ECLI:NL:RBMID:2008:BG0908

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
57000/HA ZA 07-146
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wanprestatie en onrechtmatige daad in relatie tot bestemmingsplannen en gemeentelijke toezeggingen

In deze zaak vorderde Marina Veere B.V. dat de gemeente Veere werd veroordeeld tot schadevergoeding wegens wanprestatie en onrechtmatig handelen. Marina Veere exploiteert een watersportbedrijf en heeft in de jaren '80 een deel van haar terrein aan de gemeente afgestaan voor gebruik als parkeerterrein. Sindsdien zijn er gesprekken geweest over de herinrichting van het terrein, maar de gemeente heeft geen medewerking verleend aan de gewenste bebouwing. Marina Veere stelde dat de gemeente haar toezeggingen niet is nagekomen en dat zij hierdoor schade heeft geleden. De rechtbank oordeelde dat er geen verplichting tot nakoming of schadevergoeding was, omdat de gemeente slechts een inspanningsverplichting had en niet kon garanderen dat de gewenste plannen gerealiseerd konden worden. De rechtbank concludeerde dat de gemeente voldoende inspanningen had geleverd om de herinrichting mogelijk te maken, maar dat de plannen van Marina Veere niet voldeden aan de planologische randvoorwaarden. De vorderingen van Marina Veere werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
57000 / HA ZA 07-14627 augustus 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 57000 / HA ZA 07-146
Vonnis van 17 september 2008
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARINA VEERE B.V.,
gevestigd te Veere,
eiseres,
advocaat mr. F.R. Heijstek,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE VEERE,
zetelend te Domburg,
gedaagde,
advocaat mr. A. Minderhoud.
Partijen zullen hierna Marina Veere en de gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging van eis
de conclusie van dupliek.
De feiten
Marina Veere exploiteert een watersportbedrijf op een terrein aan het kanaal door Walcheren te Veere. Op het terrein bevonden zich een loods, bedrijfswoningen, een winkel voor watersportbenodigdheden, een horecabedrijf en - ten zuiden van de gebouwen - een camping. Marina Veere heeft het campingterrein rond 1980 aan de gemeente afgestaan. Dit gedeelte wordt thans als parkeerterrein gebruikt.
2.2. Marina Veere en de gemeente zijn sinds omstreeks 1980 met elkaar in gesprek over plannen om de op het terrein staande bebouwing te vervangen. Marina Veere heeft in dit verband diverse bouwplannen aan de gemeente ter goedkeuring voorgelegd. In 1982 heeft de gemeenteraad van Veere het bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht vastgesteld. In dat bestemmingsplan kreeg het terrein van Marina Veere de bestemming Bedrijven, subbestemming watersport. De planvoorschriften stonden toe dat op het terrein bedrijfsgebouwen ten behoeve van de watersport werden gebouwd. Daarnaast was gebruik van het terrein en de gebouwen voor detailhandel, horeca en het plaatsen van verblijfsrecreatieve eenheden van 1 april tot 15 oktober toegestaan.
2.3. Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland (hierna: GS) hebben in 1983 goedkeuring aan (onder meer) het gedeelte betreffende Marina Veere van het bestemmingsplan onthouden. Daarbij hebben zij overwogen dat uitbreiding van het bedrijfsterrein in noordelijke richting met een camping niet aanvaardbaar was. Daarnaast vonden GS het ongewenst dat op grond van de planvoorschriften een omvangrijk detailhandelsbedrijf en/of horecabedrijf kon plaatsvinden en diende de waterstaatkundige (waterkerende) functie tevens in het bestemmingplan te worden opgenomen. Marina Veere heeft tegen de onthouding van goedkeuring Kroonberoep ingesteld. De Kroon heeft het beroep in 1986 ongegrond verklaard. Ten aanzien van de beoogde camping heeft de Kroon daarbij overwogen dat een bestemming van dat gedeelte van het terrein als camping voor maximaal 12 kampeermiddelen aanvaardbaar moet worden geacht, indien door omringende beplanting voor een goede landschappelijke inpassing van de kampeermiddelen wordt gezorgd. Voorts onderschrijft de Kroon het standpunt van GS dat in de planvoorschriften de toegelaten horeca- en detailhandelsactiviteiten onvoldoende begrensd zijn, met name door het ontbreken van een maximaal toegelaten bedrijfsvloeroppervlakte. Tenslotte heeft de Kroon overwogen dat de bestemming “Bedrijven, watersport, bw” voor het gehele terrein niet noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf van Marina Veere en schadelijke gevolgen kan hebben voor het beschermd stadsgezicht. 