ECLI:NL:RBMNE:2013:2566

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juni 2013
Publicatiedatum
1 juli 2013
Zaaknummer
16-712220-11, 16-650372-12 (ttz gev), 16-661331-13 (ttz gev), 16-602748-08 (vordering tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewelddadige straatroof met DNA-bewijs en telefoongegevens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een gewelddadige straatroof. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 26 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De veroordeling is gebaseerd op overtuigend bewijs, waaronder DNA-analyse van sporen op de scooter die bij de beroving werd gebruikt en telefoongegevens van de verdachte die zijn aanwezigheid in de buurt van de plaats delict bevestigden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, het slachtoffer op brute wijze heeft beroofd van haar bezittingen, waaronder sieraden en geld, onder bedreiging met een mes. De rechtbank heeft ook de betrokkenheid van de verdachte bij andere strafbare feiten vastgesteld, waaronder het rijden zonder rijbewijs en een poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar meegewogen in de strafoplegging. De verdachte heeft geen berouw getoond en zijn betrokkenheid ontkend, ondanks het overweldigende bewijs tegen hem. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf verbonden, waaronder een meldplicht en behandeling bij een reclasseringsinstantie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummers: 16/712220-11, 16/650372-12 (ttz gevoegd), 16/661331-13 (ttz gevoegd), 16/602748-08 (vordering TUL) (P)
vonnis van de meervoudige strafkamer van 27 juni 2013.
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie
persoonsgegevens op het adres
te[postcode] [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 januari 2013 en 13 juni 2013.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Grinwis-Veldman, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11)
samen met een ander of anderen een straatroof heeft gepleegd, waarbij hij met geweld en/of bedreiging met geweld goederen en geld van slachtoffer [slachtoffer] heeft gestolen en/of haar, eveneens door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen goederen en geld af te geven;
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12)
Feit 1 primair:
samen met een ander of anderen een auto heeft gestolen door middel van een valse sleutel;
Feit 1 subsidiair:
samen met een ander of anderen een auto heeft geheeld;
Feit 2:
in een auto heeft gereden zonder over een geldig rijbewijs te beschikken;
Feit 3:
een veteranenpas heeft verduisterd;
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13)
samen met een ander of anderen heeft geprobeerd in te breken in een woning.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Feiten en omstandigheden
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Het slachtoffer
Aangeefster [slachtoffer] [2] heeft verklaard dat zij op 5 oktober 2011 omstreeks 22:35 uur op haar fiets is vertrokken vanaf de Bombardonstraat te Amersfoort. Toen zij bij landgoed Schothorst te Amersfoort was aangekomen, zag zij een knul op een scooter staan die in haar richting keek. De scooter was beige van kleur. Zij hoorde dat de jongen iets riep in de richting van het bos, waarna zij twee andere jongens uit het bos zag komen. Vervolgens werd zij van haar fiets getrokken ter hoogte van haar schouders, waarbij zij op straat terecht kwam. Eén van de jongens trapte daarop tegen haar rug. [3] Daarna voelde zij dat ze aan beide polsen en aan haar benen werd beetgepakt en ruggelings over straat werd getrokken de bossages in. Zij werd ondertussen continu getrapt en geslagen door de mannen. In het bos gingen alle drie de mannen op haar zitten en twee van hen hielden haar nek in een verwurging. Doordat haar neus en mond werden dichtgehouden, kreeg zij geen lucht meer. Eén van de jongens zei: “We gaan met z’n drieën erop”. Vervolgens werd zij tegen de lange muur gegooid van de schietvereniging, die is gelegen aan de [adres 2]. Daarna zei één van de jongens: “Zitten”, “plat op de grond”, en “ik weet dat jij naar de politie gaat, maar dat mag jij niet want ik ben een Surinamer”. Ook vroeg hij om haar geld, haar pinpas, pincode en mobiel. De jongen zei vervolgens: “Ik heb hier een heel mooi mes in mijn zak”, waarna hij het lemmet van het mes ter hoogte van haar keel hield. Daarop zei hij: “Ja, je bent getrouwd, afdoen die ring”. Hij liet het mes toen weer zien en zei: “Ik kan hier hele mooie gaatjes mee prikken”. Onder dreiging van het mes heeft ze vervolgens al haar sieraden, waaronder haar trouwring, afgedaan en aan hem gegeven. Daarna zei de jongen tegen de anderen: “Tape halen”. Ze hoorde dat werd gezegd dat ze haar mond en handen zouden gaan tapen. [4]
Aangeefster heeft verklaard dat zij er later achter is gekomen dat de daders ook haar sleutels en leesbril hebben weggenomen. [5]
De scooter
Verbalisant[verbalisant 1] heeft getuigen [getuige 1] en [getuige 2] gehoord.[getuige 1] heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2011 omstreeks 22:45 uur met zijn vrouw, [getuige 2], over de Schothorstlaan te Amersfoort liep, toen zij een brommer aan hoorden komen. Toen de brommer kwam, keken ze er in een flits naar. Zij zagen dat de koplamp kapot was en dat er drie jongens op zaten. [6] Ze reden met een ongelofelijke snelheid. Aan het geluid te horen, reden ze in de richting van het Jazzpad. De voorste en de achterste jongen zaten ineengedoken op de scooter, aldus getuige[getuige 1]. [7] Getuige [getuige 2] heeft ter aanvulling verklaard dat zij dacht dat de scooter licht van kleur was. [8]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft verklaard dat hij naar aanleiding van de melding van de beroving op 5 oktober 2011 omstreeks 22:53 uur te Amersfoort naar de Schothorsterlaan is gereden en daarvandaan naar locatie De Brand. [9] Op het terrein van Getronics zag hij een scooter staan die lichtgrijs van kleur was en waarvan de koppeling nog warm aan voelde. De scooter was niet voorzien van een kenteken. Het betrof een scooter van het merk Peugeot. De scooter was aan de voorzijde voorzien van een kapje dat gescheurd en vervolgens getapet leek te zijn. [10]
[benadeelde 1] heeft aangifte gedaan van de diefstal van een grijze scooter van het merk Peugeot op 5 oktober 2011 tussen 21:30 uur en 21:50 uur, vanaf het erf van de [adres 3] te Amersfoort. [11] In een aanvullende verklaring heeft [benadeelde 1] verklaard dat zij geen tape op de scooter heeft aangebracht. [12]
Verbalisant[verbalisant 3] heeft met behulp van de door aangeefster verstrekte sleutel de buddyseat van de aangetroffen scooter geopend. Daarin vond zij, conform de verklaring van aangeefster, een zwarte helm. [13]
Op 6 oktober 2011 omstreeks 01:30 uur is een onderzoek ingesteld aan de aangetroffen scooter. Daarbij is op het linker handvat een spoor veiliggesteld onder nummer [nummer 1] en op het rechter handvat van de scooter is een spoor veiliggesteld onder nummer [nummer 2]. [14]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft voornoemde sporen nader onderzocht.
