ECLI:NL:RBMID:2012:BV6274

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
16 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/993011-09 [P]
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijke onjuiste aangiften door buitenlandse rechtspersoon in de tuinbouwsector

In deze strafzaak tegen de buitenlandse rechtspersoon Zana BVBA, vertegenwoordigd door de verdachte, is vastgesteld dat gedurende de periode van 1 april 2002 tot en met 27 januari 2006 opzettelijk onjuiste en onvolledige aangiften zijn gedaan aan de Belastingdienst en het UWV. De verdachte heeft via zijn aannemingsbedrijf in de tuinbouwsector gegevens verstrekt die leidden tot een te laag bedrag aan te betalen belasting en een gebrek aan verzekering voor werknemers. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn bij de strafoplegging. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften, wat resulteerde in een veroordeling tot een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen van Zana BVBA, waarbij hij niet alleen verantwoordelijk was voor de aangiften, maar ook voor de gevolgen daarvan voor de belastingheffing en de sociale verzekeringen van de werknemers. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten en heeft de strafoplegging gematigd, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de blanco documentatie van de verdachte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Rechtbank Middelburg op 16 februari 2012.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
parketnummer: 12/993011-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 16 februari 2012
in de strafzaak tegen de niet verschenen
[verdachte],
geboren op [1978],
wonende te [adres],
gemachtigd raadsman mr. Dunsbergen, advocaat te Goes.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk op tegenspraak behandeld op de zitting van 2 februari 2012, waarbij de officier van justitie mr. Huisman en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
1.
de buitenlandse rechtspersoon Zana BVBA op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 april 2002 tot en met 27 januari 2006 te Goes en/of
Heerlen, in ieder geval in Nederland, opzettelijk 24, althans een of meer, op
haar naam gestelde bij de Belastingwet voorziene aangifte(n) als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten kwartaal- respectievelijk
maandaangiften Loonbelasting/ Premie Volksverzekeringen , onjuist en/of
onvolledig heeft gedaan of heeft laten doen, door (telkens) op de/het bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Goes danwel Heerlen
ingeleverde aangiftebiljet een lager bedrag totaal loon en/of totaal te
betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen te vermelden of te laten
vermelden dan in werkelijkheid was verschuldigd (D 8 A tot en met D 13 en/of
D 15 en/of 16 en/of D 24 tot en met 29) dan wel als totaal loon en/of totaal te
betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen "0" (nihil) te vermelden of
te laten vermelden, terwijl in werkelijkheid wel loonbelasting/premie
volksverzekeringen waren/was verschuldigd (D 14 en/of D 17 tot en met D 23),
terwijl die/dat feit(en) (telkens) ertoe strekte (n) dat te weinig belasting
werd geheven,
tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover
daaraan in de Algemene wet inzake rijksbelastingen bepaalde betekenis is
gegeven, geacht in de zelfde betekenis te zijn gebezigd.
art 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 68 lid 2 ahf/ond a Algemene wet inzake rijksbelastingen
art 51 lid 2 ahf/ond 2° Wetboek van Strafrecht
2.
