ECLI:NL:RBMID:2009:BK8194

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
6 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57399/HA ZA 07-203
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot bewijs van onbelemmerd gebruik van perceel

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, heeft de rechtbank op 6 mei 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over het gebruik van een strook grond. Bij tussenvonnis van 18 juni 2008 werd [eiser] opgedragen te bewijzen dat hij sinds 1979 onbelemmerd gebruik heeft gemaakt van een strook van 3,10 meter van het perceel van [gedaagde] om toegang te krijgen tot zijn eigen perceel. De rechtbank heeft in de procedure getuigenverhoren gehouden, waarbij zowel [eiser] als [gedaagde] getuigen hebben laten horen. [eiser] heeft drie getuigen opgeroepen, waaronder zijn schoonzoon, die bevestigden dat de doorgang naar zijn perceel in de loop der jaren smaller was geworden door het plaatsen van een hekwerk door [gedaagde] in 2006. [gedaagde] en zijn getuigen ontkenden echter dat de doorgang smaller was geworden door het hekwerk en stelden dat de toegang altijd breed genoeg was geweest voor landbouwvoertuigen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen van [gedaagde] zwaarder laten wegen dan die van [eiser]. De rechtbank concludeerde dat [eiser] niet in zijn bewijsopdracht was geslaagd, omdat de getuigenverklaringen van [gedaagde] en zijn zonen, die stelden dat de toegang niet smaller was geworden, overtuigender waren. De rechtbank heeft daarom de vorderingen van [eiser] afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De totale kosten aan de zijde van [gedaagde] zijn begroot op EUR 2.216,90, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad voor wat betreft de proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57399 / HA ZA 07-2036 mei 2009
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 57399 / HA ZA 07-203
Vonnis van 6 mei 2009
in de zaak van
[eiser],
wonende te Clinge,
eiser,
procureur mr. E.H.A. Schute,
tegen
[gedaagde],
wonende te Clinge,
gedaagde,
procureur mr. P. Feenstra.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 18 juni 2008
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 augustus 2008
het proces-verbaal van getuigenverhoor van 10 februari 2009.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
Bij tussenvonnis van 18 juni 2008 heeft de rechtbank [eiser] opgedragen te bewijzen dat de eigenaar/gebruiker van perceel [adres eiser] vanaf 1979 van een strook van 3,10 meter van het perceel van [gedaagde] onbelemmerd gebruik heeft gemaakt om van en naar zijn perceel te komen. [eiser] heeft daartoe in de enquête drie getuigen laten horen, te weten zichzelf, zijn schoonzoon de heer [getuige 1] en de heer [getuige 2]. De verklaring van [eiser] zelf kan, nu hij partijgetuige is, slechts dienen ter aanvulling van ander, onvolledig bewijs. De rechtbank zal daarom eerst de verklaringen van de andere getuigen beoordelen.
2.2. [getuige 1] verklaart dat hij sinds 1997 regelmatig op het door [eiser] gepachte perceel komt, dat de doorgang nu ongeveer 2.50 meter is en voorheen 5.50 à 6.0 meter was. De doorgang is volgens [getuige 1] smaller geworden omdat [gedaagde] in het voorjaar van 2006 een hekwerk heeft geplaatst. Hierdoor is het onmogelijk om met landbouwvoertuigen het perceel te betreden. Voorheen liep de doorgang tot aan de betonnen schutting. Deze breedte was nodig gelet op de breedte van de gebruikte landbouwvoertuigen en de ligging van de sloot. [getuige 2] verklaart ook dat de doorgang tot het perceel tot 2006 liep tot aan de betonnen schutting en daarna smaller is geworden. Het was noodzakelijk en tot die tijd ook mogelijk om het perceel met karren, de balenpers en dergelijke te bereiken. Daarna kon dat niet meer omdat [gedaagde] een hekwerk had geplaatst. [getuige 2] verklaart dat hij al ongeveer 22 jaar bekend is met het perceel. [eiser] zelf verklaart ook dat de doorgang naar het door hem gepachte perceel smaller is geworden toen [gedaagde] in 2006 een hekwerk had geplaatst. Voordien was de doorgang volgens hem 5.60 meter en daarna nog maar 2.50 meter. [eiser] pacht het perceel zo’n 11 à 12 jaar en heeft in die tijd de totale breedte van de doorgang ook gebruikt om met landbouwmachines op het perceel te komen. Omdat hij al 22 à 23 jaar vlakbij het perceel woont heeft hij gezien dat de doorgang voordien zo was als tot het moment waarop de schutting werd geplaatst. Hij kon aan de sporen zien dat ook daadwerkelijk van de gehele doorgang gebruik werd gemaakt. 2.3. Uit deze in de enquête afgelegde verklaringen kan worden afgeleid dat de doorgang naar het door [eiser] gepachte perceel vanaf in elk geval omstreeks 1986 liep tot de betonnen schutting die op de overgelegde foto’s is te zien, breed genoeg was om met landbouwvoertuigen te passeren (zo’n 5.5. à 6 m) en in 2006 smaller is geworden toen [gedaagde] een hekwerk op zijn perceel heeft geplaatst. De verklaringen worden echter op essentiële punten weersproken door de verklaringen die in contra-enquête zijn afgelegd. 2.4. [gedaagde] heeft als getuigen naar voren gebracht: zichzelf, zijn zonen de heren [voorletters] [gedaagde] en [voorletters] [gedaagde] en de heren [voorletters] [gedaagde], [g[getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5]. [gedaagde] zelf verklaart dat hij in 2006 wel een nieuw hekwerk heeft geplaatst, maar dat daardoor de doorgang naar het perceel van [perceeleigenaar] (dat [eiser] van hem pacht) niet smaller is geworden. Wel is de doorgang smaller geworden doordat in de dam waarop de toerit ligt een gat is geslagen, zo’n 3 à 4 jaar geleden. Inmiddels heeft de gemeente de dam hersteld, waardoor de doorgang weer 5.50 of 5.60 m breed is. Volgens [gedaagde] zijn zowel [perceeleigenaar] als [eiser] steeds via hun eigen toerit en niet over zijn perceel van en naar het weiland gekomen.