Ten aanzien van het spoor op het
rechter handvatvan de scooter heeft het NFI in het rapport d.d. 23 mei 2012 de conclusie getrokken dat dit een mengprofiel betreft, waarbij slachtoffer [slachtoffer] donor van het celmateriaal kan zijn en waarbij [verdachte], verdachte, als donor van het celmateriaal niet kan worden uitgesloten. [15] Later is deze bemonstering aanvullend onderzocht, aan de hand van een consensusprofiel. In het rapport van het NFI d.d. 17 december 2012 zijn vervolgens op bronniveau conclusies getrokken.
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] is geconcludeerd, dat het extreem veel (meer dan een miljoen keer) waarschijnlijker is om de overeenkomst tussen het DNA profiel van het slachtoffer en het DNA mengprofiel van het rechter handvat van de scooter te vinden, als de bemonstering celmateriaal bevat van het slachtoffer en een ander onbekend persoon, dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van twee willekeurig gekozen personen.
Ten aanzien van verdachte [verdachte] is geconcludeerd, dat het (10 tot 100 keer) waarschijnlijker is om de overeenkomst tussen het DNA profiel van [verdachte] en het mengprofiel van het rechter handvat van de scooter te vinden, als de bemonstering celmateriaal bevat van [verdachte] en een ander onbekend persoon dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van twee willekeurig gekozen personen. [16]
Ter terechtzitting van 10 januari 2013 heeft dr. Warnaar als deskundige verklaard dat de lagere bewijswaarde in het geval van de overeenkomst met [verdachte] kan worden verklaard doordat niet alle DNA kenmerken van [verdachte] te zien zijn in het DNA mengprofiel. [17]
Ten aanzien van het spoor op het
linker handvatvan de scooter heeft het NFI in het rapport d.d. 23 mei 2012 de conclusie getrokken dat dit een mengprofiel betreft, waarbij slachtoffer [slachtoffer], [verdachte] en minimaal één ander persoon donoren van het celmateriaal kunnen zijn. [18] Later is deze bemonstering aanvullend onderzocht, aan de hand van een consensusprofiel. In het rapport van het NFI d.d. 6 mei 2013 is op bronniveau geconcludeerd dat sprake is van een match tussen het DNA mengprofiel en de DNA profielen van het slachtoffer enerzijds en [verdachte] anderzijds. Dit betekent dat alle DNA kenmerken van zowel het slachtoffer als van [verdachte] in het mengprofiel aanwezig waren. [19]
Ten aanzien van slachtoffer [slachtoffer] is vervolgens geconcludeerd, dat het extreem veel (meer dan een miljoen keer) waarschijnlijker is om de overeenkomst tussen het DNA profiel van het slachtoffer en het DNA mengprofiel van het linker handvat van de scooter te vinden, als de bemonstering celmateriaal bevat van het slachtoffer één of twee andere personen, dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van twee of drie willekeurig gekozen personen. [20]
Ten aanzien van verdachte [verdachte] is geconcludeerd, dat het extreem veel (meer dan een miljoen keer) waarschijnlijker is om de overeenkomst tussen het DNA profiel van [verdachte] en het mengprofiel van het linker handvat van de scooter te vinden als de bemonstering celmateriaal bevat van [verdachte] en één of twee andere personen dan wanneer de bemonstering celmateriaal bevat van twee of drie willekeurig gekozen personen. [21]
Voor de aanwezigheid van het DNA van het slachtoffer bestonden twee verklaringen, die in de vorm van hypothesen werden aangereikt.
De eerste hypothese ziet op secundaire DNA overdracht, waarbij het DNA van het slachtoffer op de handvatten van de scooter terecht moet zijn gekomen via de handen van een persoon die het slachtoffer kort daarvoor heeft mishandeld.
De tweede hypothese gaat uit van direct contact, waarbij het DNA van het slachtoffer op de handvatten van de scooter terecht is gekomen doordat zij de handvatten zelf heeft aangeraakt.
In het rapport van het NFI d.d. 7 januari 2013 is geconcludeerd dat het aantreffen van DNA van het slachtoffer op de handvatten van de scooter even waarschijnlijk is als dat is gekomen door secundaire DNA overdracht als wanneer het DNA van het slachtoffer daar is gekomen door directe overdracht. [22] Ter terechtzitting van 10 januari 2013 heeft dr. Warnaar hierover als deskundige opgemerkt dat bij beide hypothesen zeer weinig tot geen DNA van het slachtoffer wordt verwacht en dat op basis van de hoeveelheid DNA die is aangetroffen op het handvat van de scooter dus geen onderscheid kan worden gemaakt tussen beide hypothesen. [23]
Aangeefster [slachtoffer] heeft in dit verband nog verklaard dat zij nooit een scooter heeft bereden of aangeraakt. [24]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij de avond van 5 oktober 2011 een scooter heeft gestolen in de buurt van het Spinetpad te Amersfoort. [25]
Google maps laat zien dat de afstand tussen De Brand, alwaar de scooter is aangetroffen, en het landgoed Schothorst ter hoogte van de [adres 2], te weten de plaats van het delict, 5,4 kilometer is. De afstand tussen de [adres 3], de plaats waar de scooter is gestolen, en De Brand is 1,5 kilometer. De afstand tussen de [adres 3] en het Spinetpad is 300 meter. [26]
De jas van het slachtoffer
De forensische opsporing heeft tevens kledingstukken van slachtoffer [slachtoffer] onderzocht op sporen. De jas is als sporendrager veilig gesteld onder nummer [nummer 3]. [27]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft de bemonsteringen van voornoemde sporendrager nader onderzocht. In de bijlage bij het rapport van het NFI d.d. 22 februari 2012 is een afbeelding te zien met de verschillende bemonsteringen. Er is sprake van een zestal bemonsteringen, genummerd als [nummer 3]#01 tot en met #06. [28]
De bemonsteringen [nummer 3]#03 en #06 betreffen de oksels van de jas. In het rapport van het NFI d.d. 23 mei 2012 wordt vermeld dat uit de bemonsteringen #03 en #06 van de jas een DNA mengprofiel kon worden opgemaakt, met celmateriaal dat afkomstig kan zijn van het slachtoffer, verdachte en minimaal één andere persoon. [29]
De bemonsteringen [nummer 3]#01 en #04 betreffen de schouders van de jas. In het rapport van het NFI d.d. 23 mei 2012 wordt vermeld dat uit deze bemonsteringen een mengprofiel kon worden opgemaakt, met een DNA hoofdprofiel dat overeenkomt met het DNA profiel van het slachtoffer. Daarnaast wordt vermeld dat de bemonsteringen DNA nevenkenmerken bevatten van minimaal twee andere personen, en dat [verdachte] niet kan worden uitgesloten als één van die personen. [30]