de buitenlandse rechtspersoon Zana BVBA op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de periode van 1 januari 2002 tot en met 14 januari 2006 te Goes
en/of Gouda en/of Amsterdam, in ieder geval in Nederland, als werkgeefster
opzettelijk niet heeft voldaan aan haar verplichting(en) om, met inachtneming
van de door de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid te stellen
regels, aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) opgave te
doen van (al) het door (alle) de in Nederland bij haar in dienst zijnde
werknemers over de/het ja(a)r(en) 2002 en/of 2003 en/of 2004 en/of 2005
genoten loon, door:
-over het jaar 2002 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 86.338 (D 248 B 26/34
en 27/34) op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro
272.340, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn en/of
-over het jaar 2003 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 92.498 (D 248 B 28/34
en 29/34) op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro
327.695, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn en/of
-over het jaar 2004 als (bruto) loon (getotaliseerd) euro 40.260 (D 248 B
30/34, 31/34 en 32/34) op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in
werkelijkheid euro 102.945, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn
en/of
-over het jaar 2005 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 84.116 (D 248 B 33/34
en 34/34) op te geven of te laten opgeven, terwijl dit in werkelijkheid euro
140.069, in ieder geval een hoger bedrag, diende te zijn,
tot het plegen van welk(e) strafbare feit(en) hij, verdachte, (telkens)
opdracht heeft gegeven dan wel aan welke bovenomschreven verboden
gedraging(en) hij, verdachte, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
art 13 lid 1 ahf/ond a Loonadministratiebesluit
art 10 lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
art 17a lid 2 Coördinatiewet sociale verzekeringen
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat Zana BVBA, verder Zana, beide tenlastegelegde feiten opzettelijk heeft begaan, aan welke feiten verdachte feitelijk leiding gegeven. De officier van justitie baseert zich voor feit 1 op de 24 aangiften waarop aanzienlijk minder loon is verantwoord dan daadwerkelijk aan loon is betaald gedurende de jaren 2002 tot en met 2006. De daadwerkelijk uitbetaalde lonen zijn berekend aan de hand van de door verdachte verzonden facturen uit de administratie van drie bedrijven waar Zana als aannemer arbeidskrachten heeft ingezet.
In 2002 werd een jaaromzet gerealiseerd van € 392.880,72 waarvoor volgens de berekening (document 244) 26.000 uren nodig waren, een veel hoger aantal uren dan de door verdachte opgegeven 6800 uren.
Gebleken is dat in de jaren 2003, 2004 en 2005 van de totale lonen ook telkenmale te weinig uren zijn opgegeven, waardoor te weinig belasting werd geheven.
Voor feit 2 baseert de officier van justitie zich op de documenten 244A en 248B met betrekking tot de bedragen die zijn opgegeven aan het UWV. Over het jaar 2002 is door Zana onder leiding van verdachte € 86.338,-- opgegeven terwijl dit, afgaande op de nadeelberekening, in feite € 272.340,06 moest zijn.
Voor de jaren 2003, 2004 en 2005 geldt dezelfde berekening, waardoor ook over die jaren is komen vast te staan dat te weinig uren werden opgegeven.
Het bruto sociaal verzekeringsloon is berekend op basis van het (hogere) anoniementarief omdat niet alle gegevens van de werknemers bekend waren. Zo waren bij de bedrijven Het Kwartet, [maatschap 1] en [maatschap 2] geen identiteitsbewijzen bekend.
De zaak is terugverwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van getuigen in verband met het gehanteerde uurloon in relatie tot de gehanteerde stuksprijs.
Uit berekeningen komt naar voren dat het aantal uren voor één bedrijf al veel hoger uitkomt dan het totaal aan opgegeven uren. Bij hantering van een hogere stuksprijs komt het urenaantal nog hoger uit. Dit betekent dat via verdachte door Zana structureel te lage loonbedragen zijn opgegeven in vergelijking tot het loon dat betaald moet zijn uitgaande van wat in werkelijkheid is omgezet. Zana heeft onder leiding van verdachte niet voor alle werknemers de juiste bedragen opgegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte bepleit integrale vrijspraak van de tenlastegelegde feiten.
