ECLI:NL:RBMID:2010:BL3583

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 januari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
65833 / HA ZA 08-609
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van hoofdsom en buitengerechtelijke kosten in civiele zaak tussen installateur en bouwonderneming

In deze civiele zaak vordert eiseres, een installateur, betaling van een bedrag van € 15.279,19 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten van € 904,00, wettelijke handelsrente en proceskosten van gedaagden, die een bouwonderneming vertegenwoordigen. Eiseres stelt dat gedaagde toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, omdat gedaagde een deel van de verschuldigde bedragen voor installatiewerkzaamheden onbetaald laat. Ondanks herhaalde aanmaningen heeft gedaagde niet betaald. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat eiseres tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, wat heeft geleid tot schade en een korting op de aanneemsom voor de nieuwbouwwoning van een derde partij, [betrokkene]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van eiseres, die is beperkt tot € 12.771,88, gegrond is, omdat gedaagde onvoldoende heeft onderbouwd dat er sprake is van verrekening met een schadevergoeding die zij op eiseres stelt te hebben. De rechtbank wijst de vordering van eiseres toe en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. De wettelijke handelsrente wordt toegewezen met ingang van 30 dagen na ontvangst van de facturen door gedaagde. De rechtbank concludeert dat gedaagde hoofdelijk aansprakelijk is voor de betaling aan eiseres, en wijst het meer of anders gevorderde af.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
65833 / HA ZA 08-60927 januari 2010
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 65833 / HA ZA 08-609
Vonnis van 27 januari 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Sint-Maartensdijk,
eiseres,
advocaat mr. R.L.H. Boas te Goes,
tegen
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1],
gevestigd te Sint Philipsland,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Sint Philipsland,
3. [gedaagde sub 3],
wonende te Tholen,
gedaagden,
advocaat mr. J.W. van Koeveringe te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres] en – gedaagden gezamenlijk – [gedaagde] genoemd worden. Gedaagden sub 2 en 3 zullen gezamenlijk aangeduid worden als [gedaagden sub 2 en 3].
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- tussenvonnis d.d. 11 maart 2009
het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiseres] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde] installatiewerkzaamheden verricht. [gedaagde] is een bouwonderneming die zich richt op de woningbouw en utiliteitsbouw op kleine schaal. [gedaagde] heeft (een deel van) de facturen van [eiseres] onbetaald gelaten.
[eiseres] heeft op 1 december 2006 met Aannemingsbedrijf [gedaagde] een overeenkomst gesloten tot het verrichten van installatiewerk in een nieuw te bouwen woning voor H. [betrokkene] – verder [betrokkene] – te Hendrik Ido Ambacht. Aannemingsbedrijf [gedaagde] is in mei 2007 in staat van faillissement geraakt.
I.D.S. B.V. heeft als aannemer op 28 april 2007 met [betrokkene] een overeenkomst van aanneming van werk tot het afbouwen van de nieuwbouwwoning te Hendrik Ido Ambacht gesloten. [gedaagde], die op grond van een stilzwijgende samenwerkingsovereenkomst met I.D.S. B.V. de werkzaamheden uitvoerde, is op 15 mei 2007 met de werkzaamheden begonnen. De opleverdatum is bepaald op 14 september 2007. De woning is begin oktober 2007 opgeleverd.
Het geschil
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag van € 15.279,19 aan hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten tot een bedrag van € 904,00, met de wettelijke handelsrente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiseres] stelt hiertoe het navolgende.
Volgens [eiseres] schiet [gedaagde] jegens haar toerekenbaar tekort in de nakoming van de overeenkomst nu zij (een deel van) de door haar aan [eiseres] verschuldigde bedragen ter zake van door [eiseres] in opdracht en voor rekening van [gedaagde] verrichte installatiewerkzaamheden onbetaald laat. [gedaagde] verkeert ook in verzuim. [gedaagde] is ondanks herhaalde aanmaning door [eiseres] niet tot betaling overgegaan.
[eiseres] bestrijdt dat zij een bedrag van € 2.168,-- zou moeten crediteren ter zake van niet geleverd sanitiar voor de woning aan de [adres] te Tholen. De stelpost daarvoor was volgens [eiseres] € 2.200,-- inclusief montagewerkzaamheden. De montagewerkzaamheden zijn wel verricht. [gedaagde] is op 28 april 2008 gecrediteerd voor een bedrag van € 1.567,26.
In de vordering is niet begrepen het nog bij [eiseres] openstaande bedrag ter zake van voor de woning van [betrokkene] verrichte werkzaamheden omdat een aantal opleverpunten nog niet naar behoren zijn opgelost.
[eiseres] geeft ter gelegenheid van de comparitie aan dat haar vordering ter zake van openstaande fakturen € 12.771,88 bedraagt welk bedrag ziet op de fakturen d.d. 9 januari 2008, 18 februari 2008 en 28 april 2008.
