ECLI:NL:RBMID:2012:BZ3842

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
11-1834
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en onderhoud van individueel behandelingssysteem afvalwater in relatie tot rioolheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 18 december 2012 uitspraak gedaan over de rioolheffing die aan belanghebbende was opgelegd door de gemeente Sluis. De rechtbank oordeelde dat belanghebbende, door de aankoop van zijn woning, eigenaar was geworden van het op de grond aanwezige individueel behandelingssysteem afvalwater (IBA) door natrekking. Dit betekende dat er geen zakelijk recht van opstal was gevestigd op de grond, waardoor de opstalovereenkomst tussen de gemeente en de vorige eigenaar van de woning belanghebbende niet kon binden. De rechtbank concludeerde verder dat de IBA niet kon worden aangemerkt als een gemeentelijke voorziening voor de inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, wat leidde tot de conclusie dat belanghebbende geen rioolheffing verschuldigd was.

De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en de aanslag rioolheffing, en veroordeelde de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende. De uitspraak volgde op een zitting waar belanghebbende en zijn echtgenote aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar. De rechtbank benadrukte dat de overeenkomst tussen de gemeente en de vorige eigenaar geen rechtsgevolgen had voor belanghebbende, en dat de gemeente geen verplichtingen had ten aanzien van het onderhoud van de IBA. De rechtbank gaf aan dat belanghebbende geen rioolheffing verschuldigd was, omdat hij niet loost op het gemeentelijke rioleringsstelsel.

Tegen deze uitspraak staat voor partijen het recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 249,36, inclusief reiskosten en verletkosten van belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en de griffier heeft een afschrift van de uitspraak op 27 december 2012 aan de partijen verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/1834
Uitspraakdatum: 18 december 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Sluis,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 11 februari 2011 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2010 opgelegde aanslag rioolheffing.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 december 2012 te Middelburg.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en zijn echtgenote, [echtgenote], en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigden].
1. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar en de aanslag rioolheffing;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende van € 249,36;
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende het griffierecht van € 41 te vergoeden.
2. Gronden
2.1. De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 30 november 2010 aan belanghebbende een aanslag rioolheffing 2010 opgelegd van € 194,47. Het daartegen gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard.
2.2. In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag terecht is opgelegd. De hoogte van de aanslag is niet in geschil.
2.3. Artikel 1 van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2010 (hierna: de Verordening rioolheffing) bepaalt:
“Deze verordening verstaat onder:
(…)
b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud van de gemeente;
(…)”
2.4. Artikel 3 van de Verordening rioolheffing bepaalt:
“1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Als gebruiker wordt aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt.
b. (…)”
2.5. Belanghebbende heeft de woning gekocht in 2008. Bij de woning is in 2006 door de gemeente, in overleg met de toenmalige eigenaar [vorige eigenaar], een zogenaamde IBA aangelegd: een individueel behandelingssysteem afvalwater. Tussen [vorige eigenaar] (in de overeenkomst aangeduid als grondeigenaar) en de gemeente is terzake een opstalovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen
- dat de grondeigenaar aan de gemeente een altijd durend, niet opzegbaar recht van opstal verleende op een strook van de grond waarop de IBA zou worden gerealiseerd;
- dat de gemeente van die strook te allen tijde gebruik kon maken voor werkzaamheden aan de IBA en zou zorgen voor aansluiting en onderhoud ervan;
- dat de IBA met aan- en toebehoren eigendom bleef van de gemeente;
- dat de grondeigenaar zich verplichtte de bepalingen van de overeenkomst op te nemen bij eventuele verkoop van de grond (kettingbeding).
2.6. Er is geen zakelijk recht van opstal ten behoeve van de gemeente gevestigd op de strook grond waarin de IBA ligt. In de leveringsakte van belanghebbende wordt over de onder 2.5 vermelde overeenkomst niet gerept. Tussen belanghebbende en de gemeente is geen overeenkomst tot stand gekomen over de eigendom en het beheer van de IBA.
2.7. Via de IBA wordt het afvalwater van belanghebbende geloosd op een (in het kader van de IBA aangelegde) vijver op het terrein van belanghebbende.
2.8. Belanghebbende meent geen rioolheffing verschuldigd te zijn omdat hij niet loost op het gemeentelijke rioleringsstelsel. Volgens de heffingsambtenaar is de aanslag terecht opgelegd omdat met de vorige bewoner is afgesproken dat de gemeente eigenaar is van de IBA en de gemeente verantwoordelijk is voor het onderhoud.
2.9. De rechtbank oordeelt als volgt:
Nu belanghebbende eigenaar is van de grond en ten aanzien van de IBA geen zakelijk recht is gevestigd, is belanghebbende door natrekking ook eigenaar van de op de grond aangelegde IBA (artikel 3:4 BW). De overeenkomst tussen de gemeente en [vorige eigenaar] heeft uitsluitend rechtsgevolgen voor de bij die overeenkomst betrokken partijen en kan belanghebbende niet binden. Dat betekent ook dat de gemeente jegens belanghebbende geen verplichting heeft om de IBA te onderhouden. Daarvan uitgaande is de IBA geen voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater die in eigendom, in beheer of in onderhoud is bij de gemeente en is belanghebbende geen rioolrecht verschuldigd. Dat wordt niet anders door het gegeven dat de gemeente wel jegens [vorige eigenaar] verplicht is tot onderhoud van de IBA aangezien belanghebbende eigenaar is van de IBA en hij geen onderhoud van de IBA door de gemeente wenst.
2.10. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar toegezegd dat de gemeente het kapotte deksel van de IBA zal vervangen en de storing zal verhelpen. De rechtbank gaat ervan uit dat hij deze toezegging gestand zal doen.
2.11. Gelet op het vorenstaande oordeelt de rechtbank dat de heffingsambtenaar ten onrechte een aanslag rioolrecht heeft opgelegd. Het beroep is gegrond.
2.12. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat de reiskostenvergoeding kan worden gesteld op € 37. Daarnaast moeten worden vergoed de verletkosten van belanghebbende gemaakt in verband met het bijwonen van de zitting van € 212,36. Het totaal wordt dus € 249,36.
Deze uitspraak is gedaan op 18 december 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. L. Arts, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 27 december 2012
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, vijfde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch behandelt het hoger beroep namens het gerechtshof te ’s-Gravenhage.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.