Indien de rechtbank toch tot een veroordeling mocht komen voert de raadsman subsidiair het volgende aan:
- voor feit 2 wordt vrijspraak bepleit van een deel van de tenlastegelegde periode van de veertien dagen in 2006 omdat de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen per 1 januari 2006 is komen te vervallen en is opgevolgd door de Wet financiering sociale verzekeringen;
- pas vanaf juli 2005 heeft Zana werkzaamheden laten verrichten bij de genoemde bedrijven. Voordien werden de werkzaamheden geregeld door de maatschap A & A;
- het door de officier van justitie in de berekeningen gehanteerde uurtarief van € 15,-- wordt verward met omzet. Die € 15,-- is niet alleen een uurloon voor de werknemer, maar bestaat uit componenten als vervoerkosten en een winstmarge voor Zana. Dit kan de verschillen verklaren tussen de gedane aangiftes en de berekeningen uit het dossier;
- vanwege de complexiteit van de belastingwetgeving is door verdachte een fout gemaakt bij de aangiften. Hij heeft geen opzet gehad op het onjuist doen van aangifte;
- verdachte heeft het administratiekantoor Accon ingeschakeld zodat hij ervan kon uitgaan dat de aangiftes goed werden ingediend;
- verdachte heeft niet met opzet onjuiste of onvolledige informatie gegeven. Meer was het een kwestie van een slordige administratie. Zo heeft verdachte niet alle documenten van de werknemers bewaard, waardoor het anoniementarief is toegepast.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV) per 1 januari 2006 is opgevolgd door de Wet financiering sociale verzekeringen, waarin een aantal relevante artikelen is overgenomen. Ten aanzien van het afdragen van premie door de werkgever geldt niet meer dat verdachte opgave dient te doen van de bij hem in dienst zijnde werknemers aan het UWV of een soortgelijke instantie, maar deze in een gecombineerde loonaangifte aan de Belastingdienst dient te doen.
De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode beperken in die zin dat verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde voor wat betreft de periode van 1 januari 2006 tot en met 14 januari 2006.
De rechtbank hanteert voor het bewijs van de feiten de door Zana BVBA (verder Zana) bij de Nederlandse opdrachtgevers Samenwerkingsverband Het Kwartet , Maatschap [ -1-] en Maatschap [-2-] in rekening gebrachte facturen over de jaren 2002 tot en met 2006. De som van alle facturen geeft zicht op de gerealiseerde omzet over die periode. Deze omzet komt overeen met bedrijfsresultaten in de jaarstukken zoals deze door de fiduciaire Bossaert in België is opgesteld.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat Zana aan haar opdrachtgevers personeel ter beschikking stelde voor het verrichten van werkzaamheden. De betreffende omzet heeft Zana voor een deel gerealiseerd door aan haar opdrachtgevers voor de werkzaamheden, die het ter beschikking gestelde personeel verrichtte, een uurtarief in rekening te brengen van € 15,00. Voor een ander deel, zo blijkt uit de bewijsmiddelen, heeft Zana de werkzaamheden die haar personeel voor de opdrachtgevers in rekening gebracht een bepaalde vergoeding voor wat per stuk werd gepresteerd.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat, gelet op de tijd die gemoeid was met een prestatie per stuk en gelet op de vergoeding die werd gerekend per stuk, de vergoeding die dan werd gerekend overeenkomt met ongeveer de vergoeding van € 15,00 per gewerkt uur.
Hieruit volgt dat de vergoeding die Zana van haar opdrachtgevers ontving in alle gevallen te stellen is op (plm.) € 15,00 per gewerkt uur, zodat uit de in totaal gerealiseerde omzet kan worden afgeleid hoeveel uren het ter beschikking gestelde personeel voor het behalen van die omzet heeft gewerkt.
Dit aantal uren diende derhalve door Zana in het kader van de loonbelasting te worden opgegeven.
Hieraan doet niet af, zoals de verdediging heeft aangevoerd, dat in het uurtarief van € 15,00 niet alleen het uit te betalen uurloon was begrepen, maar ook een vergoeding voor onkosten en een winstopslag. Uit de gerealiseerde omzet volgt immers het aantal uren dat door de werknemers van Zana is gewerkt en dat aantal uren diende Zana voor de loonbelasting op te geven, vanzelfsprekend met de daarbij behorende loonbedragen, die lager waren dan het aan de klanten gerekende uurtarief.
Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat door Zana over de betreffende periode aangiften voor de Loonbelasting zijn gedaan van een aantal uren dat voor het jaar 2002 in een loon-omzetverhouding staat van 23% - 73% , hetgeen substantieel afwijkt van de gemiddelde loon-omzetverhouding in de Nederlandse agrarische sector, te weten 60%-40%. Voor de overige jaren binnen de tenlastegelegde periode geldt nagenoeg dezelfde verhouding.
Op grond van deze dubbele berekening en bij het ontbreken van de urenlijsten moet het ervoor worden gehouden dat het door Zana aangegeven aantal uren aanzienlijk lager is dan de in werkelijkheid gemaakte uren.
Verdachte is als zaakvoerder feitelijk leidinggevende van Zana en heeft aan zijn administratiekantoor Accon de voor de aangiften benodigde gegevens verstrekt. Op basis van de door verdachte verstrekte gegevens is aan het UWV een onjuiste opgave gedaan van het aantal werknemers dat door Zana in Nederland in dienst is gesteld bij de diverse agrarische bedrijven. Niet valt te zeggen hoe groot het nadeel precies is geweest omdat het uurtarief van € 15,00 dat is gehanteerd om het aantal daadwerkelijk gewerkte uren te herleiden niet exact kon worden berekend in de gevallen waarin dit tarief is afgeleid uit de tijd die nodig was voor de prestatie per stuk in de gevallen waarin een vergoeding per stuk aan de opdrachtgevers werd berekend.
De rechtbank acht het niet aannemelijk dat verdachte zich bij het verstrekken van de gegevens aan Accon heeft vergist, nu hij bij herhaling, over het eerste kwartaal 2004, het jaaroverzicht 2004 en op de maandstaten van januari 2005 tot en met juni 2005 als te betalen loonbelasting steeds “0” heeft ingevuld. Ook de ingewikkeldheid van de belastingwetgeving kan niet als excuus worden gebruikt voor het onjuist aanleveren van de gegevens. De onjuistheid zit hem immers in het aantal loonuren dat door Zana werd opgegeven, waarvoor geldt dat het niet ingewikkeld is om dat aantal goed bij te houden en op te geven.
Voor de verwerking van deze aantallen in de loonbelastingaangiften geldt dat daarin een zekere ingewikkeldheid schuilt, waarvoor de professionele expertise van het administratiekantoor Accon werd ingeroepen. Verdachte blijft zelf steeds verantwoordelijk voor het aanleveren van de juiste en volledige gegevens aan Accon, zodat deze met gebruikmaking van die gegevens een juiste en volledige aangifte bij de belasting kan doen.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte pas na juli 2005 diensten heeft verleend aan de Nederlandse bedrijven. Uit de administratie en de verklaringen van verdachte zelf blijkt dat personeel van Zana in Nederland tussen 2002 en 2005 bij het Kwartet, [maatschap 1] en [maatschap 2] heeft gewerkt.
5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
1.
de buitenlandse rechtspersoon Zana BVBA op tijdstippen in de periode van 1 april 2002 tot en met 27 januari 2006 in Nederland, opzettelijk 24 op
haar naam gestelde bij de Belastingwet voorziene aangiften als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten kwartaal- respectievelijk
maandaangiften Loonbelasting/ Premie Volksverzekeringen , onjuist heeft gedaan door telkens op de bij de
Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Goes danwel Heerlen
ingeleverde aangiftebiljet een lager bedrag totaal loon en totaal te
betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen te laten
vermelden dan in werkelijkheid was verschuldigd (D 8 A tot en met D 13 en
D 15 en 16 en D 24 tot en met 29) dan wel als totaal loon en totaal te
betalen loonbelasting/premie volksverzekeringen "0" (nihil) te laten vermelden, terwijl in werkelijkheid wel loonbelasting/premie
volksverzekeringen was verschuldigd (D 14 en D 17 tot en met D 23),
terwijl die feiten telkens ertoe strekten dat te weinig belasting
werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden
gedraging en hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven;
2.
