De feiten
Sloewind exploiteert een windturbinepark te Vlissingen. Op 12 oktober 1998 hebben N.V. Delta Nutsbedrijven en Sloewind een overeenkomst gesloten inzake de levering van elektrische energie, hierna te noemen: de leveringsovereenkomst. Delta is de rechtsopvolger onder algemene titel van N.V. Delta Nutsbedrijven en houdster van 50 % van de aandelen in Sloewind.
2.2. Toen de leveringsovereenkomst in 1998 werd gesloten werd duurzame energie van overheidswege gestimuleerd door middel van fiscale maatregelen, opgenomen in de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Artikel 36o Wbm regelde een korting op de afdracht van Regulerende Energiebelasting (REB) voor de levering van duurzame energie. De energieleverancier diende deze korting door te geven aan de producent. Deze korting werd ook wel “doorsluis REB”of “producentenvergoeding” genoemd. Artikel 35i Wbm regelde een vrijstelling voor energieleveranciers om aan de eindverbruikers van duurzame energie REB in rekening te brengen. 2.3. Sloewind en Delta zijn in de leveringsovereenkomst een vaste prijs van 15 (gulden)cent per geleverde Kwh overeengekomen. Daarbij staat in artikel 5 van de overeenkomst vermeld:
“Dit bedrag is inclusief de doorsluizing van de Regulerende Energiebelasting en een vergoeding van GROEN LABEL, doch exclusief omzetbelasting.” De overeenkomst werd gesloten voor een periode van 15 jaar.
2.4. De markt voor duurzame energie is in Nederland op 1 juli 2001 geliberaliseerd. Geconstateerd werd dat de fiscale stimuleringsmaatregelen van de Wbm ongewenste neveneffecten hadden, omdat belastinggeld op grote schaal wegvloeide naar buitenlandse producenten. Op 1 juli 2003 is de Regeling Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie (MEP) in werking getreden. Hiermee werd een niet-fiscale subsidieregeling geïntroduceerd voor de stimulering en productie van duurzame energie. De subsidie wordt rechtstreeks uitbetaald aan de producent van duurzame energie. De producentenvergoeding ex artikel 36o Wbm werd per 1 juli 2003 afgeschaft. De REB-vrijstelling ex artikel 36i Wbm werd aanvankelijk omgezet in een verlaagd REB-tarief. Dit verlaagde tarief is vervolgens per 1 juli 2004 gedeeltelijk en per 1 januari 2005 geheel verhoogd tot het normale tarief.
In artikel 72o lid 3 van de Electriciteitswet 1998 is bepaald dat de verhoging van de REB-tarief voor duurzame energie leidde tot een verhoging van de MEP-subsidie.
Het geschil
Delta vordert om bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – (A) primair: (a) te verklaren voor recht dat Delta gedurende de looptijd van de Leveringsovereenkomst recht heeft op alle ten tijde van het aangaan van de Leveringsovereenkomst bestaande, alsmede mogelijke toekomstige aanvullende, danwel vervangende stimuleringsmaatregelen ten aanzien van de productie van duurzame energie voor het Windpark, en (b) te verklaren voor recht dat Sloewind verplicht is tot nakoming van de Leveringsovereenkomst gedurende de resterende looptijd van de Leveringsovereenkomst, en
(c) Sloewind te veroordelen tot betaling aan Delta van een bedrag ad EUR 3.557.033,-- alsmede tot doorbetaling van alle door haar nog te ontvangen MEP bedragen voor de vanaf mei 2007 door het Windpark geproduceerde duurzame elektriciteit ten bedrage van EUR 688.127,--, te vermeerderen met de rente als genoemd in artikel 6 van de Leveringsovereenkomst vanaf de (door)betaaldata van de MEP subsidie ter zake van het Windpark, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum; (B) subsidiair:
(a) de Leveringsovereenkomst te wijzigen wegens onvoorziene omstandigheden ex artikel 6:258 BW zodat Delta gedurende de looptijd van de Leveringsovereenkomst recht heeft op alle ten tijde van het aangaan van de Leveringsovereenkomst bestaande, alsmede mogelijke toekomstige aanvullende, danwel vervangende stimuleringsmaatregelen ten aanzien van de productie van duurzame energie door het Windpark, en (b) Sloewind te veroordelen tot betaling aan Delta van een bedrag ad EUR 3.557.033,-- alsmede tot doorbetaling van alle door haar nog te ontvangen MEP bedragen voor de vanaf mei 2007 door het Windpark geproduceerde duurzame elektriciteit tot aan de datum van aanpassing van de Leveringsovereenkomst als bedoeld onder (a), te vermeerderen met de rente als genoemd in artikel 6 van de Leveringsovereenkomst vanaf de (door)betaaldata van de MEP subsidie ter zake van het Windpark, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum; (C) meer subsidiair: (a) de leveringsovereenkomst aan te passen wegens dwaling ex artikel 6:228 lid c BW jo 230 lid 2 BW zodat Delta gedurende de looptijd van de Leveringsovereenkomst recht heeft op alle ten tijde van het aangaan van de Leveringsovereenkomst bestaande, alsmede mogelijke toekomstige aanvullende, danwel vervangende stimuleringsmaatregelen ten aanzien van de productie van duurzame energie door het Windpark, en (b) Sloewind te veroordelen tot betaling aan Delta van een bedrag ad EUR 3.557.033,-- alsmede tot doorbetaling van alle door haar nog te ontvangen MEP bedragen voor de vanaf mei 2007 door het Windpark geproduceerde duurzame elektriciteit tot aan de datum van aanpassing van de Leveringsovereenkomst als bedoeld onder (a), te vermeerderen met de rente als genoemd in artikel 6 van de Leveringsovereenkomst vanaf de (door)betaaldata van de MEP subsidie ter zake van het Windpark, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum; (D) Sloewind te veroordelen tot betaling aan Delta van de buitengerechtelijke incassokosten van Delta voor een bedrag ad EUR 6.545,-- (incl. BTW), althans een door de Rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, met verwijzing van Sloewind in de kosten van dit geding.