Later zijn deze bemonsteringen aanvullend onderzocht, aan de hand van een consensusprofiel. In het rapport van het NFI d.d. 17 december 2012 is voor wat betreft de bewijswaarde van de gevonden overeenkomsten tussen het DNA profiel van [verdachte] en het DNA mengprofiel uit de twee bemonsteringen op de jas geconcludeerd dat het extreem veel (meer dan een miljoen keer) waarschijnlijker is als de bemonsteringen van de jas naast in beide gevallen een relatief grote hoeveelheid celmateriaal van het slachtoffer een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal bevatten van de verdachte [verdachte] en één willekeurig gekozen ander persoon, dan wanneer de bemonsteringen een relatief geringe hoeveelheid celmateriaal bevatten van twee willekeurig gekozen personen. [31] Dr. Warnaar heeft hierover ter terechtzitting van 10 januari 2013 als deskundige verklaard dat uit het aanvullende onderzoek naar voren is gekomen dat alle DNA kenmerken van verdachte [verdachte] zichtbaar waren in het DNA mengprofiel. [32]
Ook de bemonstering aan de jas met nummer [nummer 3]#05 is aanvullend onderzocht aan de hand van een consensusprofiel. [33] Deze bemonstering betreft de bovenzijde van de rechter mouw van de jas. [34] Van het DNA van deze bemonstering is een DNA mengprofiel verkregen van minimaal vier personen. Het DNA profiel van slachtoffer [slachtoffer] matcht met dit DNA mengprofiel. Het DNA profiel van verdachte [verdachte] matcht ook met dit DNA mengprofiel. Dit betekent dat een gedeelte van het celmateriaal in deze bemonstering afkomstig kan zijn van verdachte [verdachte]. [35] Voor wat betreft de bewijswaarde van de gevonden overeenkomsten tussen het DNA profiel van [verdachte] en het DNA mengprofiel uit de bemonstering #05 op de jas is geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker (meer dan een miljoen keer) is als de bemonsteringen van de jas naast celmateriaal van het slachtoffer celmateriaal bevat van de verdachte [verdachte] en twee willekeurig gekozen personen, dan wanneer de bemonstering naast celmateriaal van het slachtoffer, celmateriaal bevat van drie willekeurig gekozen personen. [36]
Aan het NFI zijn scenario’s en hypothesen op activiteitenniveau voorgelegd onder de aanname dat het aangetroffen celmateriaal daadwerkelijk afkomstig is van het slachtoffer, medeverdachte[medeverdachte]respectievelijk verdachte [verdachte].
Voor wat betreft de evaluatie van de resultaten op activiteitenniveau is in het rapport van het NFI d.d. 6 mei 2013 beschouwd dat het celmateriaal in vijf bemonsteringen van de jas is gekoppeld aan [verdachte] . [37] Geconcludeerd is dat het veel (100 tot 10 000 keer) waarschijnlijker is om DNA gekoppeld aan [verdachte] op vijf verschillende locaties op de jas van het slachtoffer te vinden als het celmateriaal van [verdachte] op de jas van het slachtoffer terecht is gekomen door directe overdracht doordat [verdachte] zelf de jas heeft aangeraakt door vastpakken, slaan en/of slepen dan wanneer dat via secundaire overdracht via de handen van medeverdachte[medeverdachte]is gebeurd. Het aantreffen van celmateriaal van [verdachte] op vijf locaties op de jas wordt niet verwacht in geval van secundaire overdracht via de handen van medeverdachte[medeverdachte], tenzij op dezelfde locaties ook evenveel of meer celmateriaal van[medeverdachte]was aangetroffen en dat is niet het geval. [38]
Dr. Warnaar heeft ter zitting verklaard dat hij in zijn algemeenheid op de jas van het slachtoffer weinig tot geen celmateriaal verwacht aan te treffen van de daders van de mishandeling omdat het kortstondig maar intensief contact betreft. [39]
De telecommunicatie
In het kader van het onderzoek Saxo (zaak met parketnummer 16/650372-12) heeft verdachte op 31 januari 2012 verklaard dat hij over een Nokia mobiele telefoon beschikt, welke bij hem thuis op zolder ligt. [40] Bij een doorzoeking in de woning van verdachte aan [adres 1] te Amersfoort op 31 januari 2012 werd een mobiele telefoon van het merk aangetroffen in de kamer van verdachte. Deze telefoon is in beslag genomen. [41] In deze telefoon zat een sim-kaart voorzien van het nummer[telefoonnnummer]. [42] Gerelateerd is dat het aannemelijk is dat genoemd telefoonnummer toebehoort aan verdachte [verdachte], omdat het toestel met sim-kaart is aangetroffen in het bezit van [verdachte], in genoemd toestel de contactpersoon ‘[naam 1]’ staat, waarmee mogelijk wordt gedoeld op [A ], het broertje van verdachte, en eveneens in genoemd toestel de contactpersoon [naam 2]’ staat, mogelijk [medeverdachte]. Uit de politiesystemen, de gemeentelijke bevolkingsadministratie en waarnemingen van de wijkagent blijkt overduidelijk een relatie tussen verdachte enerzijds en[medeverdachte]en [A ] anderzijds. [43]
Analyse van de historische verkeersgegevens van de telefoon met het nummer eindigend op 2649 heeft laten zien dat dit nummer op 5 oktober 2011 om 22:43:41 heeft aangestraald op paallocatie Garietstraat te Amersfoort. Vanaf 22:55:02 uur heeft de telefoon vervolgens diverse malen aangestraald op paallocatie De Brand te Amersfoort. [44] Op een bijgevoegd kaartje is te zien dat de Garietstraat zich vlakbij, even ten zuiden van de plaats van het delict, bevindt. De Brand en het nabijgelegen woonadres van verdachte bevinden zich even ten noorden van de plaats van het delict en in de nabijheid van de plaats waar de gestolen scooter is aangetroffen. [45]
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
De rechtbank baseert zich voor wat betreft de feiten en omstandigheden in deze zaak op het navolgende. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [46]
Feit 2
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van
13 juni 2013; [47]
- het proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 januari 2012. [48]
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
De rechtbank baseert zich voor wat betreft de feiten en omstandigheden in deze zaak op het navolgende. Omdat het hier een bekennende verdachte betreft, zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen: [49]
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd tijdens de terechtzitting van
13 juni 2013; [50]
- het proces-verbaal van aangifte van[benadeelde 4] d.d. 29 januari 2013. [51]
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan, voor zover ten laste is gelegd dat verdachte slachtoffer [slachtoffer] heeft afgeperst. Zij baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de aan hem onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
De raadsvrouw heeft zich verzet tegen een bewezenverklaring van de ten laste gelegde beroving op 5 oktober 2011 te Amersfoort. Indien verdachte één van de daders was geweest van de beroving, had van hem meer DNA aangetroffen moeten zijn op de jas van het slachtoffer. Zulks geldt te meer gelet op de lange duur van de beroving. Het aantreffen van een geringe hoeveelheid DNA zou alleen passend zijn geweest, indien de daders voorafgaand aan de beroving hun handen goed hadden gewassen. Dat is niet aannemelijk. Om die reden ligt het meer voor de hand dat het DNA van verdachte op de jas van het slachtoffer terecht is gekomen via secundaire overdracht dan via directe overdracht.
