In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 28 februari 2012 een tussentijdse beoordeling gedaan van de ISD-maatregel die aan de veroordeelde was opgelegd. De veroordeelde, geboren in 1991 en thans verblijvende in de Stadsgevangenis te Hoogvliet, was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel van twee jaar, met de verplichting tot een tussentijdse beoordeling na zes maanden. De rechtbank heeft de relevante stukken en adviezen van deskundigen en de Stadsgevangenis in overweging genomen. Tijdens de zitting op 14 februari 2012 zijn de deskundige, de officier van justitie en de raadsman van de veroordeelde gehoord.
De rechtbank constateert dat de veroordeelde niet goed functioneert binnen het ISD-traject. Hij heeft wel deelgenomen aan de agressieregulatietraining, maar zijn houding en gedrag zijn problematisch. De deskundige heeft aangegeven dat de plaatsing bij de kliniek Groot Batelaar niet door is gegaan vanwege onenigheid over medicatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde lijdt aan gedragsstoornissen, waaronder ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, en dat behandeling noodzakelijk is. De rechtbank oordeelt dat opheffing van de ISD-maatregel op dit moment zou leiden tot onveiligheid en overlast, vooral gezien de recente bedreigingen van de veroordeelde aan het adres van zijn ex-vriendin.
De rechtbank heeft besloten de ISD-maatregel voort te zetten en een tussentijdse beoordeling binnen vier maanden te plannen. Dit besluit is genomen om de veiligheid van de samenleving te waarborgen en om de veroordeelde de kans te geven op een effectieve behandeling van zijn problematiek.