ECLI:NL:RBMID:2009:BK8805

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57059 / HA ZA 07-154
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over het gebruik van de productnaam 'Zeeuwse mosselen' en de rechtmatigheid daarvan in België

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond het gebruik van de productnaam 'Zeeuwse mosselen' centraal. De eiseres in conventie, een besloten vennootschap gevestigd te Kapelle, had een geschil met meerdere gedaagden, allen besloten vennootschappen gevestigd te Yerseke, over de rechtmatigheid van het gebruik van deze benaming in België. De rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de eiseres in conventie, die zich verzetten tegen het gebruik van de benaming door de gedaagden, niet voor toewijzing in aanmerking kwamen. De rechtbank stelde vast dat de benaming 'Zeeuwse mosselen' misleidend kan zijn voor de gemiddelde consument, vooral als de mosselen niet daadwerkelijk uit Zeeland afkomstig zijn. De rechtbank verwees naar Belgisch recht en de relevante wetgeving, waaronder de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de bescherming van de consument. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden in hun recht stonden om op te treden tegen oneigenlijk gebruik van de benaming, en dat de eiseres in conventie niet voldoende had aangetoond dat de benaming 'Zeeuwse mosselen' in België als soortnaam was geaccepteerd. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseres in conventie af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten. In reconventie werden de vorderingen van de gedaagden eveneens afgewezen, omdat het gevraagde verbod te verstrekkend was. De rechtbank benadrukte dat de benaming 'Zeeuwse mosselen' niet misleidend is, mits de mosselen in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt, ook al zijn ze niet daar gevangen. De uitspraak werd gedaan op 17 juni 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57059 / HA ZA 07-15420 februari 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 57059 / HA ZA 07-154
Vonnis van 17 juni 2009
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
gevestigd te Kapelle,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P. Hustinx te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 1],
gevestigd te Yerseke,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 2],
gevestigd te Yerseke,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[adresgedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 3],
gevestigd te Yerseke,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 4],
gevestigd te Yerseke,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[adresgedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 5],
gevestigd te Yerseke,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde in conventie, eiseres in reconventie sub 6],
gevestigd te Yerseke,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
advocaat mr. K.P.T.G. Flos te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] genoemd worden.
De verdere procedure
De rechtbank verwijst naar het tussenvonnis van 2 juli 2008. Nadien heeft [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een conclusie na tussenvonnis en [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] een antwoordconclusie na tussenvonnis genomen.
De verdere beoordeling
in conventie
2.1. Partijen hebben zich bij nadere conclusie na tussenvonnis uitgelaten over de gevolgen van de toepasselijkheid van Belgische recht op de vorderingen in conventie, voor zover die betrekking hebben op de Belgische markt. De rechtbank zal eerst de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder I (primair en subsidiair) en V (deels) – naar Belgische recht - beoordelen. Die vorderingen hangen samen met de vraag of het gebruik van de benaming “Zeeuwse mosselen” rechtmatig is indien het mosselen betreft die buiten Zeeland zijn volgroeid. Daarna zal worden ingegaan op de vraag of de aan Lidl gerichte sommatie onder de gegeven omstandigheden – eveneens naar Belgisch recht – onrechtmatig was (vorderingen II en III) en de vraag of [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] moeten worden verboden mededelingen te doen als bedoeld onder IV van het petitum.
Het gebruik van de benaming “Zeeuwse mossel” in België
2.2. Partijen zijn het er - terecht - over eens dat voor beantwoording van de vraag of het gebruik van de benaming “Zeeuwse mossel” in Belgisch rechtmatig is, getoetst dient te worden aan artikel 94/6 van de Wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna: WHPC) en het Koninklijk besluit van 22 mei 1996 houdende reglementering van de benamingen van visserijproducten en verwerkte visserijproducten (hierna: het KB van 22 mei 1996). Artikel 94/6 WHPC bepaalt dat als misleidend wordt beschouwd een handelspraktijk die gepaard gaat met onjuiste informatie of, zelfs als de informatie feitelijk correct is, de consument op enigerlei wijze, inclusief door de algemene presentatie, bedriegt of kan bedriegen ten aanzien van onder meer de geografische of commerciële oorsprong van het product. De handelspraktijk dient voorts de consument ertoe te brengen of kunnen brengen een besluit over een transactie te nemen dat hij anders niet had genomen. Het KB van 22 mei 1996 bepaalt in artikel 4 dat de voorgeschreven benaming voor onder meer mosselen mogen worden gepreciseerd met een gebruikelijke plaatselijke benaming en een geografische term die betrekking heeft op het werelddeel, het land en de streek van de herkomst of het vangstgebied. In de derde paragraaf van dat artikel is verder vermeld dat bedoelde benamingen of toevoegingen slechts zijn toegelaten voor zover ze niet verwijzen naar een benaming opgenomen in de bijlage, noch voor de consument misleidend zijn.