Ook de gegevens van het onderzoek naar de telecommunicatie leveren in de visie van de raadsvrouw onvoldoende bewijs op om bij te kunnen dragen aan een bewezenverklaring. De verklaring van getuige[getuige 3]vormt een alibi voor verdachte. Hij heeft immers verklaard dat verdachte de desbetreffende avond bij hem thuis is geweest. Dat komt overeen met de analyse van de paallocaties, nu het huis van getuige[getuige 3], net als dat van verdachte, in de nabijheid van paallocatie De Brand is gelegen.
Gelet op het voorgaande is de raadsvrouw van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen aan hem ten laste is gelegd.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
De raadsvrouw heeft zich eveneens verzet tegen een bewezenverklaring van de ten laste gelegde diefstal van de personenauto van het merk Citroën Saxo, alsmede van de heling daarvan. Verdachte had in haar visie niet redelijkerwijs moeten weten dat de auto van diefstal afkomstig was. De raadsvrouw is van mening dat voor dit feit ook vrijspraak moet volgen.
Tegen een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde rijden zonder rijbewijs, alsmede tegen een bewezenverklaring van de onder 3 ten laste gelegde verduistering van een veteranenpas, heeft de raadsvrouw zich niet verzet.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
De raadsvrouw heeft zich evenmin verzet tegen een bewezenverklaring van de poging woninginbraak op 27 januari 2013.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de aan hem ten laste gelegde diefstal met geweld en afpersing.
Aan de hand van de aangifte stelt de rechtbank allereerst vast dat de feitelijkheden, zoals neergelegd in de tenlastelegging, zich hebben voorgedaan, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte en/of zijn mededaders slachtoffer [slachtoffer] in het gezicht hebben geslagen en/of gestompt, nu het slachtoffer hierover in haar aangifte niet heeft verklaard. De rechtbank zal verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Voor wat betreft de sleutels en de bril acht de rechtbank bewezen dat sprake is van diefstal. Deze goederen zijn niet door aangeefster afgegeven aan verdachte en/of zijn mededaders. Aangeefster is er kort na de beroving achter gekomen dat zij deze goederen miste. De rechtbank stelt daarom vast dat verdachte en/of zijn mededaders deze goederen hebben weggenomen. De omstandigheden waaronder de goederen zijn weggenomen, te weten onder het plegen van veel geweld jegens slachtoffer [slachtoffer], wijzen erop dat dit met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening is gebeurd. Het oogmerk ziet ook op de voorbereiding en het gemakkelijk maken van de diefstal.
Ten aanzien van de overige goederen, te weten haar sieraden en haar horloge, alsmede ten aanzien van haar geld, heeft aangeefster uitdrukkelijk verklaard dat verdachte en/of zijn mededaders deze aan haar hebben gevraagd en dat zij deze ook aan hen heeft afgegeven. Ten aanzien van deze goederen is daarom sprake van afpersing. Verdachte en/of zijn mededaders hebben slachtoffer [slachtoffer] door het plegen van geweld en bedreiging met geweld gedwongen tot de afgifte van voornoemde goederen. Niet aannemelijk is dat het slachtoffer de goederen ook zou hebben afgegeven, indien op haar geen dwang was uitgeoefend. Uit de dwang kan het opzet van verdachte en zijn mededaders worden afgeleid. Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling volgt uit de omstandigheid dat verdachte en zijn mededaders hun eigen positie hebben willen verbeteren ten koste van die van het slachtoffer.
Aan de hand van de aangifte kan eveneens worden vastgesteld dat de overval is gepleegd door meerdere daders, waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking. Gelet hierop kunnen de feiten worden gekwalificeerd als diefstal in vereniging, respectievelijk medeplegen van afpersing.
De betrokkenheid van verdachte bij de gewelddadige overval van slachtoffer [slachtoffer] kan worden vastgesteld aan de hand van het navolgende.
Buiten redelijke twijfel staat vast dat de scooter die kort na het moment van de overval met warme koppeling op De Brand, even ten noorden van de plaats delict is aangetroffen, betrokken is geweest bij de overval. Zij komt tot dit oordeel gelet op de plaats en het tijdstip van het aantreffen van deze scooter, de verklaring van getuigen die kort na het tijdstip van de overval een scooter met daarop drie jongens met hoge snelheid hebben zien rijden in noordelijke richting, gelet op de beschrijving door aangeefster [slachtoffer] van de scooter die de daders van de overval bij zich hadden, gelet op de aangifte van de diefstal van de desbetreffende scooter, waaruit blijkt dat die scooter kort voor het moment van de overval gestolen is op een plek die in de nabijheid van de plaats van de beroving is gelegen, alsmede gelet op de bevindingen van het NFI dat het DNA van slachtoffer [slachtoffer] overeenkomt met het DNA mengprofiel dat is aangetroffen op zowel het linker als het rechter handvat van de scooter. Slachtoffer [slachtoffer] heeft zelf verklaard dat zij nooit een scooter heeft aangeraakt, zodat de rechtbank het gelet op de door het NFI onderzochte hypothesen aannemelijk acht dat haar DNA op de handvatten is gekomen via de handen van één van de personen die haar heeft mishandeld.
Verdachte kan vervolgens met deze scooter in verband worden gebracht ten eerste op grond van zijn eigen verklaring dat hij een dergelijke scooter heeft gestolen in die omgeving op de bewuste avond. Daarnaast gelet op de conclusie van het NFI dat verdachte eveneens donor kan zijn van de mengprofielen die zowel op het linker, als op het rechter handvat van de scooter zijn aangetroffen en de waarschijnlijkheidsoordelen van het NFI op bronniveau ten aanzien van dit donorschap. Ten aanzien van het linker handvat heeft het NFI zelfs geconcludeerd dat sprake is van een match tussen het DNA mengprofiel en het DNA profiel van verdachte.
Voorts blijkt uit het DNA onderzoek van het NFI dat het celmateriaal in vijf bemonsteringen van de jas van het slachtoffer is gekoppeld aan verdachte. Ten aanzien van één van de bemonsteringen is vermeld dat alle DNA kenmerken van verdachte zichtbaar zijn in het mengprofiel, ten aanzien van een andere bemonstering is geconcludeerd dat sprake is van een match met het DNA profiel van verdachte. De bevindingen van het NFI met betrekking tot de hypothesen over de wijze waarop het aan verdachte gekoppelde celmateriaal op de jas van het slachtoffer terecht kan zijn gekomen, vormen voor de rechtbank een bevestiging dat sprake moet zijn geweest van direct contact tussen verdachte en het slachtoffer. Daarbij speelt mee dat het aan verdachte gekoppelde celmateriaal op vijf verschillende plaatsen op de jas van het slachtoffer is aangetroffen. Nu de twee bemonsteringen met de hiervoor vermelde hoge bewijswaarde op bronniveau op de bovenzijde van de jas van het slachtoffer zijn aangetroffen en het slachtoffer heeft verklaard dat zij door de daders ter hoogte van haar schouders van haar fiets is getrokken, is naar het oordeel van de rechtbank sprake van dadersporen. Dat de hoeveelheid van het aan verdachte gekoppelde materiaal op de jas een stuk kleiner was dan de daarop aangetroffen hoeveelheid DNA materiaal van het slachtoffer maakt dit oordeel niet anders. Deze bevindingen zijn te verwachten, omdat zich op een jas altijd veel DNA materiaal van de drager zal bevinden. De deskundige heeft ter terechtzitting bovendien verklaard dat hij verwacht ook bij dergelijk intensief contact weinig tot geen celmateriaal van de dader(s) aan te treffen.
