk € 43,00 (ad info feit 1), € 43,00 (ad info feit 2), € 43,00 (ad info feit 3), € 43,00 (feit 4) en € 483,74 (feiten 2 en 5).
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen van de gemeente toe te wijzen, hoofdelijk en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft gevorderd om van de vordering van de heer [benadeelde 2] een bedrag van € 359,05 toe te wijzen, met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vernieling van de camera slechts aan verdachte ten laste is gelegd en niet aan medeverdachte [medeverdachte], zodat deze kosten geheel aan verdachte dienen te worden toegerekend. De overige kosten dienen volgens de officier van justitie te worden verdeeld tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vorderingen van de gemeente Urk aangevoerd dat deze niet duidelijk zijn en dat de gevorderde schade hele andere zaken zou kunnen betreffen. Zij heeft verzocht de gemeente Urk niet-ontvankelijk te verklaren in de ingediende vorderingen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] aangevoerd dat voor de camera een bedrag van € 75,00 (zijnde de waarde van de camera), vermeerderd met de vervangingskosten van € 37,50 kan worden toegewezen. Zij heeft verzocht om het meerdere van de gevorderde schade die betrekking heeft op de camera af te wijzen. Zij heeft ten slotte verzocht om de benadeelde partij, voor zover de vordering ziet op de schade ten gevolge van de brand, niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering, in verband me de door haar bepleite vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
Benadeelde partij Gemeente Urk
De rechtbank overweegt dat uit de vorderingen van de gemeente Urk niet blijkt op welk feit de betreffende vorderingen betrekking hebben. Weliswaar staat op de voorpagina onder A het onderwerp met daarbij een adres genoemd, echter dit gedeelte van de vordering wordt ingevuld door de administratie van het openbaar ministerie en niet door de benadeelde partij zelf. Bovendien staat in de vordering onder B als datum van het misdrijf 21 januari 2013 genoemd, welke datum niet overeenkomt met de pleegdata die in de tenlastelegging worden genoemd bij de vier adressen.
De vorderingen van de benadeelde partij leveren naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vorderingen niet-ontvankelijk is en dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Bij het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde 2] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van de onder 2 en 5 bewezen verklaarde feiten.
De rechtbank zal een onderscheid maken tussen de schade voor zover deze ziet op de vernieling van de camera enerzijds en voor zover deze ziet op de brandstichting in de container anderzijds, aangezien de vernieling van de camera niet aan medeverdachte [medeverdachte] ten laste is gelegd.
Kosten betreffende de camera
De rechtbank overweegt dat de camera die door verdachte is vernield, is aangeschaft voor
€ 75,00, zodat dit bedrag als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt en voor toewijzing vatbaar is. Ook de vervangingskosten van de camera ad € 37,50 zijn naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de hoogte van de schade betreffende de camera genoegzaam is komen vast te staan tot een bedrag van € 112,50, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.
Kosten betreffende de container
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde bedragen exclusief btw toewijsbaar zijn, aangezien de btw voor de benadeelde partij, zijnde een bedrijf, aftrekbaar is.
De hoogte van die schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 240,63, vermeerderd met de wettelijke rente en vermeerderd met de kosten die – tot op heden – worden begroot op nihil.
De vordering van de benadeelde partij, die in die vordering ontvankelijk is, is in dier voege toewijsbaar.
De rechtbank zal bepalen dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige deel
niet-ontvankelijk is en dat de vordering ter zake dit deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

11.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77o, 77gg, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 1 primair, 1 subsidiair, 3 primair en 3 subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 meer subsidiair, 4 primair en 5 ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder 1 meer subsidiair, 2 primair, 3 meer subsidiair,
  • primair en 5 meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
180 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 90 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
Beslag
- gelast de teruggave aan de verdachte van de onder hem in beslag genomen geheugenkaart;
Benadeelde partij Gemeente Urk
- bepaalt dat de benadeelde partij de gemeente Urk in haar vorderingen niet-ontvankelijk is en dat zij haar vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Kosten betreffende de camera
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2], wonende te[woonplaats ], van een bedrag van € 112,50 (zegge: honderdtwaalf euro en vijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 januari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 112,50 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis;
- bepaalt dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte (gedeeltelijk) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij
[benadeelde 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Kosten betreffende de container
- veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2], wonende te [woonplaats ] van een bedrag van € 240,63 (zegge: tweehonderdveertig euro en drieënzestig cent), hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 18 januari 2013, tot die van de voldoening;
- veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
- legt op aan de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 240,63 ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2] voornoemd, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
  • bepaalt dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde 2] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.G. Wijma, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A. van Holten en M.C. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Olst-van Esch, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2013.
Mr. Van Holten is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer 2013005650, doorgenummerd 1 tot en met 283.
2.Pagina’s 187 e.v.
3.Pagina’s 51 e.v.
4.Pagina 51 en pagina 57
5.Pagina 83
6.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 27 juni 2013
7.Pagina’s 176 e.v.
8.Pagina’s 44 e.v. en pagina’s 56 e.v.
9.Pagina 173 en bijlagen (foto’s)
10.Pagina’s 44 en 45
11.Pagina 82
12.Pagina’s 209 en 210 en bijlagen (foto’s)
13.Pagina 59 en pagina 66
14.Pagina 60 en pagina 66
15.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 27 juni 2013
16.Pagina’s 196 e.v.
17.Pagina 66
18.Pagina 282
19.Pagina 199
20.Pagina 66
21.Pagina 98 en pagina 99
22.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 27 juni 2013
23.Pagina’s 176 e.v.
24.Pagina 82