[eiseres] betwist gemotiveerd aansprakelijk te zijn voor de te late oplevering door [gedaagde] van de nieuwbouwwoning van [betrokkene]. Voorts betwist [eiseres] de hoogte van de schade die [gedaagde] stelt te lijden door de onvolkomenheden in de door [eiseres] aan de woning van [betrokkene] verrichte werkzaamheden. Deze schade is volgens [eiseres] ook onvoldoende onderbouwd. [eiseres] stelt voor januari 2009 niet in verzuim te zijn omdat de ingebrekestelling dateert van januari 2009. Nog afgezien daarvan stelt [eiseres] dat [gedaagde] deze schade niet kan verrekenen omdat [betrokkene] de aannemingsovereenkomst heeft gesloten met IDS B.V. en dus IDS B.V. de eventuele schade lijdt die [gedaagde] thans stelt te willen verekenen. [eiseres] wijst er op dat voor overdracht van een vordering een akte van cessie nodig is.
[gedaagden sub 2 en 3]. delen mee dat gedaagde sub 1 met ingang van 1 januari 2009 niet langer bestaat. IDS B.V. staat volgens [gedaagden sub 2 en 3]. nog in het handelsregister ingeschreven. [gedaagde] heeft op basis van een stilzwijgende samenwerkingsovereenkomst de bouwwerkzaamheden namens IDS B.V. uitgevoerd. [gedaagde] heeft de rechten en plichten uit de overeenkomst die was gesloten tussen [gedaagde] en [eiseres] overgenomen. [gedaagde] is daardoor volgens [gedaagden sub 2 en 3]. ook in een rechtsverhouding met [eiseres] komen te staan. [eiseres] heeft haar facturen ook aan [gedaagde] gestuurd.
[gedaagden sub 2 en 3]. erkennen dat [gedaagde] de factuur van 9 januari 2008 onbetaald te heeft gelaten, zij denken dat de factuur van 18 februari 2008 door [gedaagde] is betaald.
[gedaagde] betwist gehouden te zijn het door [eiseres] gevorderde bedrag te voldoen. [gedaagde] stelt daartoe dat [eiseres] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van overeenkomst met betrekking tot de in de woning van [betrokkene] te verrichten installatiewerkzaamheden. Ten gevolge daarvan heeft [gedaagde] de woning niet op tijd kunnen opleveren waardoor zij op grond van de tussen haar en [betrokkene] gesloten overeenkomst gehouden was [betrokkene] een korting van € 3.600,-- op de aanneemsom te verlenen. Daarnaast houdt [betrokkene] [gedaagde] aansprakelijk voor de gebreken en de schade die hij lijdt c.q. zal lijden door het niet op de juiste wijze functioneren van de door [eiseres] geïnstalleerde warmtepomp en centrale verwarming. Deze schade begroot [gedaagde] tot op dit moment op een bedrag van € 1.500,--, vermeerderd met de kosten voor herstel van de tuin van [betrokkene]. Daarnaast stelt [gedaagde] dat zij tot een bedrag van € 1.450,-- extra kosten heeft moeten maken als gevolg van het tekortkomen door [eiseres]. [eiseres] is op grond van artikel 7:758 BW jegens [gedaagde] aansprakelijk voor de door [gedaagde] ten gevolge van het tekortkomen door [eiseres] opgekomen schade.
[gedaagde] stelt dat zij gerechtigd is het van [eiseres] te vorderen bedrag ex artikel 6:127 BW te verrekenen met de door [eiseres] gevorderde bedragen. Ter gelegenheid van de comparitie is door [gedaagde] aangegeven dat hetgeen zij heeft gesteld ten aanzien van nog door [eiseres] te crediteren bedragen buiten beschouwing kan worden gelaten omdat de creditnota van 28 april 2009 klopt.
De beoordeling
Aangezien [eiseres] ter gelegenheid van de comparitie heeft aangegeven dat de vordering € 12.771,88 bedraagt en ziet op de fakturen d.d. 9 januari 2008, 18 februari 2008 en 28 april gaat de rechtbank ervan uit dat [eiseres] haar vordering in het kader van deze procedure tot dit bedrag beperkt.
[gedaagden sub 2 en 3]. hebben de vordering niet, althans onvoldoende gemotiveerd, bestreden. Met de door [gedaagden sub 2 en 3]. ter gelegenheid van de comparitie gemaakte opmerking dat de faktuur van 18 februari 2008 volgens hen wel betaald is maar dat zij niet weten wanneer acht de rechtbank dat gedeelte van de vordering onvoldoende gemotiveerd bestreden en dat verweer wordt dan ook gepasseerd.