2.4. Op 14 oktober 1992 heeft de gemeenteraad van Veere de tweede herziening van het bestemmingsplan “Beschermd Stadsgezicht” vastgesteld. In de herziening werd op het terrein van Marina Veere - onder meer - een kampeerplaats voor maximaal 12 kampeermiddelen opgenomen, werd beperkte detailhandel en horeca toegestaan alsmede een elk-weervoorziening (zwembad, sauna, bowling etc.) op ten hoogste 400 m2 en werd de bestemming Waterstaatswerken toegevoegd. GS hebben bij besluit van 23 maart 1993 goedkeuring aan de bestemmingen op de plankaart van de herziening onthouden omdat daarin een duidelijke regeling van de verschillende functies van de bestemmingen (Bedrijven, subbestemming watersport en Waterstaatswerken) en hun verhouding ten opzichte van elkaar ontbrak. Marina Veere heeft tegen het besluit van GS wederom Kroonberoep ingesteld. Zij voerde daarbij aan dat aan de onthouding van goedkeuring tevens ten grondslag diende te worden gelegd dat de bestemming de door haar gewenste ontwikkelingen van het terrein ten onrechte niet mogelijk maakte. Zij wenste onder meer de mogelijkheid voor een hotelvoorziening te krijgen en/of verblijfsrecreatie met een overnachtingcapaciteit van tenminste 80 personen. De Kroon heeft dit beroep bij besluit van 31 mei 1995 ongegrond verklaard en heeft daarbij overwogen dat de herziening in overeenstemming was met het besluit van 24 juli 1986. De Kroon achtte onvoldoende aangetoond dat ter plaatse niet langer een watersportbedrijf kon worden geëxploiteerd. Enige verblijfsrecreatieve voorzieningen, gericht op het bieden van onderdak aan de gebruikers van ligplaatsen achtte de Kroon niet op voorhand onaanvaardbaar, maar de wensen van Marina Veere gingen dit kader ver te buiten.
2.5. Op 10 september 1996 heeft de gemeente van Marina Veere een schetsplan ontvangen, ontworpen door architectenbureau Cees Dam en partners, voor de bouw van een verzamelgebouw met o.a. watersportfaciliteiten, een horecavoorziening, winkelruimtes, slechtweervoorziening en verblijfseenheden. Overeenkomstig het voorstel van het college van B&W heeft de gemeenteraad op 12 december 1996 een voorbereidingsbesluit genomen teneinde met een vrijstelling op grond van art. 19 en 19a van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bouw volgens het schetsplan mogelijk te kunnen maken. Bij brief van 13 mei 1997 heeft de gemeente aan Marina Veere onder meer medegedeeld dat het ambtelijk overleg met de Provincie had opgeleverd dat een bestemmingsplanwijziging het meest gewenste instrument voor het bouwplan was. De gemeente verklaarde zich voorts bereid om aan stedenbouwkundig adviesbureau Rothuizen Van Doorn ’t Hooft B.V. te verzoeken om voor het bouwplan een partiële herziening van het bestemmingsplan beschermd Stadsgezicht te ontwerpen, mits Marina Veere de kosten daarvan voor haar rekening zou nemen. In oktober 1997 ontving de gemeente van voornoemd bureau een ontwerp voor de herziening van het bestemmingsplan, waarin de nieuwbouwplannen (gebaseerd op het plan van Cees Dam) planologisch waren vertaald.
2.6. In 1997 heeft Marina Veere de gebouwen op het terrein met vergunning van de gemeente gesloopt en het terrein gesaneerd. 2.7. Het college van B&W heeft het (nieuwe) ontwerp bestemmingsplan in 1998 voorgelegd aan de Provinciale Planologische Commissie (hierna: PPC) in het kader van vooroverleg. De PPC heeft bij brief van 13 januari 1999 haar opmerkingen aan het college doorgegeven. Uit de brief blijkt dat de PPC in grote lijnen instemt het de planherziening, maar nog enige kanttekeningen / voorwaarden stelt. 2.8. Vanaf 1999 heeft Marina Veere diverse aanpassingen / varianten op het aan de PPC in 1998 voorgelegd ontwerp aan de gemeente voorgelegd. Ook hebben diverse gesprekken plaatsgevonden, onder meer met betrokken ambtenaren van de Provincie. Bij brief van 19 april 2002 heeft het college van B&W op het dan laatste voorstel (van Rabo Vastgoed B.V.) gereageerd en geconcludeerd dat dit voorstel niet in overeenstemming was met het plan dat in 1998 aan de PPC was voorgelegd, onder meer vanwege de overwegende woonfunctie van het gebouw in het voorstel. Het college besluit de brief met: “Pas als aangetoond is dat (overwegende) invulling als waterschapsbedrijf niet meer mogelijk is en duidelijk is geworden dat wegbestemmen van de bebouwing (financiëel) niet haalbaar is komen wij toe aan de vraag welke bestemming dan aan het terrein moet worden gegeven. Pas dan komen bijvoorbeeld de bestemmingen Woondoeleinden (bij permanente bewoning) of Verblijfsrecreatie (bij recreatief gebruik), of een combinatie van beide in beeld. Daarop willen wij nu nog niet vooruit lopen”.