de buitenlandse rechtspersoon Zana BVBA op tijdstippen in de periode van 1 januari 2002 tot 1 januari 2006 in Nederland, als werkgeefster
opzettelijk niet heeft voldaan aan haar verplichting om, met inachtneming
van de door de minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid te stellen
regels, aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) opgave te
doen van al het door alle in Nederland bij haar in dienst zijnde
werknemers over de/het jaren 2002 en 2003 en 2004 en 2005
genoten loon, door:
-over het jaar 2002 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 86.338 (D 248 B 26/34
en 27/34) op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een hoger bedrag, diende te zijn en
-over het jaar 2003 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 92.498 (D 248 B 28/34
en 29/34) op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een hoger bedrag, diende te zijn en
-over het jaar 2004 als (bruto) loon (getotaliseerd) euro 40.260 (D 248 B
30/34, 31/34 en 32/34) op te geven, terwijl dit in
werkelijkheid een hoger bedrag, diende te zijn
en
-over het jaar 2005 als (bruto)loon (getotaliseerd) euro 84.116 (D 248 B 33/34
en 34/34) op te geven, terwijl dit in werkelijkheid een hoger bedrag, diende te zijn,
aan welke bovenomschreven verboden
gedragingen hij, verdachte, telkens feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
6 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid
uitsluit.
7 De strafoplegging
7.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen zij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
7.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat, wanneer verdachte niet wordt vrijgesproken, bij de oplegging van straf rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, nu de criminal charge dateert van 1 maart 2007. Voorts stelt de raadsman dat de strafeis in zijn optiek bij een miljoenenfraude past.
Het bedrijf van verdachte is failliet en verdachte is niet meer werkzaam binnen de branche, zodat een preventieve werking van de straf zijn doel mist. Het opleggen van een geheel voorwaardelijke straf zou passend zijn, aldus de raadsman.
7.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf enerzijds rekening met het systematische, voortdurende karakter van de feiten en de lange periode waarover zij zijn gepleegd. Als gevolg van deze door verdachte gepleegde strafbare feiten is gedurende een aantal opeenvolgende jaren te weinig belasting betaald, waardoor de Staat der Nederlanden is benadeeld, en zijn niet alle werknemers, die verdachte als aannemer heeft ingezet, verzekerd geweest, terwijl verdachte zichzelf, door zo te handelen, financieel heeft bevoordeeld ten opzichte van andere ondernemers in deze branche.
Anderzijds stelt zij vast dat verdachte al in 2007 als verdachte werd gehoord en dat sedertdien ruim vier jaren zijn verstreken, binnen welke periode de zaak geruime tijd buiten toedoen van verdachte heeft stil gelegen. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met deze ruime overschrijding van de redelijke termijn en voorts met de blanco documentatie van verdachte in Nederland. Daarnaast overweegt zij dat verdachte zijn bedrijf niet meer voert en in een heel andere sector als werknemer zijn inkomen verwerft.
Zij overweegt dat voor deze feiten - naast een voorwaardelijke straf - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden is aangewezen. Gelet echter op het tijdsverloop acht zij het opleggen van onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet meer passend en zal zij aan verdachte een werkstraf opleggen die in duur overeenkomt met een gevangenisstraf van drie maanden.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 10 en 17a van de Coördinatiewet sociale verzekeringen, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het
feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
feit 2: Opzettelijk niet volledig nakomen van de in artikel 10 lid 2 van de
Coördinatiewet sociale verzekeringen bedoelde verplichting, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 180 (honderdtachtig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. Verhoeven en
mr. Groen, rechters, in tegenwoordigheid van Heberlein-Guiran, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 16 februari 2012.
Mr. Groen is buiten staat dit vonnis mede te tekenen.