De betrokkenheid van verdachte bij de gewelddadige overval wordt bovendien ondersteund door zijn telefoongegevens. De paallocaties die zijn telefoon de desbetreffende avond heeft aangestraald, laten een verplaatsing zien van even ten zuiden van de plaats delict naar even ten noorden van de plaats delict. De noordelijke paallocatie betreft De Brand, alwaar de gestolen scooter is aangetroffen. Deze verplaatsing vond plaats rondom het tijdbestek waarin de overval heeft plaatsgevonden.
Voor een verklaring van het aanstralen van de paallocatie De Brand heeft de raadsvrouw gewezen op hetgeen getuige[getuige 3]heeft verklaard, te weten dat verdachte op 5 oktober 2011 vanaf circa 21:00 uur de hele avond bij hem thuis, in de nabijheid van De Brand, heeft verbleven. De verplaatsing van zuid naar noord na 21:00 uur past echter niet bij deze verklaring. Daarbij komt dat de rechtbank de verklaring van getuige[getuige 3]niet geloofwaardig acht, allereerst gelet op het tijdstip waarop deze is afgelegd, namelijk pas ter terechtzitting van 13 juni 2012. Bovendien bevat de verklaring van[getuige 3]tegenstrijdigheden ten opzichte van de verklaring van verdachte over dezelfde avond.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
Feit 1:
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden niet kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde diefstal van de personenauto van het merk Citroën Saxo van[benadeelde 2]. Het enkele aantreffen van verdachte als bestuurder in de desbetreffende auto, daags na het laatste moment waarop de auto voor de woning van[benadeelde 2] is gesignaleerd, is daartoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van dit feit.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde (opzet)heling van voornoemde auto. Verdachte heeft verklaard dat hij de desbetreffende auto had geleend van [B]. Deze [B] zou tegen hem hebben gezegd dat de auto van zijn oom was. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist, dan wel redelijkerwijs moest vermoeden dat dit anders was en dat de auto van diefstal afkomstig was, zodat zij verdachte van dit feit eveneens zal vrijspreken.
Feit 2:
De rechtbank acht feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijs middelen zijn vervat. Dit feit betreft een overtreding.
Feit 3:
In de slaapkamer van verdachte is een zogenaamde veteranenpas gevonden ten name van [benadeelde 3]. Op basis van de bewijsmiddelen zoals die zich in het dossier bevinden kan echter niet worden bewezen dat verdachte zich deze pas wederrechtelijk heeft toegeëigend. Niet vastgesteld kan daarom worden dat sprake is van verduistering, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van dit feit.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijs middelen zijn vervat, acht de rechtbank het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, op de wijze als hierna onder bewezenverklaring vermeld. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte zich ook heeft schuldig gemaakt aan de poging woninginbraak op 26 januari 2013, zodat zij verdachte zal vrijspreken voor zover de periode zich tot die datum uitstrekt.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11):
op 05 oktober 2011 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
sleutels en een bril, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden
dat hij verdachte en/of zijn mededaders,
  • die [slachtoffer] van de fiets hebben getrokken en
  • die [slachtoffer] tegen de rug hebben geschopt en
  • die [slachtoffer] bij de polsen en de benen hebben vastgepakt en ruggelings over de straat in de bossage getrokken en daarbij hebben geslagen en getrapt en
  • aldaar op die [slachtoffer] zijn gaan zitten en daarbij die [slachtoffer] bij de nek hebben vastgepakt en de mond en de neus hebben dichtgehouden en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "wij gaan met z'n drieën erop" en
  • hebben die [slachtoffer] tegen een muur gegooid en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "zitten" en "plat op de grond" en "ik
weet dat jij naar de politie gaat, maar dat mag jij niet want ik ben een Surinamer" en "ik wil geld, pinpas, pincode en mobiel", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- gezegd: "ik heb hier een heel mooi mes in mijn zak" en een mes ter hoogte
van de keel van die [slachtoffer] gehouden en dat mes aan die [slachtoffer] getoond
en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ja je bent getrouwd, afdoen die ring" en "ik
kan hier hele mooie gaatjes mee prikken" en
  • tegen een van de andere verdachten "tape halen" en
  • tegen die [slachtoffer] "dat hij mijn mond en handen zou gaan tapen', althans, telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
en
op 05 oktober 2011 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van sieraden (waaronder een trouwring) en geld, toebehorende
aan [slachtoffer],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij,
verdachte en/of zijn mededaders
  • die [slachtoffer] van de fiets hebben getrokken en
  • die [slachtoffer] tegen de rug hebben geschopt en
  • die [slachtoffer] bij de polsen en de benen hebben vastgepakt en ruggelings over de straat in de bossage getrokken en daarbij hebben geslagen en getrapt en
  • aldaar op die [slachtoffer] zijn gaan zitten en daarbij die [slachtoffer] bij de nek hebben vastgepakt en de mond en de neus hebben dichtgehouden en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "wij gaan met z'n drieën erop" en
  • hebben die [slachtoffer] tegen een muur gegooid en
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "zitten" en "plat op de grond" en "ik
weet dat jij naar de politie gaat, maar dat mag jij niet want ik ben een Surinamer" en "ik wil geld, pinpas, pincode en mobiel",
althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking en
- gezegd: "ik heb hier een heel mooi mes in mijn zak" en een mes ter hoogte
van de keel van die [slachtoffer] gehouden en dat mes aan die [slachtoffer] getoond
en
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ja je bent getrouwd, afdoen die ring" en "ik
kan hier hele mooie gaatjes mee prikken" en
  • tegen een van de andere verdachten "tape halen" en
  • tegen die [slachtoffer] "dat hij mijn mond en handen zou gaan tapen', althans, telkens woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12):
2.