2.3. Artikel 94/6 WHPC is ingevoerd ter implementatie van Richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005. Hoewel blijkens de considerans van deze richtlijn de bescherming van de economische belangen van consumenten het hoofddoel van de richtlijn is, beschermt de richtlijn indirect legitieme ondernemingen tegen concurrenten die de regels van de richtlijn niet in acht nemen. In die zin kan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zich in onderhavig geschil ook op artikel 94/6 WHPC beroepen. Zoals blijkt uit de considerans van de richtlijn wordt voor de uitleg daarvan het door het Hof van Justitie ontwikkelde criterium van de gemiddelde – dat wil zeggen redelijke geïnformeerde, omzichtige en oplettende – consument als maatstaf genomen. Nationale rechtbanken moeten – rekening houdend met de jurisprudentie van het Hof van Justitie – hun eigen oordeel volgen om vast te stellen wat de typische reactie van de gemiddelde consument in een bepaald geval is.
2.4. Voor de vraag of de gemiddelde consument door de benaming “Zeeuwse mosselen” al dan niet misleid kan worden is onder meer van belang of deze benaming - zoals [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt - een soortnaam is geworden. De rechtbank verwijst voor de beantwoording van deze vraag naar Belgisch recht naar hetgeen in rechtoverweging 4.6. van het vonnis van 2 juli 2008 is overwogen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft niets gesteld waaruit zou kunnen volgen dat de benaming “Zeeuwse mosselen” in België wel een soortnaam zou zijn geworden. Het verweer wordt daarom op de zelfde gronden als in voornoemde rechtoverweging verworpen.
2.5. Er dient daarom ook naar Belgisch recht van te worden uitgegaan dat de toevoeging “Zeeuws” op de verpakking van mosselen een herkomstaanduiding is. Gelet op de hier boven genoemde bepalingen mag die herkomstaanduiding niet misleidend zijn voor de gemiddelde consument. De benaming is misleidend indien Zeeland niet als streek van herkomst (KB van 22 mei 1996) of geografische of commerciële oorsprong (artikel 94/6 WHPC) kan worden aangemerkt. Dit is naar het oordeel van de rechtbank het geval bij de mosselen die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de markt heeft gebracht en die geen enkele relatie met Zeeland hadden. Die mosselen mochten niet onder de benaming “Zeeuwse mosselen” verkocht worden, nu de vestigingsplaats van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onvoldoende is om die relatie te kunnen aannemen. De benaming “Zeeuws” is in dat geval misleidend voor de gemiddelde consument, nu de suggestie van enige relatie van het product met Zeeland door die benaming wordt gewekt. Daardoor kan de consument ertoe worden gebracht tot aankoop over te gaan, terwijl hij dat zonder de verwijzing naar Zeeland wellicht niet had gedaan.
2.6. De mosselen van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben wel een zekere band met Zeeland omdat ze daar in elk geval zijn verwerkt, verwaterd en verpakt. Weliswaar zijn die mosselen niet (allemaal) in Zeeland (als volgroeide mosselen) gevangen, maar ze hebben daar wel een zodanig proces ondergaan dat ze gereed zijn geworden voor consumptie. De consument kan daaruit afleiden dat de mosselen in Zeeland aan bepaalde kwaliteitseisen zijn getoetst. De mosselen kunnen daarmee door de consument als (mede) uit Zeeland afkomstig worden beschouwd. Dat ze desalniettemin door de benaming worden misleid, in die zin dat de consumenten die “Zeeuwse mosselen” kopen dit alleen zouden doen in de veronderstelling dat de mosselen niet alleen in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt, maar daar ook zijn volgroeid, is naar het oordeel van de rechtbank door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] gelegen deze stelling met concrete feiten te onderbouwen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verwijst in haar nadere conclusie wel naar de diverse hypothesen die in de daarbij gevoegde opinie van mr. De Bauw uiteen zijn gezet, maar dat en op grond waarvan die hypothetische situaties met de werkelijkheid zouden overeenstemmen, is niet aangevoerd. Bovendien miskent [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat er ook een (reële) mogelijkheid bestaat dat de gemiddelde consument “Zeeuwse mosselen” koopt omdat hij veronderstelt dat de betreffende mosselen in Zeeland zijn klaargemaakt voor consumptie en daarbij aan bepaalde kwaliteitseisen zijn getoetst. Ten aanzien van hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] eerder in de procedure heeft aangevoerd, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij in het vonnis van 2 juli 2008 heeft overwogen, met name rechtsoverwegingen 4.7 t/m 4.9. De rechtbank kan daarom – ook naar Belgisch recht – op grond van hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft aangevoerd niet concluderen dat de consument wordt misleid indien mosselen onder de benaming “Zeeuws” op de markt worden gebracht, indien het mosselen betreft die alleen in Zeeland zijn verwerkt, verwaterd en verpakt.
