ECLI:NL:RBMNE:2013:2573

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
2 juli 2013
Zaaknummer
16/656160-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor bedreiging met doodslag tijdens een dollemansrit

Op 2 juli 2013 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man uit Utrecht, die werd beschuldigd van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 16 augustus 2012, waarbij de verdachte tijdens een dollemansrit met hoge snelheid op een politieagent afreed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op het allerlaatste moment om de agent heen stuurde, wat leidde tot de conclusie dat hij de redelijke vrees bij de agent had kunnen veroorzaken dat hij zou worden doodgereden. De rechtbank achtte de bedreiging wettig en overtuigend bewezen, ondanks de verdediging van de verdachte dat hij niet de bestuurder van de auto was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, maar achtte de bedreiging wel bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de impact op de agent, die zich zo onveilig voelde dat hij zijn dienstwapen trok. De rechtbank kende ook een schadevergoeding toe aan de benadeelde partij, die als gevolg van de bedreiging schade had geleden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/656160-12 (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 juli 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1969]te [geboorteplaats] (Italie),
wonende te [woonplaats]
gedetineerd voor deze zaak te HVB ‘Het Schouw’ te Amsterdam.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2013. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H. Weisfelt, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 16 augustus 2012 met zijn auto met hoge snelheid op hoofdagent[naam] is afgereden, hetgeen een poging tot doodslag, althans poging tot zware mishandeling, althans bedreiging oplevert.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag/poging tot zware mishandeling. De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde, de bedreiging, heeft gepleegd. De officier van justitie baseert zich daarbij op de inhoud van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde, in alle drie de gradaties, te komen, zodat verdachte moet worden vrijgesproken.
De verdediging heeft daartoe in het bijzonder aangevoerd (primair) dat niet wettig bewezen kan worden dat verdachte de bestuurder van de auto was en voorts (subsidiair) dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte opzet had op de ten laste gelegde gedragingen, in alle drie de gradaties.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van het slachtoffer, dan wel op zwaar lichamelijk letsel. Van het primair en het impliciet subsidiair ten laste gelegde zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
Bewijs [1]
Aangever[naam], hoofdagent van politie, kreeg op 16 augustus 2012 een melding dat een achtervolging op een Renault was ingezet en dat de bestuurder van de Renault een stopteken had genegeerd. [naam] hoorde dat de Renault zijn kant op kwam en zette zijn politiemotor stil op een kruising, waar hij vervolgens het verkeer stil zette. Hij zag dat de Renault zijn richting opreed, remde, de middenberm overstak en de andere kant opreed. [naam] hoorde vervolgens van collega’s dat zij de snelheid van de Renault binnen de bebouwde kom op minstens 80 kilometer per uur inschatten. [naam] reed daarna naar de kruising van de Wolgadreef en de Darwindreef. Hij zag op de Wolgadreef, op de rijstroken richting de Darwindreef, een lijnbus en een personenauto staan, waardoor deze rijstroken geblokkeerd werden. [naam] zette zijn motor stil op de rijstroken in tegengestelde richting. Hij zette zijn motor op de jiffy om af te stappen en het verkeer stil te zetten. Hierop zag hij de Renault met hoge snelheid de hoek omkomen. Dat was op ongeveer 150 meter bij hem vandaan. [naam] zat nog half op zijn motor en schrok hiervan. Hij zag de Renault snel dichterbij komen. [2]