op 31 januari 2012, te Amersfoort, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto Citroen Saxo) heeft gereden op de weg, Sara Burgerhartsingel en de Rondweg Oost
en de Laan naar Emiclaer, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit,
als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was
afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(zoals ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13):
op 27 januari 2013 te Amersfoort, ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de
[adres 4] weg te nemen goederen en/of een geldbedrag, toebehorende
aan[benadeelde 4] en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen door middel
van braak, tezamen en in vereniging met een ander, als volgt heeft gehandeld:
hebbende hij, verdachte, en zijn mededader, de tuin van voornoemde woning
betreden en vervolgens met een koevoet, een raam van voornoemde woning
geforceerd, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
diefstal door meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
en
medeplegen van afpersing;
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
Feit 2:overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
poging tot diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van éénentwintig (21) maanden, waarvan zes (6) maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van twee (2) jaren en als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een verplichting tot ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, een locatiegebod en andere voorwaarden het gedrag van verdachte betreffende, te weten de verplichting mee te werken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing, een en ander met de mogelijkheid van het gebruik van een elektronische enkelband.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, het advies te volgen van de reclassering, een en ander met toepassing van de enkelband. Het dragen van een enkelband betreft een zwaar middel. De raadsvrouw is van mening dat het beter is voor verdachte de verplichting op te leggen tot het dragen van de enkelband in combinatie met een werkstraf, dan een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte langer is dan het voorarrest.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze van haar straf in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich tezamen met anderen schuldig gemaakt aan een zeer gewelddadige beroving van een willekeurig slachtoffer, mevrouw [slachtoffer]. Slachtoffer [slachtoffer] is laat op de avond van haar fiets getrokken, ze is de bosjes in gesleept, met grof geweld op ernstige wijze mishandeld en bedreigd en de daders hebben dierbare eigendommen van haar afgenomen. Niet alleen deze materiële zaken hebben zij van haar afgenomen, ook haar gevoel van veiligheid is zij sinds het gebeuren kwijt. Ten tijde van de beroving had zij een radeloos gevoel, zo schrijft zij in haar schriftelijke slachtofferverklaring. Ze vreesde zelfs voor de dood. De pijn die zij ten gevolge van het letsel door het brute geweld heeft opgelopen, kon zij achteraf niet verhelpen met pijnstillers en de mishandeling bleef zij in haar hoofd herbeleven. De angst die zij de desbetreffende avond heeft ervaren, heeft diepe sporen bij haar achter gelaten. Dit geldt ook voor het toegebrachte letsel. In het ziekenhuis zijn diverse kneuzingen op haar ledematen en haar bekken geconstateerd. Daarnaast had zij veel bloeduitstortingen, was zij duizelig en had zij hoofdpijn. Een jaar na de beroving verklaart haar fysiotherapeut nog steeds over nek- en rugklachten ten gevolge van het op [slachtoffer] toegepaste geweld. De klachten van de spierspanning in haar nek kunnen mogelijk blijvend zijn. Ook haar rugklachten blijven haar parten spelen. Ze is nog altijd niet in staat haar werk uit te voeren en ze is haar zelfstandigheid en zelfverzekerdheid volledig kwijt.
De rechtbank rekent het voorgaande verdachte zwaar aan. De gevolgen van de beroving laten duidelijk de ernst ervan zien. Verdachte en zijn mededaders hebben een weerloos slachtoffer met buitensporig geweld beroofd, uitsluitend met als doel eigen financieel gewin. De overval heeft een tijdbestek van ongeveer 20 minuten in beslag genomen en al die tijd zijn de daders niet uit eigen beweging tot inkeer gekomen. Pas op het moment dat zij koplampen zagen naderen van een auto, hebben zij hun daden gestaakt.
De rechtbank rekent het verdachte ook zwaar aan dat hij zijn betrokkenheid bij de overval is blijven ontkennen, ondanks het gaande de tijd almaar sterker wordende bewijs tegen hem. Hij heeft geen berouw laten zien en aldus geen enkele compassie met het slachtoffer getoond.
Terwijl verdachte in de schorsing van zijn voorlopige hechtenis liep, heeft hij zich bovendien schuldig gemaakt aan de poging woninginbraak op 27 januari 2013. Deze inbraak betrof de woning van zijn voormalige baas. Verdachte heeft verklaard dat hij het feit heeft gepleegd uit teleurstelling over zijn ontslag een week eerder. Dit laat zien dat hij slecht met tegenslagen om kan gaan, wat de rechtbank grote zorgen baart.
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 26 juni 2012 blijkt dat verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, vaker is veroordeeld voor strafbare feiten. Het betreffen zowel vermogensfeiten, als feiten waarbij sprake is van het toepassen van bedreiging en geweld. In verband met zijn justitiecontacten is in 2009 een psychologische pro justitia rapportage over verdachte opgemaakt. Hierin is geconcludeerd dat bij verdachte sprake was van een forse cognitieve beperking en functioneren op licht zwakzinnig, licht verstandelijk beperkt niveau. In het rapport van de reclassering d.d. 27 juni 2012 wordt ook aangegeven dat verdachte zich, mogelijk ten gevolge van zijn gebrekkige cognitieve vaardigheden, alsmede door onvoldoende rouwverwerking na het overlijden van zijn moeder, beperkt kan beheersen als hij zich uitgedaagd voelt. Bij gebrek aan vaardigheden om tot een adequate oplossing te komen, redt hij zich door gebruik te maken van fysiek geweld. Een en ander wordt bevestigd in het laatste reclasseringsrapport d.d. 23 mei 2013. Als positief element wordt hierin wel vermeld dat hij zich thans open en meewerkend stelt ten opzichte van de reclassering en dat hij een redelijk beeld heeft gekregen van de oorzaak van zijn problemen. In het kader van zijn schorsing is verdachte ook al met een ambulante behandeling bij De Waag gestart. Ondanks deze ontwikkelingen, wordt het recidiverisico door de reclassering nog altijd ingeschat als hoog gemiddeld.
De reclassering heeft geadviseerd een straf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het voorarrest. Hierbij worden als bijzondere voorwaarden geadviseerd een meldplicht, een behandelverplichting in de vorm van een ambulante behandeling door het Topzorgteam van De Waag te Amersfoort, een locatiegebod met beperkte vrijheden welke gecontroleerd dienen te worden door middel van elektronisch toezicht, alsmede de verplichting om mee te werken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing.
Gelet op de bij verdachte geconstateerde persoonlijkheidsproblematiek en zijn onvermogen goed te reageren in conflictsituaties, is de rechtbank met de reclassering van oordeel dat een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank is echter tevens van oordeel dat met de oplegging van een straf waarvan verdachte het onvoorwaardelijke gedeelte al geheel heeft volbracht, onvoldoende recht wordt gedaan aan de ernst van het bewezenverklaarde. Met inachtneming van de oriëntatiepunten van het LOVS [52] en straffen in soortgelijke zaken, is een forse gevangenisstraf voor de onderhavige zaak de enige passende sanctie. Voor de gewelddadige overval acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden op zijn plaats en voor de poging woninginbraak een gevangenisstraf van 2 maanden. Van deze gevangenisstraf van in totaal 26 maanden, zal zij een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk opleggen, in het kader waarvan verdachte zich dient te houden aan de door de reclassering geformuleerde bijzondere voorwaarden. De oplegging van een locatiegebod met daaraan gekoppeld elektronisch toezicht, acht de rechtbank echter niet opportuun, omdat verdachte ook al in zijn vrijheid is beperkt gedurende zijn onvoorwaardelijke detentieperiode. De rechtbank ziet wel aanleiding om tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden te beslissen. Het toezicht gaat dus direct in na het wijzen van het vonnis, ook al is de zaak nog niet onherroepelijk. De rechtbank beslist hiertoe, omdat ernstig rekening moet worden gehouden dat verdachte anders wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank wijkt met het voorgaande af van de eis van de officier van justitie, voor zover deze de duur van het onvoorwaardelijke gedeelte van de gevangenisstraf betreft. Ten aanzien van het feit van 5 oktober 2011 houdt dat verband met de ernst van het feit, met name het buitensporige geweld van verdachte en zijn mededaders, en de gevolgen hiervan voor het slachtoffer. Ten aanzien van de poging tot woninginbraak op 27 januari 2013 houdt dit verband met de oriëntatiepunten van het LOVS.
