ECLI:NL:RBMID:2012:BY1144

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/838
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanslag forensenbelasting gemeente Schouwen-Duiveland en hoofdverblijf van belanghebbende

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 7 september 2012 uitspraak gedaan over de aanslagen forensenbelasting die zijn opgelegd aan een belanghebbende die in een andere gemeente staat ingeschreven. De gemeente Schouwen-Duiveland had de aanslagen voor de jaren 2009 en 2010 opgelegd, waarbij de belanghebbende stelde dat hij meer dan één hoofdverblijf had en dat de heffing in strijd was met zijn privacy en het gezinsleven, zoals gewaarborgd in artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar terecht de aanslagen had opgelegd, omdat de belanghebbende niet kon aantonen dat hij zijn hoofdverblijf in Schouwen-Duiveland had. De rechtbank benadrukte dat het aan de belanghebbende was om feiten aan te voeren die zijn claim konden onderbouwen, maar dat hij hierin niet was geslaagd. De rechtbank concludeerde dat de heffing van forensenbelasting niet in strijd was met de Grondwet of het EVRM, en dat de gemeente rechtmatig gebruik maakte van haar bevoegdheid om deze belasting te heffen. De beroepen van de belanghebbende werden ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 11/838 en 11/839
Uitspraakdatum: 7 september 2012
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraken als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in de gedingen tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats],
belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland,
de heffingsambtenaar.
De bestreden uitspraken op bezwaar
De uitspraken van de heffingsambtenaar van 30 december 2010 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2009 en 2010 opgelegde aanslagen forensenbelasting.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 augustus 2012 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn echtgenote, [echtgenote], en namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde]. De beroepsprocedures met nummer 11/838 en 11/839 zijn gezamenlijk behandeld.
1. Beslissing
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
2. Gronden
2.1. Belanghebbende is samen met zijn echtgenote sinds eind juli 2009 eigenaar van de woning [adres] te [plaats X]. Hij is tevens eigenaar van een woning in [woonplaats]. Hij staat in de gemeente [woonplaats] ingeschreven. Voor de woning in [woonplaats] brengt belanghebbende rente over een eigenwoningschuld in mindering op zijn inkomen uit werk en woning. Belanghebbende werkt in [woonplaats] als advocaat. Zijn werkzaamheden oefent hij over het hele land uit. De echtgenote werkt in [plaats Y]. Belanghebbende en de echtgenote hebben één inwonend kind. Het kind studeert thans voor het tweede jaar in [plaats Z] en reist daar vanuit [woonplaats] naartoe. Het kind heeft in [woonplaats] op de middelbare school gezeten.
2.2. Op grond van artikel 223, eerste lid, van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Artikel 2, eerste lid van de Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting Schouwen-Duivenland 2009 en 2010 (hierna: de Verordening) luidt:
"Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden."
2.3. Aan belanghebbende zijn over 2009 en 2010 aanslagen forensenbelasting opgelegd. In geschil is of deze aanslagen terecht zijn opgelegd. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende de woning in [plaats X] in 2009 en 2010 voor meer dan 90 dagen beschikbaar heeft gehouden in de zin van het vermelde onder 2.2.
2.4.1. Belanghebbende heeft gesteld dat hij meer dan éen hoofdverblijf heeft, althans dat de beoordeling of er sprake is van een “hoofdverblijf” leidt tot een zodanige inmenging in de privacy of het gezinsleven dat dit strijd oplevert met artikel 8 EVRM en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM.
2.4.2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld (artikel 223, derde lid, Gemeentewet). De rechtbank stelt voorop dat, nu belanghebbende niet in [plaats X], maar in [woonplaats] staat ingeschreven, het in redelijkheid aan hem is om door het aanvoeren van feiten of omstandigheden aannemelijk te maken dat hij zijn hoofdverblijf in [plaats X] heeft. In het licht van de onder 2.1 vermelde feiten is belanghebbende niet in deze bewijslast geslaagd. Daartoe zijn geen, althans te weinig gegevens bijgebracht.
2.4.3. Voor zover de beoordeling of er sprake is van een hoofdverblijf al geacht moet worden de uitoefening van het door artikel 8, eerste lid, EVRM gewaarborgde recht op ,,respect for his private life'' te beperken, kan die beperking naar het oordeel van de rechtbank aangemerkt worden als ,,necessary in a democratic society in the interests of the economic well-being of the country'' in de zin van het tweede lid van dat artikel.
2.4.4. Voorzover de beoordeling of er sprake is van een hoofdverblijf al geacht moet worden de uitoefening van het recht op het ongestoord genot van belanghebbendes eigendom te beperken, wordt die beperking naar het oordeel van de rechtbank gerechtvaardigd door het recht van een Staat om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.
2.5.1. Belanghebbende heeft verder gesteld dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat hij meer belasting betaalt dan iemand die permanent in de gemeente woont of verblijft. Dit betoog van belanghebbende faalt op grond van hetgeen de Hoge Raad in zijn arrest van 9 november 2001, nr. 36 111, LJN AD5329, onder meer gepubliceerd op www.rechtspraak.nl, heeft overwogen. De stelling van belanghebbende dat de gemeente handelt in strijd met artikel 1 van de Grondwet faalt eveneens op grond van hetgeen de Hoge Raad in voornoemd arrest heeft overwogen.
2.5.2. Belanghebbende heeft ook gesteld dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel omdat niet elke gemeente in Nederland een forensenbelasting heft. Belanghebbende wordt naar zijn mening ongelijk behandeld ten opzichte van forensen in deze gemeenten. De ongelijke behandeling die belanghebbende ervaart ten opzichte van andere forensen vloeit voort uit de keuze van de gemeente Schouwen-Duiveland om een forensenbelasting in te voeren en de keuze van andere gemeenten om een dergelijke belasting niet in te voeren. Het kan niet gezegd worden dat de gemeente Schouwen-Duiveland in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel door rechtmatig gebruik te maken van de bevoegdheid die de Gemeentewet voor het invoeren en te heffen van een forensenbelasting biedt.
2.6. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de aanslag over 2009 onterecht is, omdat hij in de periode augustus t/m december 2009 zodanig gebruik heeft gemaakt van de woning in [plaats X] dat dit in die periode zijn hoofdverblijf was. In het licht van de eerdervermelde feiten heeft belanghebbende echter niet aannemelijk gemaakt dat hij in die periode zijn hoofdverblijf in [plaats X] had.
2.7. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, neemt niet weg dat de gemeente Schouwen-Duiveland op grond van de Gemeentewet bevoegd is om een forensenbelasting te heffen. Naar het oordeel van de rechtbank is de beslissing om de aanslagen aan belanghebbende op te leggen ook voldoende gemotiveerd en is niet aannemelijk geworden dat daarbij sprake is geweest van willekeur.
2.8. Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 7 september 2012 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. J.M.C. Hendriks, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 20 september 2012
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch. Het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch behandelt het hoger beroep namens het gerechtshof te ‘s-Gravenhage.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.