[naam] was duidelijk herkenbaar in opvallende dienstkleding. Hij zag dat de Renault op hem af bleef rijden. Omdat hij op zijn motor zat en niet weg kon, trok hij zijn dienstwapen om zich te beschermen. Hij had niet de indruk dat de Renault afremde. Hij schatte de afstand tot de Renault op nog ongeveer 20 meter. Hij richtte zijn dienstwapen op de bestuurder omdat hij ervan overtuigd was dat de bestuurder hem van de motor ging rijden. [naam] zag dat de bestuurder een oudere man betrof, vermoedelijk van Roma afkomst. Hij zag dat hij op het laatste moment van zijn rijrichting afweek en op 1 tot 2 meter afstand voor hem langsreed. Hij heeft de bestuurder goed kunnen zien. [3]
Verbalisanten[verbalisant 1]en[verbalisant 2]hebben verklaard dat de bestuurder van de Renault een door hen gegeven stopteken negeerde, en vervolgens tijdens de achtervolging een snelheid van 85-90 kilometer per uur haalde, en onder meer over de middenberm reed, over de middenberm keerde, het overige verkeer rechts en links inhaalde, meermalen tegen het verkeer in reed en meermalen het rode verkeerslicht negeerde. [4] [5]
Vervolgens zag[verbalisant 1]dat de Renault op de Wolgadreef een bus passeerde, richting zijn collega op de motor reed en hem daarna passeerde. [6] Van[verbalisant 2]zag dat de Renault op de Wolgadreef met ongeveer 60 kilometer per uur de stadsbus passeerde, die hem het zicht op zijn collega op de motor ontnam. [7]
Verbalisanten[verbalisant 3] en[verbalisant 4] hebben verklaard dat zij op 16 augustus 2012 omstreeks 20.40 uur een oproep kregen in verband met een achtervolging op de A27. Zij troffen vervolgens op de Ruygenhoeksedijk te Groenekan een Renault aan. Zij zagen dat verdachte bij zijn aanhouding iets in de auto gooide en een tweejarig jongetje op de achterbank het gegooide voorwerp vasthield. Dit bleken de autosleutels te zijn. Zij hoorden dat een tweede verdachte zich schuil zou houden. Deze verdachte werd door collega’s aangehouden. [8] Dit bleek de zoon van verdachte, [Y] te zijn. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting op 18 juni 2013 verklaard dat hij op 16 augustus 2012 in een Renault heeft gezeten die een dollemansrit heeft gemaakt, eerst door de stad Utrecht en vervolgens over de A27. De Renault is uiteindelijk gestrand in Groenekan, waar hij als verdachte werd aangehouden.
Signalement en herkenning
Aangever [naam] heeft over de bestuurder van de Renault verklaard dat dit een oudere man betrof, vermoedelijk van Roma afkomst en dat hij die bestuurder goed heeft kunnen zien. [10] [11]
Verbalisant[verbalisant 1]heeft verklaard dat de bestuurder van de Renault hem op een gegeven moment aankeek en handgebaren maakte. [12] Hij zag een jongen in de bijrijderstoel zitten [13] en een klein kind op de achterbank staan. De bestuurder was een man van 45 jaar, met een fors postuur en een dik, rond en behaard gezicht. De jongen op de bijrijderstoel was 15 jaar, met een smal postuur en een smal gezicht. Het kind op de achterbank was ongeveer 1.30 meter lang. [14]
Verbalisant Van[verbalisant 2]heeft verklaard dat zijn collega [verbalisant 1]de wegrijdende Renault blokkeerde en dat van[verbalisant 2]de bestuurder vervolgens een stopteken gaf. Hij zag twee personen in de Renault zitten. De bestuurder was een man, licht getint, van ongeveer 45 jaar met wat langer zwart haar dat voor zijn ogen hing. De bijrijder was een jongen met licht getinte huid en slank postuur. [15]
Aangever [naam] heeft op het politiebureau verdachte voor 100% als de bestuurder van de Renault herkend. [16] Ook Van[verbalisant 2]heeft verdachte op het politiebureau (aan de vorm van zijn gezicht, aan zijn ogen en zijn haardracht) als de bestuurder van de Renault herkend. [17]
Bewijsoverwegingen
Overweging ten aan zien van de verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens de dollemansrit ene [A] de auto bestuurde, dat verdachte in de bijrijderstoel zat en dat zijn zoons [Y]en[Z]op de achterbank zaten. De rechtbank heeft echter geconstateerd dat deze verklaring van verdachte op geen enkele wijze steun vindt in het dossier. Integendeel, de beschrijving die de verbalisanten geven van de bestuurder, een gezette man van 45 jaar met een rond behaard gezicht, en de bijrijder, een slanke jongen van een jaar of 15, weerspreekt het scenario dat verdachte schetst. Niemand heeft twee volwassenen voorin zien zitten.