3.2. Delta stelt primair dat partijen met het sluiten van de leveringsovereenkomst hebben beoogd dat alle stimuleringsmaatregelen voor de productie van duurzame energie aan Delta toe zouden komen, in ruil voor de vaste prijs van 15 (gulden)cent per Kwh. Zij hebben niet beoogd zich daarbij te beperken tot de REB-stimuleringsmaatregelen. Het doel was dat Sloewind een gegarandeerde prijs kreeg voor de door haar geleverde energie en dat alle verhogingen of verlagingen in de stimuleringsmaatregelen van de overheid ten voordeel c.q. nadeel van Delta zouden strekken. Partijen hebben in de leveringsovereenkomst alleen verwezen naar de REB stimuleringsmaatregelen, omdat van een (toekomstige) wijziging in het stelsel van fiscale stimulering toen nog geen sprake was. De MEP-subsidie is ook vergelijkbaar met de REB-korting, nu ook de REB-korting de facto bij de producent terecht kwam. 3.3. Subsidiair stelt Delta dat, indien de rechtbank het primaire standpunt niet honoreert, haar vordering dient te worden toegewezen op grond van onvoorziene omstandigheden. De wijzigingen in het stimuleringsregime voor duurzame energie vormen een zodanige wijziging in de omstandigheden dat Sloewind naar redelijkheid en billijkheid geen ongewijzigde instandhouding van de leveringsovereenkomst mag verwachten. Ten tijde van het aangaan van de leveringsovereenkomst werd de invoering van een nieuw systeem van stimuleringsmaatregelen voor duurzame energie niet verwacht. Partijen hebben de wijziging dan ook niet in de overeenkomst verdisconteerd. De leveringsovereenkomst hield slechts rekening met stijgingen en dalingen in de destijds bestaande stimuleringsmaatregelen. De wijziging is bovendien zo vergaand dat het evenwicht tussen de prestaties van partijen aanzienlijk wordt verstoord. Tot 1 juli 2003 ontving Delta voor elke door Sloewind geleverde Mwh een bedrag van € 67,10 uit stimuleringsmaatregelen (€ 20,70 o.g.v. artikel 36o REB en € 46,40 o.g.v. artikel 36i REB). Sinds die datum ontvangt Sloewind per Mwh € 20,70 aan MEP subsidie ter vervanging van de 36o REB en een oplopend bedrag ter vervanging van de 36i REB, dat vanaf 1 januari 2005 € 57,30 bedraagt. Gedurende de looptijd van de leveringsovereenkomst komt dit uit op een voordeel voor Sloewind en een verlies voor Delta van € 4.245.160,--. Delta bestrijdt dat zij meer zou ontvangen dan betalen indien zij de MEP-subsidie ontvangt. De standaard terugleververgoeding voor windenergie bedroeg bij het aangaan van de Leveringsovereenkomst 7,9 guldencent. Het meerdere tot 15 guldencent werd aan Sloewind betaald om de onrendabele top weg te nemen. Indien Sloewind de MEP-subsidie mag behouden, ontvangt zij in feite twee maal een vergoeding voor die onrendabele top. Delta verzoekt op grond hiervan de leveringsovereenkomst zo aan te passen dat, in ruil voor de gegarandeerde prijs, per saldo alle bestaande, toekomstige, aanvullende en vervangende stimuleringsmaatregelen voor de productie van duurzame energie aan Delta toekomen. 3.4. Meer subsidiair beroept Delta zich op dwaling en verzoekt zij de rechtbank de leveringsovereenkomst op die grond aan te passen. Partijen zijn bij de totstandkoming van de leveringsovereenkomst uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, nu zij geen rekening hebben gehouden met een vervanging van de fiscale stimuleringsmaatregelen voor duurzame energie door een subsidieregeling. Indien Delta een juiste voorstelling van zaken had gehad, had zij niet of niet onder de zelfde voorwaarden gecontracteerd. Haar vordering is niet – zoals Sloewind stelt – verjaard. Voor een vordering tot wijziging van een overeenkomst geldt een verjaringstermijn van 20 jaar. De dwaling betreft geen toekomstige omstandigheid, maar is gelegen in de tijd van het afsluiten van de leveringsovereenkomst. De overeengekomen hoge vaste prijs is gebaseerd op het feit dat de fiscale stimuleringsmaatregelen aan Delta zouden toekomen. 3.5. Ten slotte betwist Delta de stelling van Sloewind dat sprake zou zijn van rechtverwerking. Zij is slechts onder voorbehoud akkoord gegaan met de jaarrekeningen van Sloewind en de uitkering van dividend. Zij wilde de normale bedrijfsvoering van Sloewind niet belemmeren, maar heeft daarmee niet bij Sloewind het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij haar aanspraken op een eventuele aanpassing van de contractprijs zou hebben laten varen.