2.9. In 2003 heeft Marina Veere een nieuw plan voor een appartementencomplex, opgesteld door architectenbureau RBOI, aan de gemeente voorgelegd. Bij besluit van 18 december 2003 heeft de raad uitgesproken dat dit plan aanvaardbaar was. Ter uitvoering van dit besluit is een procedure voor de wijziging van het bestemmingsplan in gang gezet. Bij brief van 2 november 2004 heeft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg een negatief advies over het plan uitgebracht. De Provinciale Commissie Omgevingsbeleid (PCO) heeft zich heeft bij brief van 11 januari 2005 op het standpunt gesteld dat het plan vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening niet aanvaardbaar is en heeft de gemeente geadviseerd het plan niet verder in procedure te brengen en alternatieven te onderzoeken. Hierna heeft de gemeente bij brief van 4 mei 2005 aan Marina Veere geschreven:
“Uit de gehouden inspraakprocedure en bezwaren van andere overheden concluderen wij met u, dat er onvoldoende maatschappelijk draagvlak is om met deze herzieningsprocedure door te gaan. Met deze herziening is in hoofdzaak voortgeborduurd op de voorgeschiedenis van dit plan in de voormalige gemeente Veere. Nu willen wij een eigen visie opstellen om te komen tot een zorgvuldige planvorming, waarbij rekening wordt gehouden met de nu opgedane ervaringen als voorwaarde voor de toekomst van Marina Veere en de planologische invulling van het gehele waterfront van Veere. Voor het overige onderschrijven wij de brief van wethouder Bostelaar van 18 maart jl. en de hierin genoemde procedure om te komen tot de bovenstaande visie op het waterfront van Veere. In samenhang met deze brief hopen wij natuurlijk op een constructieve samenwerking met Marina Veere B.V. (…)”
2.10. In reactie op deze brief schrijft Marina Veere bij brief van 24 mei 2005 aan de gemeente: “Wij kunnen ons vinden in uw schrijven en stellen het op prijs, dat u er vanuit gaat op een blijvende constructieve samenwerking met Marina Veere. Wij zijn bereid het ontwerp van Cees Dam te herzien of helemaal te vervangen (…)”.
2.11. In haar brief van 17 februari 2006 schrijven B&W van de gemeente aan Marina Veere onder meer: “… 1. De opeenvolgende gemeentebesturen hebben steeds de intentie gehad aan het terrein een bestemming toe te kennen die een medegebruik voor watersportdoeleinden en voor dat doel beperkte nieuwbouw mogelijk zou maken.
(…)
3. Door besluiten tot (gedeeltelijke) onthouding van goedkeuring van gedeputeerde staten en uitspraken van de kroon op beroep zijn er planologische randvoorwaarden ontstaan, die in een nieuw bestemmingsplan niet mogen worden overschreden.
(…)
5. De opeenvolgden ondernemers van Marina Veere waren tot op heden niet bereid of in staat een aanvraag voor een bouw- en inrichtingsplan in te dienen, dat aan genoemde randvoorwaarden kon voldoen.
6. Door het ontbreken van een acceptabele aanvraag van de ondernemer en de tot nu toe gekozen opstelling van de gemeente, waarbij pas op basis van concrete ondernemersplannen een planherziening werd overwogen, is nu een impasse ontstaan. Hoe nu verder?