Het door de verdediging gevoerde verweer dat verdachte niet de bestuurder is geweest en zodoende moet worden vrijgesproken, wordt dus weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen. Daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank immers dat verdachte de bestuurder van de auto is geweest.
Bedreiging
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is vereist dat de bedreiging van dien aard en onder zodanige omstandigheden is gedaan, dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook zou worden uitgevoerd. Niet vereist is dat de dader het voornemen had om de bedreiging te realiseren.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen met voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat
  • de Renault binnen de bebouwde kom met een snelheid van 80 kilometer per uur reed,
  • de Renault reeds eerdere stoptekens van de politie had genegeerd,
  • de voor de Renault bestemde rijstrook werd geblokkeerd,
  • [naam] - half zittend op een politiemotor - de rijstrook voor tegemoetkomend verkeer blokkeerde,
  • [naam] herkenbaar was in opvallende dienstkleding,
  • verdachte met een hoge snelheid (van ongeveer 60 kilometer per uur) kwam aanrijden,
  • verdachte verbalisant [naam] op een afstand van ongeveer 150 meter reeds zag,
  • verdachte met onverminderde snelheid in de richting van [naam] reed,
  • verdachte op het laatste moment van zijn rijrichting afweek en op een afstand van 1 à 2 meter langs [naam] reed.
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte op zodanige wijze op [naam] ingereden, dat bij [naam] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zou worden doodgereden.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het gevoel van onveiligheid voor [naam] kennelijk zo groot is geweest dat hij zijn dienstwapen heeft getrokken om te voorkomen dat hij dood werd gereden. Dat dit niet door de getuigen is gezien, zoals door de verdediging is aangevoerd, doet daaraan niet af.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zijn handelwijze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij aangever de redelijke vrees kon ontstaan dat hij zou worden doodgereden.
Gezien de gedraging van verdachte - het met hoge snelheid over de verkeerde weghelft op [naam] afrijden en op het laatste moment op een afstand van ongeveer 1 à 2 meter om hem heen te sturen - en de omstandigheden waaronder deze is verricht - tijdens een dollemansrit binnen de bebouwde kom waarbij verdachte al ieder eerder stopteken van de politie had genegeerd, terwijl [naam] duidelijk als verbalisant herkenbaar was en nog half op zijn motorfiets zat - kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans dat bij [naam] de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte hem dood zou rijden, heeft aanvaard. Er zijn geen contra-indicaties die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.
De rechtbank acht – gelet op het voorgaande – het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten bedreiging, wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(meer subsidiair)
op 16 augustus 2012 te Utrecht[naam] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers is en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (Renault Megane) met het door hem, verdachte bestuurde voertuig, terwijl hij, verdachte achtervolgd werd door een of meer herkenbare politievoertuigen, de kruising van de Wolgadreef met de Darwindreef (waarbij de rijbaan ter plaatse uit twee rijstroken bestaat welke rijstroken op dat moment door een bus en een auto werd geblokkeerd), met hoge snelheid genaderd en nog steeds met hoge snelheid de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer opgereden op welke rijstrook die in opvallende politiekleding geklede en half op zijn opvallende politiemotor zittende [naam] zich bevond (teneinde het verkeer stil te zetten) en vervolgens met hoge snelheid op die [naam] afgereden, althans in de richting van die [naam] gereden en op zeer korte afstand langs die [naam] gereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
(meer subsidiair) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar (subsidiair) bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair heeft de verdediging een stafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte is, tijdens een dollemansrit om te ontkomen aan de politie, met zijn auto met hoge snelheid op aangever afgereden en heeft op het allerlaatste moment om hem heen gestuurd. Aangever was op dat moment werkzaam als motoragent en voelde zich zo onveilig dat hij zijn dienstpistool heeft getrokken. De impact van een dergelijke bedreiging kan voor een slachtoffer zeer groot zijn en ook langdurige angstgevoelens veroorzaken. Bovendien veroorzaakt dit handelen een geschokte rechtsorde in het algemeen.
Daarbij komt dat verdachte ten tijde van de dollemansrit onder invloed van alcohol verkeerde en zonder geldig rijbewijs reed De veiligheid van de twee kinderen die bij hem in de auto zaten alsmede die van de overige verkeersdeelnemers zijn door verdachtes toedoen in gevaar gebracht.