Voor wat betreft het rijden zonder rijbewijs, de overtreding zoals neergelegd ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12, zal de rechtbank geen aparte straf opleggen. De rechtbank acht dat gelet op de straf die verdachte in de hoofdzaak krijgt opgelegd, niet opportuun. Ten aanzien van dit feit zal de rechtbank daarom het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht toepassen.
Nu de schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte loopt tot aan de datum van de uitspraak, zal de voorlopige hechtenis met ingang van dezelfde datum herleven. Hiertoe is geen nieuwe beslissing nodig. De rechtbank ziet gelet op haar vonnis geen aanleiding om opnieuw tot schorsing van de voorlopige hechtenis over te gaan.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
[slachtoffer],levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 3.876,80, te weten € 2.250,00 aan immateriële schade en € 1.626,80 aan materiële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van[benadeelde 4] een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Niet duidelijk is in hoeverre de door hem gevorderde inbraakschade een gevolg is van het door verdachte gepleegde feit nu ook de dag ervoor een poging inbraak heeft plaatsgevonden. Daarom is de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering. De benadeelde partij kan de vordering alleen bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 20 juni 2012 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Utrecht in de zaak met parketnummer 16/602748-08, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 30 november 2009 van de kinderrechter van de rechtbank Utrecht, waarbij verdachte is veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van vier (4) weken, met een proeftijd van twee jaren, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot vier (4) weken niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelet op het bepaalde in artikel 14g, vijfde lid, Wetboek van Strafrecht, dient een vordering tot tenuitvoerlegging te worden ingediend binnen drie maanden na het verstrijken van de proeftijd. In de onderhavige zaak is het einde van de proeftijd bepaald op 14 december 2011. Nu de vordering van de officier van justitie eerst op 20 juni 2012 is ingediend, zal het openbaar ministerie in zijn vordering niet ontvankelijk worden verklaard.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9a, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 24c, 36f, 45, 57, 62, 310, 311, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11:
diefstal door meer verenigde personen, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken,
en
medeplegen van afpersing;
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
Feit 2:overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994;
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
poging tot diefstal door twee verenigde personen, waarbij de schuldige de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Ten aanzien van de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11 en de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
26 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
zes (6) maanden, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee (2)jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet aan de volgende voorwaarden houdt.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde
1. zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
en
3. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Veroordeelde moet zich binnen vijf dagen na het einde van zijn detentie melden bij Reclassering Nederland, gevestigd op het adres te 3533 JE Utrecht, Vivaldiplantsoen 200, te bereiken op telefoonnummer 030-2305454. Veroordeelde moet zich hierna blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelde moet zich gedurende de proeftijd van twee jaren onder behandeling stellen van een het Topzorgteam van De Waag te Amersfoort of van soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Veroordeelde moet meewerken aan het verkrijgen en behouden van dagbesteding in de vorm van werk en/of scholing.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de overtreding op de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12:
Veroordeelt verdachte zonder toepassing van straf of maatregel.
Wijst de vordering van[slachtoffer] toe tot een bedrag van € 3.876,80 (zegge drieduizendachthonderdzesenzeventig euro en tachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan
[slachtoffer]voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij [slachtoffer] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van[slachtoffer], aan de Staat € 3.876,80 (zegge drieduizendachthonderdzesenzeventig euro en tachtig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander/anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 48 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij[benadeelde 4] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Compenseert de proceskosten tussen de benadeelde partij [benadeelde 4] en verdachte in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Verklaart het openbaar ministerie niet ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 16/602748-08.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mrs. S. Wijna en P.L.C.M. Ficq, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 juni 2013.
Mr. P.L.C.M. Ficq en mr. C.W.M. Maase-Raedts zijn niet in staat dit vonnis
mee te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt op de dagvaarding met parketnummer 16/712220-11 ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 05 oktober 2011 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
sieraden (waaronder een trouwring) en/of geld en/of een horloge en/of sleutels
en/of een bril,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en / of vergezeld en / of gevolgd van geweld
en / of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en / of gemakkelijk te maken en / of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en / of aan (een) andere deelnemer(s) van
voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren, welk geweld en / of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat
hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • die [slachtoffer] van de fiets heeft/hebben getrokken en/of
  • die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] bij de polsen en/of de benen heeft/hebben vastgepakt en
ruggelings over de straat in de bossage getrokken en/of (daarbij) heeft/hebben
geslagen en/of getrapt en/of
- ( aldaar) op die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of daarbij die [slachtoffer] bij
de nek heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of dichtgeknepen en/of de
mond en/of de neus dichtgehouden en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "wij gaan met z'n drieën erop" en/of
  • heeft/hebben die [slachtoffer] tegen een muur en/of op de grond gegooid en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "zitten" en/of "plat op de grond" en/of "ik
weet dat jij naar de politie gaat want ik ben een Surinamer" en/of "ik wil
geld, pinpas, pincode en mobiel", althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
- gezegd: "ik heb hier een heel mooi mes in mijn zak" en/of een mes ter hoogte
van de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of dat mes aan die [slachtoffer] getoond
en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ja je bent getrouwd, afdoen die ring" en/of "ik
kan hier hele mooie gaatjes mee prikken" en/of
  • tegen een van de andere verdachten) "tape halen" en/of
  • tegen die [slachtoffer]) "dat hij mijn mond en handen zou gaan tapen'
en/of
hij op of omstreeks 05 oktober 2011 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en / of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van
sieraden (waaronder een trouwring) en/of geld en/of een horloge en/of sleutels
en/of een bril, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan[slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
welk geweld en / of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte en/of zijn mededader(s)
hij verdachte en/of zijn mededader(s),
  • die [slachtoffer] van de fiets heeft/hebben getrokken en/of
  • die [slachtoffer] in het gezicht en/of tegen de rug heeft/hebben gestompt en/of
geslagen en/of geschopt en/of
- die [slachtoffer] bij de polsen en/of de benen heeft/hebben vastgepakt en
ruggelings over de straat in de bossage getrokken en/of (daarbij) heeft/hebben
geslagen en/of getrapt en/of
- ( aldaar) op die [slachtoffer] is/zijn gaan zitten en/of daarbij die [slachtoffer] bij
de nek heeft/hebben vastgepakt en/of gehouden en/of dichtgeknepen en/of de
mond en/of de neus dichtgehouden en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "wij gaan met z'n drieën erop" en/of
  • heeft/hebben die [slachtoffer] tegen een muur en/of op de grond gegooid en/of
  • tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: "zitten" en/of "plat op de grond" en/of "ik
weet dat jij naar de politie gaat want ik ben een Surinamer" en/of "ik wil
geld, pinpas, pincode en mobiel", althans (telkens) woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking en/of
- gezegd: "ik heb hier een heel mooi mes in mijn zak" en/of een mes ter hoogte
van de keel van die [slachtoffer] gehouden en/of dat mes aan die [slachtoffer] getoond
en/of
- tegen die [slachtoffer] gezegd: "Ja je bent getrouwd, afdoen die ring" en/of "ik
kan hier hele mooie gaatjes mee prikken", en/of
  • tegen een van de andere verdachten) "tape halen" en/of
  • tegen die [slachtoffer]) "dat hij mijn mond en handen zou gaan tapen",
(althans telkens woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking).