Deze verklaring wordt bevestigd door de overige in contra-enquête gehoorde getuigen. Beide zonen van [gedaagde] verklaren dat de toegang tot het perceel van [perceeleigenaar] niet smaller is geworden door het plaatsen van het nieuwe hek in 2006 en dat de toegang altijd zo’n 5.50 à 5.60 m breed is geweest. Ook volgens hen was de dam waarop de toerit lag gedeeltelijk ingestort/ingekalfd waardoor de doorgang iets smaller is geworden, hetgeen inmiddels is hersteld. Volgens hen is er nooit gebruik gemaakt van het perceel van hun vader om het perceel van [perceeleigenaar] te bereiken.
[voorletters] [gedaagde] verklaart dat hij sinds ongeveer 20 jaar bijna dagelijks langs de toegang naar het perceel van [perceeleigenaar] komt en altijd heeft gezien dat [eiser] er met zijn tractor door heen kon rijden. Verder verklaart hij dat het altijd een beetje een puinhoop was, maar dat de toerit nu weer netjes is gemaakt. Ook [getuige 3] verklaart dat het vroeger een wildernis was, maar dat de gemeente het nu weer netjes heeft gemaakt. De toegang is volgens hem altijd zo’n 5 à 6 meter geweest. Hij verklaart dat de oude erfafscheiding er nog staat en dat er alleen een nieuw schuifhek bij geplaatst is, die nog binnen de oude erfafscheiding staat. Volgens getuige [getuige 4] is de toegang tot het perceel in de loop der jaren niet veranderd. Getuige [getuige 5] verklaart dat hij de foto’s heeft gemaakt die de raadsman van [gedaagde] bij brief van 16 oktober 2008 heeft overgelegd. Hij licht toe dat op de foto’s van de oude situatie is te zien dat de grond bij de sloot gedeeltelijk is ingestort. Op de foto’s van de nieuwe situatie is volgens hem een afrastering van houten palen met prikkeldraad te zien. Die stond er volgens hem altijd al en staat er nu nog steeds.
2.5. De rechtbank is van oordeel dat de in contra-enquête afgelegde verklaringen de verklaringen die in de enquête zijn afgelegd zodanig ontkrachten dat geconcludeerd moet worden dat het opgedragen bewijs niet is geleverd. Dat de toegang tot het perceel van [perceeleigenaar] door het plaatsen van het hekwerk in 2006 smaller zou zijn geworden, wordt namelijk door [gedaagde], zijn twee zonen, [getuige 3] en [getuige 4] ontkend. Uit de getuigenverhoren en de ter gelegenheid daarvan bij brief van 16 oktober 2008 overgelegde foto’s volgt verder dat de toegang juist smaller is geworden door het gedeeltelijk instorten van de slootrand, die inmiddels weer is hersteld. Ook kan uit de verklaringen worden afgeleid dat de eigenaar c.q. gebruiker van het perceel van [perceeleigenaar] nooit gebruik heeft gemaakt van het perceel van [gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om aan de getuigenverklaringen die van de zijde van [eiser] zijn afgelegd meer waarde te hechten dan aan de verklaringen die aan de zijde van [gedaagde] zijn afgelegd. Beide partijen hebben naast zichzelf directe familieleden ([eiser] zijn schoonzoon en [gedaagde] zijn zonen) doen horen. De derde getuige van [eiser] ([getuige 2]) is blijkens zijn verklaring een familievriend, terwijl de vier overige getuigen van [gedaagde] ([voorletters] [gedaagde], [getuige 3], [getuige 5] en [getuige 5]) blijkens hun verklaringen (oppervlakkige) kennissen van hem zijn.
2.6. Nu [eiser] er niet in is geslaagd het aan hem opgedragen bewijs te leveren, dienen zijn vorderingen te worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 300,00
- getuigenkosten 380,90
- salaris procureur 1.536,00 (4,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 2.216,90
De beslissing
De rechtbank
wijst de vorderingen af,
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 2.216,990
3.3. verklaart dit vonnis – voor wat betreft de proceskostenveroordeling – uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2009