De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank acht een gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar op, nu de bedreiging door verdachte als bestuurder van een motorrijtuig is gepleegd.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[naam],levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft de vordering voldoende onderbouwd. De rechtbank waardeert de geleden schade op € 450,00 (immateriële schade). De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f en 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
(meer subsidiair) bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Straf en maatregel
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaar.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij
Wijst de vordering van[naam] toe tot
€ 450,00(zegge vierhonderd vijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan[naam] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[naam] aan de Staat € 450,00 (zegge vierhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 augustus 2012 tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 9 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P.H. van Driel van Wageningen, voorzitter,
mr. M.C. Oostendorp en E.M. de Stigter, rechters, in tegenwoordigheid van
mr. A.M. Westerhout, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juli 2013.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 16 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk[naam] (hoofdagent van politie) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met dat opzet als bestuurder van een personenauto (Renault Megane) met het door hem, verdachte bestuurde voertuig, (terwijl hij, verdachte achtervolgd werd door een of meer herkenbare politievoertui[gen]), de kruising van de Wolgadreef met de Darwindreef
(waarbij de rijbaan ter plaatse uit twee rijstroken bestaat welke rijstroken op dat moment door een bus en/of een auto, in elk geval door een of meer voertuig(en) werd geblokkeerd), met hoge snelheid is genaderd en/of (nog steeds met hoge snelheid) de/een rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer is opgereden op welke rijstrook die (in opvallende tegemoetkomende verkeer is opgereden op welke rijstrook die (in opvallende
[politie]kleding geklede en/of [half] op zijn [opvallende] politiemotor zittinde) [naam] zich bevond (teneinde het verkeer stil te zetten) en/of (vervolgens) met hoge snelheid op die [naam] is afgereden, althans in de richting van die [naam] is gereden en/of (nadat die [naam] zijn dienstwapen op hem, verdachte, had gericht) op (zeer) korte afstand langs die
[naam] is gereden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 16 augustus 2012 te Utrecht, althans in het arrondissement Utrecht,[naam] (hoofdagent van politie) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is en/of heeft verdachte opzettelijk dreigend als bestuurder van een personenauto (Renault Megane) met het door hem, verdachte bestuurde voertuig, (terwijl hij, verdachte achtervolgd werd door een of meer herkenbare politievoertui[gen]), de kruising van de Wolgadreef met de Darwindreef (waarbij de rijbaan ter plaatse uit twee rijstroken bestaat welke rijstroken op dat moment door een bus en/of een auto, in elk geval door een of meer voertuig(en) werd geblokkeerd), met hoge snelheid genaderd en/of (nog steeds met hoge snelheid) de/een rijstrook bestemd voor het
tegemoetkomende verkeer opgereden op welke rijstrook die (in opvallende [politie]kleding geklede en/of [half] op zijn [opvallende] politiemotor zittinde) [naam] zich bevond (teneinde het verkeer stil te zetten) en/of (vervolgens) met hoge snelheid op die [naam] afgereden, althans in de richting van die [naam] gereden en/of (nadat die [naam] zijn dienstwapen op hem, verdachte, had gericht) op (zeer) korte afstand langs die [naam]
gereden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de politie Utrecht bevinden, dossiernummer PL091A 2012181557, doorgenummerde pagina’s 1 tot en met 80. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om het processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [naam]), pagina 38
3.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [naam]), pagina 39 en
4.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [geruige 1]), pagina 46
5.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 2], pagina 43
6.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [geruige 1]), pagina 46
7.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 2], pagina 43
8.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisanten[verbalisant 3] en[verbalisant 4]), pagina 53
9.Proces-verbaal van aanhouding, pagina 11
10.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [naam]), pagina 39
11.Proces-verbaal van bevindingen (situatieschets), pagina 57
12.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [geruige 1]), pagina 45
13.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [geruige 1]), pagina 70
14.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [geruige 1]), pagina 45
15.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 2], pagina 43
16.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [naam]), pagina 40
17.Proces-verbaal van bevindingen (verbalisant [verbalisant 2], pagina 69