ECLI:NL:RBMNE:2013:2534

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 juni 2013
Publicatiedatum
27 juni 2013
Zaaknummer
16.659087-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens openlijke geweldpleging en wederrechtelijk binnentreden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 juni 2013 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en wederrechtelijk binnentreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 19 november 2011 in Huizen, samen met anderen, openlijk geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij werd uitgedaagd door de verdachte en dat hij door meerdere personen werd geslagen en geschopt, wat resulteerde in letsel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld, waardoor hij schuldig werd bevonden aan openlijke geweldpleging.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van wederrechtelijk binnentreden in een woning op 27 juli 2012. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij wederrechtelijk in de woning was binnengedrongen, en sprak hem vrij van dit onderdeel van de aanklacht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken en bijzondere voorwaarden, waaronder deelname aan een gedragsinterventie en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn eerdere veroordelingen, en heeft besloten tot een straf die passend werd geacht voor de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 16.659087-13 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 24 juni 2013
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [postcode] [woonplaats].

1.HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting op 10 juni 2013 te Lelystad waarbij de verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. Hamer, advocaat te Bussum.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.E.M. van de Ven en van de standpunten door de raadsvrouw van verdachte naar voren gebracht.

2.DE TENLASTELEGGING

De verdachte is ten laste gelegd dat:

1. Primair

hij op of omstreeks 19 november 2011 te Huizen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Naarderstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, met kracht stompen en/of slaan en/of (met geschoeide voet) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de benen, in elk geval tegen het lichaam, van die [slachtoffer];

Subsidiair
hij op of omstreeks 19 november 2011 te Huizen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten[slachtoffer]) meermalen, althans eenmaal, met kracht heeft gestompt en/of geslagen en/of (met geschoeide voet) heeft geschopt en/of getrapt op/tegen het hoofd en/of de rug en/of de benen, in elk geval tegen het lichaam, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;

2. Primair

hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Huizen, althans in het arrondissement Midden-Nederland, om (ongeveer) 03:10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, in een woning gelegen aan de Eemnesserweg, alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende(n) bevond, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval datgene dat van zijn gading zou blijken te zijn, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld, in elk geval datgene dat van zijn gading zou blijken te zijn, onder zijn bereik te brengen door voornoemde woning binnen te gaan via een openstaande deur, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 27 juli 2012 te Huizen, althans in arrondissement Midden-Nederland, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de Eemnesserweg en in gebruik bij[benadeelde 2] en/of[benadeelde 2], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte.

