Uitspraak
RECHTBANK MIDDELBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 11 april 2012
- het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2012.
Rechtbank Middelburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 14 november 2012 uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposant, die in deze procedure als eiser in reconventie optreedt, heeft verzet aangetekend tegen een verstekvonnis van 20 juli 2011, waarbij hij was veroordeeld tot betaling aan de besloten vennootschap FDF BVBA. De rechtbank heeft de vraag behandeld of het verzet tijdig was ingesteld, waarbij zij de relevante artikelen 143 en 144 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft toegepast. De opposant stelde dat de verzettermijn pas was ingegaan na het ontdekken van een beslag op zijn uitkering, maar de rechtbank oordeelde dat de verzettermijn al was aangevangen op het moment van een gedeeltelijke uitbetaling aan de beslaglegger. De rechtbank concludeerde dat het verzet niet tijdig was ingesteld, aangezien de opposant pas op 12 december 2011 verzet had aangetekend, terwijl de termijn van vier weken al was verstreken. De rechtbank verklaarde de opposant niet-ontvankelijk in zijn vorderingen en veroordeelde hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige actie in civiele procedures en de gevolgen van het niet tijdig instellen van verzet.