2.7. Het voorgaande leidt ertoe dat er geen grond is voor toewijzing van hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder I primair en subsidiair heeft gevorderd. Die vorderingen zullen dan ook worden afgewezen. Dit geldt ook voor de vordering onder V, voor zover het de dwangsom betreft die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] vordert in verband met overtreding van het onder I primair sub b gevorderd bevel. De aan Lidl België gerichte sommatiebrief
2.8. Voor beantwoording van de vraag of de aan Lidl gerichte sommatiebrief van 24 januari 2007 jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] naar Belgisch recht onrechtmatig was, gaat de rechtbank onder meer uit van hetgeen hiervoor is overwogen. Dit brengt mee dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] er in redelijkheid van uit mochten gaan dat er een relevant verschil was tussen de mosselen die zij zelf op de markt brachten en de mosselen die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op de markt bracht. Reeds op deze grond komt hetgeen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder II vordert, niet voor toewijzing in aanmerking. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de bedoelde sommatiebrief ook los daarvan de toets der kritiek kan doorstaan. Niet gezegd kan worden dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben gehandeld in strijd met de artikelen 94/3 WHPC en 1382 e.v. van het Burgerlijk Wetboek. Het stond [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vrij om - binnen de grenzen van het redelijke – op te treden tegen oneigenlijk gebruik van de benaming “Zeeuwse mosselen”, ter voorkoming van schade aan de reputatie die Zeeuwse mosselen mede dankzij hun inspanningen in de loop der jaren hebben opgebouwd. De sommatiebrief is weliswaar – wellicht onnodig – voorzien van krachtig taalgebruik, niet gezegd kan worden dat daardoor de reputatie van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onnodig of disproportioneel is geschaad. Uit de brief (en de wijze en het tijdstip waarop die is verstuurd) blijkt niet dat [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben beoogd [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] daarmee in diskrediet te brengen. Het door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tevens aangehaalde Koninklijk Besluit van 17 april 1980 betreffende de reclame van voedingmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval niet van toepassing. Dat besluit heeft betrekking op mededelingen die worden verspreid met de bedoeling de verkoop te bevorderen, terwijl het Prins & Dingemanse in dit geval juist te doen was om de verkoop tegen te gaan. Bovendien kan niet gezegd worden dat van één van de in artikel 2, 3 of 4 van dat Besluit bedoelde aanduidingen sprake is in de sommatiebrief aan Lidl.
2.9. Hieruit volgt dat ook de vorderingen van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] onder II en III zullen worden afgewezen. Het zelfde geldt voor de vordering onder IV en de daaraan onder V gekoppelde dwangsom. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ten onrechte mosselen als “Zeeuwse mosselen” op de markt heeft gebracht. Mocht dit wederom het geval zijn, dan staat het [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] vrij daarvan melding te doen aan derden, waaronder potentiële afnemers van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie].
2.10. Nu [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in conventie in het ongelijk is gesteld, zal zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten in conventie. De kosten aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] worden begroot op:
- vastrecht € 251.--
- salaris advocaat € 2.034,-- (4,5 x tarief € 452,--)
Totaal € 2.285,--
in reconventie
2.11. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben in reconventie gevorderd [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] te verbieden om mosselen op de markt te brengen die niet zijn verwaterd met “Zeeuws” water en niet in Zeeland zijn verwerkt en verpakt. In het vonnis van 2 juli 2008 heeft de rechtbank ten aanzien hiervan voor wat betreft de Nederlandse markt overwogen dat het gevraagde verbod te verstrekkend is, omdat er daarbij ten onrechte van uit wordt gegaan dat uitsluitend door verwateren, verwerken en verpakken in Zeeland een band met Zeeland ontstaat. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft zich bij nadere conclusie niet uitgelaten over de reconventionele vordering. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hebben daarover slechts gesteld dat de rechtbank het petitum niet heeft uitgelegd in verband met het fundamentum petendi. Zij bedoelde te vorderen dat het [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] verboden zou worden om de aanduiding “Zeeuwse mosselen” te gebruiken voor mosselen die geen enkele reële band hebben met Zeeland. 2.12. De rechtbank ziet geen aanleiding om de reconventionele vordering bij de beoordeling naar Belgisch recht anders uit te leggen dan zij in het vonnis van 2 juli 2008 heeft gedaan. Nu [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] hun eis niet hebben gewijzigd, betekent dit dat ook naar Belgisch recht wordt geoordeeld dat het gevraagde verbod te verstrekkend is, omdat er daarbij ten onrechte van uit wordt gegaan dat uitsluitend door verwateren, verwerken en verpakken in Zeeland een band met Zeeland ontstaat. De vordering in reconventie zal daarom worden afgewezen. 2.13. [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] worden begroot op € 1.017,-- (2,25 x tarief € 452,--) aan salaris voor de advocaat.
De beslissing
De rechtbank:
in conventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] tot aan dit moment worden begroot op € 2.285,--;
in reconventie
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde in conventie, eiseres in reconventie] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tot aan dit moment worden begroot op € 1.017,-- .
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Witsiers, mr. E.K. van der Lende-Mulder Smit en mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2009.