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt op de dagvaarding met parketnummer 16/650372-12 ten laste gelegd dat:
1.
Primair
hij in of omstreeks de periode van 30 januari 2012 tot en met 31 januari
januari 2012 te Amersfoort, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een personenauto (Citroen Saxo),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
waarbij verdachte het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van een valse (gestolen) sleutel;
Subsidiair
hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Amersfoort, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een
personenauto (Citroen Saxo) en/of een sleutel van die auto heeft verworven,
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn
mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die aut
en/of sleutel wist(en), althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij, op of omstreeks 31 januari 2012, te Amersfoort, als bestuurder van een
motorrijtuig (personenauto Citroen Saxo) heeft gereden op de weg, Sara
Burgerhartsingel en/of de Rondweg Oost en/of de Laan naar Emiclaer, zonder dat
aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1
van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van
motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
de in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
3.
hij op of omstreeks 31 januari 2012 te Amersfoort, althans in het
arrondissement Utrecht, opzettelijk een veteranenpas, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door
misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft
toegeëigend.
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt op de dagvaarding met parketnummer 16/661331-13 ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 januari
2013 tot en met 27 januari 2013 te Amersfoort, althans in het arrondissement
Utrecht, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 4]) weg te nemen (een) goed(eren) en/of een geldbedrag,
geheel of ten dele toebehorende aan[benadeelde 4], in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en / of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang
tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of
geldbedrag onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
als volgt heeft gehandeld: zijnde en/of hebbende hij, verdachte, en/of (één of
meer van) zijn mededader(s) de tuin van voornoemde woning betreden en/of
(vervolgens) met een koevoet, althans een scherp/hard voorwerp, een raam en/of
een (achter)deur van voornoemde woning geforceerd, zijnde de uitvoering van
dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940 2011225434 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 oktober 2011, pag. 105
3.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 oktober 2011, pag. 106
4.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer] d.d. 12 oktober 2011, pagina 107
5.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte van[slachtoffer] d.d. 12 oktober 2011, pagina 108
6.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H.[verbalisant 1] d.d. 7 oktober 2011, pagina 142.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H.[verbalisant 1] d.d. 7 oktober 2011, pagina 143, bovenste helft.
8.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant H.[verbalisant 1] d.d. 7 oktober 2011, pagina 144 bovenaan.
9.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant G. [verbalisant 2] d.d. 6 oktober 2011, pagina 131.
10.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant G. [verbalisant 2] d.d. 6 oktober 2011, pagina 132.
11.Een schriftelijk bescheid, te weten een afschrift van een aangifte van [benadeelde 1] d.d. 6 oktober 2011, pagina 133.
12.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor aangeefster [benadeelde 1] d.d. 13 oktober 2011, pagina 136 onderaan.
13.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant J.[verbalisant 3] d.d. 18 oktober 2011, pagina 138.
14.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant[verbalisant 4], d.d. 13 oktober 2011, opgenomen in het samenvattend proces-verbaal van Forensisch onderzoek behorend bij het dossier met nummer 2011225434, pagina 32.
15.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport vergelijkend DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 23 mei 2012, pagina 1.
16.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport haaronderzoek en DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 17 december 2012, pagina 10.
17.Verklaring van dr. J. Warnaar ter terechtzitting van 10 januari 2013.
18.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport vergelijkend DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 23 mei 2012, pagina 1.
19.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 7.
20.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 7 onderaan.
21.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 8 bovenaan.
22.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport van het NFI d.d. 7 januari 2013, inhoudende een criminalistische evaluatie van DNA onderzoek, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 7 januari 2013, pagina 11.
23.Verklaring van dr. J. Warnaar ter terechtzitting van 10 januari 2013.
24.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 13 september 2012, pagina 297.
25.Verklaring van dr. J. Warnaar ter terechtzitting van 13 juni 2013.
26.Een feit van algemene bekendheid, te weten de informatie die te raadplegen is via www.googlemaps.nl.
27.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van sporenonderzoek van verbalisant[verbalisant 4], d.d. 13 oktober 2011, opgenomen in het samenvattend proces-verbaal van Forensisch onderzoek behorend bij het dossier met nummer 2011225434, pagina’s 9 onderaan en 10 halverwege.
28.Een schriftelijk bescheid, te weten een herzien rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 22 februari 2012, de bijlage.
29.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport vergelijkend DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 23 mei 2012, pagina 2.
30.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport vergelijkend DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 23 mei 2012, pagina 2.
31.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport haaronderzoek en DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 17 december 2012, pagina 11.
32.Verklaring van dr. J. Warnaar ter terechtzitting van 10 januari 2013.
33.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 5.
34.Een schriftelijk bescheid, te weten een herzien rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA onderzoek van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 22 februari 2012, de bijlage.
35.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 5.
36.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 9 bovenste helft.
37.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 6.
38.Een schriftelijk bescheid, te weten een rapport aanvullend DNA onderzoek en criminalistische evaluatie van het NFI, zaaknummer 2011.12.16.075, opgesteld door dr. J. Warnaar, d.d. 6 mei 2013, pagina 14.
39.Verklaring van dr. J. Warnaar ter terechtzitting van 10 januari 2013.
40.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 31 januari 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL0940 2012027461, pagina 118 halverwege.
41.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant J.[verbalisant 3] d.d. 1 februari 2012, opgenomen in het dossier met nummer PL0940 2012027461, pagina 47.
42.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] d.d. 21 maart 2012, pagina 42.
43.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal inhoudende 2e aanvulling op einddossier, d.d. 3 april 2013, opgemaakt door verbalisant B.R. van Dijk, pagina 3, onder herkomst telefoonnummer [verdachte].
44.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], d.d. 21 maart 2012, pagina 43.
45.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], d.d. 21 maart 2012, pagina 44.
46.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940 2012027461 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
47.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2013.
48.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] d.d. 31 januari 2012, pagina 27.
49.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0940 2013021277 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
50.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 juni 2013.
51.Een schriftelijk bescheid, te weten een proces-verbaal van aangifte door[benadeelde 4] d.d. 29 januari 2013, pagina 8a.
52.Landelijk Overleg Voorzitters Strafafdelingen van Rechtbanken en Hoven.