De vordering kan, gelet op het vorenstaande, worden toegewezen indien de gegrondheid van het verweer van [gedaagde], die zich bij wijze van verweer op verrekening beroept, niet op eenvoudige wijze is vast te stellen. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
De vordering tot schadevergoeding die [gedaagde] op [eiseres] stelt te hebben en wenst te verrekenen wordt door [eiseres] gemotiveerd betwist. Gelet op deze gemotiveerde betwisting staat de omvang van de vordering ten aanzien waarvan [gedaagde] zich op verrekening beroept niet vast. Nog afgezien daarvan is de rechtbank van oordeel dat de vordering door [gedaagde], gelet op de gemotiveerde betwisting, onvoldoende is onderbouwd. Nu de vordering die [gedaagde] op [eiseres] stelt te hebben niet op eenvoudige wijze is vast te stellen, zal de rechtbank het verweer van [gedaagde] passeren.
Voorts staat niet vast dat aan de vereisten voor verrekening is voldaan. Immers, een schuldenaar is bevoegd tot verrekening indien hij een prestatie te vorderen heeft die, onder andere, beantwoordt aan zijn schuld jegens dezelfde wederpartij. [gedaagde] wenst de vordering van [eiseres] te verrekenen met een vordering tot schadevergoeding die zij op [eiseres] stelt te hebben als gevolg van toerekenbaar tekortkomen door [eiseres] in de nakoming van de overeenkomst met betrekking tot de nieuwbouwwoning van [betrokkene]. Wederpartij bij de overeenkomst van aanneming tot het afbouwen van de nieuwbouwwoning van [betrokkene] is echter I.D.S. B.V. en niet [gedaagde]. Indien en voor zover sprake is van schade als gevolg van toerekenbaar tekortkomen door [eiseres] is I.D.S. B.V. degene die als wederpartij van [betrokkene] die schade in haar vermogen lijdt en niet [gedaagde]. [gedaagde] heeft niet gesteld dat I.D.S. B.V. de vordering die zij uit hoofde van toerekenbaar tekortkomen door [eiseres] op [eiseres] zou hebben aan [gedaagde] heeft overgedragen. Nog afgezien daarvan is de overeenkomst met betrekking tot de door [eiseres] in de woning van [betrokkene] te verrichten werkzaamheden door [eiseres] gesloten met Aannemingsbedrijf [gedaagde] en dus niet met [gedaagde]. [gedaagde] stelt weliswaar dat zij de rechten en plichten uit de overeenkomst die was gesloten tussen [gedaagde] en [eiseres] heeft overgenomen en in een rechtsverhouding met [eiseres] is komen te staan, maar dit is niet gebleken. Een overdracht van een overeenkomst aan een derde dient bij akte te geschieden en de wederpartij, in dit geval [eiseres], had haar medewerking daaraan dienen te verlenen. Een stilzwijgende overdracht waarvan kennelijk in het onderhavige geval sprake is, leidt niet tot overdracht van de overeenkomst. Gelet op het vorenstaande is niet voldaan aan de ingevolge artikel 6:127 lid 2 BW voor verrekening geldende vereisten.
De rechtbank zal de vordering van [eiseres] wat betreft de hoofdsom dan ook toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat nu [eiseres] op haar facturen vermeldt dat zij betaling gaarne binnen 15 dagen na faktuurdatum ontvangt, niet sprake is van een als uiterste dag van betaling overeengekomen datum. De rechtbank zal de wettelijke handelsrente dan ook toewijzen met ingang van 30 dagen na de aanvang van de dag, volgende op die waarop [gedaagde] de facturen heeft ontvangen.
[eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en heeft de ter zake van de buitengerechtelijke kosten verrichte werkzaamheden nader gespecificeerd. De rechtbank is van oordeel dat het ter zake van buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag redelijk is en dat het kosten betreft die in redelijkheid zijn gemaakt. Gelet op het vorenstaande en nu [gedaagde] de vordering voor zover het de buitengerechtelijke kosten betreft niet heeft bestreden, zal de rechtbank het door [eiseres] ter zake van buitengerechtelijke kosten gevorderde bedrag toewijzen met uitzondering van de door [eiseres] daarover gevorderde wettelijke handelsrente. De wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW is niet van toepassing op ter zake van schadevergoeding te vorderen bedragen. De rechtbank zal dus de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW over het ter zake van buitengerechtelijke incassokosten gevorderde bedrag vanaf de dag van dagvaarding toewijzen nu over het moment van betaling door [eiseres] niets is gesteld.
[gedaagde] zal als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 85,80
- vastrecht € 355,00
- salaris procureur € 904,00 (2,0 punten x tarief € 452,-- )
Totaal € 1.344,80.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de één betalende de anderen zullen zijn gekweten, om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 13.675,88, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119a BW over een bedrag van € 12.771,88, telkens vanaf 30 dagen na de aanvang van de dag volgende op die waarop de schuldenaar de factuur heeft ontvangen tot de dag van volledige betaling, en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over een bedrag van € 904,-- met ingang van de dag van dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 1.118,00, vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van 12 februari 2010 over het ter zake van griffierecht en procureurssalaris verschuldigde bedrag indien en voor zover het verschuldigde griffierecht en procureurssalaris door [gedaagde] niet binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis zal zijn voldaan;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2010.