3.DE VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN

Inleiding
Op 22 november 2011 heeft[slachtoffer] aangifte gedaan van openlijk geweld gepleegd op 19 november 2011. Van het door hem opgelopen letsel is op 23 november 2011 een letselverklaring opgenomen. Op 13 december 2011 heeft aangever laten weten dat het letsel erger is dan aanvankelijk werd gedacht.
Op 27 december 2011 is getuige [getuige 1] gehoord en op 13 februari 2012 de getuige[getuige 2].
Verdachte heeft niet gereageerd op de oproep om naar het politiebureau te komen.
Op 27 juli 2012 heeft [benadeelde 2] aangifte gedaan van een poging tot gekwalificeerde diefstal uit een woning. Dezelfde dag is getuige [getuige 3] als getuige gehoord.
Verdachte is op 18 november 2012 aangehouden en op 18 en 19 november 2012 gehoord.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat het onder 1 primair en het onder 2 subsidiair wettig en overtuigend bewezen kan worden. Het onder 2 primair ten laste gelegde acht de officier van justitie niet wettig en overtuigend bewezen.
Zij heeft daartoe aangegeven dat met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde verdachte deel uitmaakte een groep, waardoor ook de handelingen die zijn gedaan door de andere leden van de groep aan verdachte toegerekend kunnen worden.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie opgemerkt dat verdachte door twee personen is herkend.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat het onder 1 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, omdat er geen sprake is van opzet om in vereniging openlijk geweld te plegen en de verklaringen van verdachte en van aangever tegenstrijdig zijn. De getuigenverklaring van [getuige 1] is onbetrouwbaar omdat hij een vriend van aangever is en pas een maand na het voorval is gehoord.
Ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangegeven dat verdachte heeft verklaard dat hij aangever een klap heeft gegeven, maar dat hij ook klappen van aangever heeft gehad. Verdachte heeft aangever niet geschopt.
De raadsvrouw heeft voorts bepleit dat het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is geen sprake van een woning, omdat het een garage betrof van waaruit de woning niet betreden kon worden. Verdachte heeft betwist dat hij daar die avond is geweest. Voor het onder 2 primair ten laste gelegde is onvoldoende onderbouwing.
Ten aanzien van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw opgemerkt dat het donker was en de personen die gesteld hebben verdachte herkend te hebben hem van jaren geleden kende. Verdachte heeft geen speciale kenmerken en de getuigen hebben niet verklaard waaraan zij hem herkenden.
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1:
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij werd uitgedaagd door verdachte toen hij het terras van café [naam] in Huizen wilde verlaten. Hij kreeg lichamelijk contact met verdachte en plotseling voelde hij een doffe klap achter op zijn hoofd. Aangever voelde dat hij aan alle kanten klappen op zijn lichaam kreeg. Op een gegeven moment lag hij op de grond en zag toen allemaal voeten op hem afkomen. Hij voelde trappen op zijn hele achterzijde. Aangever heeft door dit incident pijn in zijn linkerbeen en een licht gekneusde rib overgehouden. [2]
Uit de letselverklaring d.d. 23 november 2011 blijkt dat aangever hoofdpijn heeft, pijn in de rechterelleboog, pijn en zwelling van de rechterknie en pijn aan de borstkas heeft. Het herstel van de knie zal minstens vier tot zes weken duren. [3] Op 13 december 2011 heeft de aangever gemeld dat gebleken was dat zijn scheenbeen gebroken is ten gevolge van het incident. [4]
Getuige[getuige 1] heeft gezien dat aangever belaagd werd door ongeveer zes jongens. Hij werd door al deze jongens geschopt en geslagen. Verdachte heeft meermalen met zijn vuisten geslagen. [5]
Verdachte heeft verklaard dat hij tegen aangever op was gelopen en dat hierdoor een ruzie ontstond die uit de hand liep. Verdachte heeft aangever toen een paar klappen gegeven, maar hij heeft niet geschopt. Er kwamen andere jongens bij die mee gingen doen. Uiteindelijk heeft de vader van verdachte iedereen van elkaar af gehaald. [6] Ter terechtzitting heeft verdachte nog verklaard dat hij samen met anderen geweld heeft toegepast tegen aangever en dat de anderen aangever wel geschopt en getrapt hebben. Verdachte is gestopt met vechten, omdat hij niet meer bij aangever kon komen. Hij had wel in de gaten dat het te ver ging. [7]
De rechtbank vindt de verklaringen van aangever en van de getuige[getuige 1] voldoende betrouwbaar nu deze verklaringen deels worden ondersteund door de verklaring van verdachte zelf. Op het moment dat meerdere personen zich in de vechtpartij tussen verdachte en aangever mengden, heeft verdachte zich niet gedistantieerd. Om tot een bewezenverklaring van openlijk geweld te komen moet bewezen worden dat verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het gevecht. Deze significante bijdrage is door verdachte geleverd. Hij heeft aangever immers meerdere klappen gegeven en is pas gestopt met vechten op het moment dat hij bij de groep werd weggehaald. Hij heeft zelfs verklaard dat hij enkel is gestopt omdat hij niet meer bij aangever kon komen.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Feit 2:
[benadeelde 2] heeft mede namens zijn moeder[benadeelde 1] aangifte gedaan. Hij heeft verklaard dat hij op 27 juli 2012 lag te slapen. Zijn slaapkamer is in de garage van de woning gevestigd. Hij kan vanuit de garage niet direct de woning in. Aangever schrok die avond wakker omdat het licht in zijn kamer aanging. Hij zag een jongen, verdachte, staan en is achter hem aangegaan. Buiten heeft verdachte aangever op zijn linker bovenarm geslagen. Aangever herkende verdachte hierbij. Hij heeft toen de politie kwam, verdachte op Facebook opgezocht. Er zijn geen spullen uit de slaapkamer van aangever weggenomen. [8]
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat aangever in het bijhuis woont, dat vroeger een garage was. De getuige was wakker geworden omdat het licht in de garage aan was gegaan. Aangever keek tussen de gordijnen door, die het woongedeelte van het slaapgedeelte scheiden. De getuige is achter aangever aangerend naar buiten. Hij zag aangever tegenover verdachte staan en begreep dat aangever verdachte kende. Ook de getuige herkende verdachte. Verdachte is vervolgens weggerend. [9]
Verdachte heeft het feit ontkend.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat het onder 2 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte ook van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van een woning.
De rechtbank is van oordeel dat voor een woning beslissend is dat het gaat om een plaats waar mensen hun privaat huiselijk leven leiden. Uit de verklaringen van aangever en [getuige 3] is gebleken dat aangever in de garage woonde. Hij had daar een slaapgedeelte en een woongedeelte. Hieruit blijkt voldoende dat aangever in de garage zijn privaat huiselijk leven leidt. Het verweer van de raadsvrouw wordt derhalve verworpen.
Zowel de aangever als de getuige heeft verdachte herkend. Aangever heeft dicht bij verdachte gestaan, gelet op de omstandigheid dat hij door verdachte op zijn arm werd geslagen. Dat de aangever en getuige, toen de politie was gearriveerd, verdachte op Facebook hebben opgezocht en hem ook daar herkenden, maakt de herkenning niet minder betrouwbaar.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:

1. Primair

hij op 19 november 2011 te Huizen met anderen, op of aan de openbare weg, de Naarderstraat, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen[slachtoffer], welk geweld bestond uit het stompen en slaan en schoppen en trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer];

2. Subsidiair

hij op 27 juli 2012 te Huizen wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de Eemnesserweg en in gebruik bij [benadeelde 1] en [benadeelde 2].

Van het onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.KWALIFICATIE

Het bewezene levert op:
Feit 1 primair: Het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Feit 2 subsidiair: Het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

7.STRAFBAARHEID

De feiten en verdachte zijn strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die die strafbaarheid zouden opheffen of uitsluiten.

8.STRAFOPLEGGING

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en reclasseringscontact ook indien dat inhoudt het maken van een IQ-test en het volgen van een COVA-training.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van een op te leggen straf gesteld dat rekening gehouden moet worden met de persoonlijke omstandigheden. Zij heeft verzocht een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft, in het nadeel van verdachte, rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 29 mei 2013, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor, kort gezegd, huisvredebreuk.
De rechtbank heeft rekening gehouden op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht met het vonnis van de politierechter van 8 juni 2012, waarbij verdachte veroordeeld is tot een geldboete van € 280,00 voor vernieling.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 5 maart 2013 opgemaakt door M. van Mulligen en M. Hoogenraad, respectievelijk reclasseringswerker en leidinggevende van Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering Amsterdam. Uit dit rapport blijkt dat bij verdachte criminogene factoren – al dan niet in ernstige mate – aanwezig zijn. Gebleken is dat verdachte snel overvraagd raakt en dat er veel geduld, bemoediging en externe motivatie nodig is om te zorgen dat verdachte niet afhaakt bij een reclasseringstraject. De afspraken met betrekking tot het schorsingstoezicht komt verdachte redelijk goed na.
Het recidiverisico wordt hoog ingeschat doordat verdachte op meerdere leefgebieden problemen heeft, zeer impulsief is en geen verantwoordelijkheid neemt voor het delictgedrag. Ook het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt hoog geschat, omdat verdachte snel wordt overvraagd.
De reclassering heeft een meldingsgebod en deelname aan een gedragsinterventie geadviseerd.
Door mevrouw drs. J.R. Terwiel, GZ-psycholoog kon geen afweging betreffende de toerekeningsvatbaarheid van verdachte worden gemaakt, omdat verdachte niet volledig aan het onderzoek heeft meegewerkt. Zij heeft opgemerkt dat verdachte mogelijk vaker tot vijandige interpretaties van het gedrag van andere mensen neigt, maar dat zij dit niet verder heeft kunnen nagaan doordat verdachte zijn medewerking vroegtijdig heeft gestaakt. Een inschatting van het IQ van verdacht kon ook niet worden gegeven.

9.TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57, 63, 138 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder 1 primair en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
  • spreekt verdachte vrij van wat onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar, zoals hierboven onder 6 is omschreven;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- legt aan verdachte op een
werkstrafvoor de duur van
40 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 20 dagen hechtenis, althans een aantal dagen hechtenis dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren werkstraf;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde werkstraf in mindering zal worden gebracht , berekend naar de maatstaf van 2 uren werkstraf per dag;
- veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 weken;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaar niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte (zich) gedurende de proeftijd (van 2 jaar):
*binnen vijf werkdagen na de uitspraak bij Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering (Weesperzijde 70 te Amsterdam) zal melden, zolang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal deelnemen aan een gedragsinterventie bestaande uit een Cognitieve vaardigheidstraining (CoVa of CoVa+), aangeboden door Reclassering Nederland of Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering of soortgelijke instelling, waarbij de verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen zoals die gedurende deze gedragsinterventie door of namens voornoemde instelling aan de verdachte zullen worden gegeven;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Schroten, voorzitter, mrs. drs. S.M. van Lieshout en M.C. Stoové, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.T. Feenstra, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juni 2013.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1405 2012052006, doorgenummerd 1 tot en met 50.
2.Pagina 10.
3.Pagina 16.
4.Pagina 17.
5.Pagina 20.
6.Pagina 46.
7.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting d.d. 10 juni 2013.
8.Pagina’s 26, 27 en 28.
9.Pagina’s 34 en 35.