De gemeentelijke intentie om te komen tot een nieuwe toekomstvisie op de stad Veere impliceert de wens om de impasse over Marina Veere te doorbreken. (…) Wij willen u daarom de gelegenheid bieden opnieuw aan ons voor te leggen op welke wijze u uw terrein aan het kanaal wilt invullen en exploiteren. Wij benadrukken hierbij dat uw plannen voor ons alleen bespreekbaar zijn als die passen binnen en stroken met de hiervoor omschreven planologische randvoorwaarden. (…)
De gemeenteraad heeft aangedrongen op spoed bij de ontwikkeling van de toekomstvisie. Ook wij vinden dat het moment nadert, waarop aan de onzekerheid over de invulling van het Marina Veere-terrein een einde moet komen. Zonder de gemeentelijke medeverantwoordelijkheid te willen miskennen menen wij te mogen stellen, dat de huidige impasse vooral is ontstaan, doordat u in de plannen, die in al die jaren aan de gemeente werden voorgelegd, te weinig rekening hebt gehouden met de ook aan u bekende planologische randvoorwaarden. Daarbij heeft u een zware verantwoordelijkheid op u geladen door het plan, waarover in de jaren 1997-1998 wel een principeakkoord bestond en waarmee ook de andere betrokken overheidsinstanties konden instemmen, om alleen u moverende redenen in te trekken. Overigens zou dit plan thans door de sedertdien gewijzigde omstandigheden waarschijnlijk ook nog wel de nodige bezwaren ontmoeten. Dit alles overwegende brengt ons tot een krachtig appel aan u om uiterlijk 1 september 2006 tot een binnen de planologische randvoorwaarden passend plan te komen en aan ons voor te leggen. Slaagt u daarin niet dan achten wij ons vrij in de toekomstvisie wat betreft het terrein van Marina Veere uit te gaan van een blanco situatie. Alle afspraken of eventueel als toezeggingen te interpreteren uitspraken uit het verleden beschouwen wij dan als herroepen of ingetrokken. Wij zullen dan ook zeker overwegen om terug te keren tot de planologisch meest gewenste situatie waarbij op het terrein geen of slechts een zeer bescheiden bebouwing toelaatbaar is. Ook zullen wij dan onderzoeken hoe het terrein dan kan bijdragen aan de versterking van de cultuurhistorische waarde van de stad Veere.” 2.12. Marina Veere heeft bij brieven van haar raadlieden 21 juni 2006, 11 juli 2006 en 22 augustus 2006 nieuwe bouwplannen in de vorm van “Kadernotities” aan B&W van de gemeente voorgelegd. B&W hebben daar afwijzend op gereageerd. In haar brief van 7 november 2006 schrijft het college aan (de raadslieden van) Marina Veere:
“Kortom, u heeft ons er ook met uw 3e kadernotitie niet van kunnen overtuigen dat de intenties van uw cliënte zullen of kunnen leiden tot een stedenbouwkundig en planologisch verantwoorde invulling van het terrein. Met deze afweging zijn wij tot het voorlopig standpunt gekomen dat wij op basis van deze kadernotitie geen bestemmingplan herziening of vrijstellingsprocedure in voorbereiding zullen nemen. Het standpunt is voorlopig omdat wij pas definitief willen beslissen als wij ervan verzekerd zijn dat de gemeenteraad of een raadscommissie onze visie deelt. (…)
Wanneer de raad onze afwijzende visie over uw bouwplannen deelt, betekent dit dat een nieuwe bestemming van het Marina Veere-terrein voor ons pas weer aan de orde is als er een gemeentelijke visie is op de toekomstige ontwikkelingen in de stad Veere in zijn totaliteit. U moet er rekening mee houden dat door inmiddels gewijzigde inzichten op velerlei gebied dan ook gekozen kan worden voor helemaal geen of een minimale bebouwing van het terrein”.
2.13. In haar brief van 3 januari 2007 heeft het college van B&W aan (de raadslieden van) Marina Veere geschreven: “Bij deze stellen wij u in kennis van onze definitieve beslissing aangaande genoemde 3e kadernotitie en de daaruit volgende beleidslijn voor de komende tijd. (…) De raad heeft zich unaniem geconformeerd aan onze opvatting (…).Na deze raadsuitspraak hebben wij definitief besloten de voorliggende bouwplannen niet te accepteren als een uitgangspunt voor een definitieve invulling van de westelijke kanaalzone, waarom wij in onze brief d.d. 17 februari 2006 (…) hebben gevraagd. Een wijziging of vrijstelling van het geldende bestemmingsplan zullen wij thans dus niet in voorbereiding nemen. (…)
Wij willen niet uitsluiten dat een bouwmassa als gewenst door Marina Veere BV in het kader van de toekomstvisie nog op zijn merites wordt bezien, maar gelet op de huidge inzichten van de betrokken overheidsinstanties moeten wij er rekening mee houden dat deze ook in het nieuwe bestemmingsplan ontoelaatbaar blijft.
Dit alles betekent dat de toekomstige bestemming van de westelijke kanaalzone onafhankelijk van de intenties van Marina Veere BV zal worden bepaald. Pas als er enig zich is op de inhoud van het vast te stellen nieuwe bestemmingsplan voor de stad Veere – en daarmee op de mogelijkheden in de kanaalzone – kunnen en willen wij nieuwe ontwikkelingen in overweging nemen.”
Het geschil
Marina Veere vordert – na wijziging van eis - dat de rechtbank bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad –
1. voor recht verklaart dat de gemeente jegens haar wanprestatie heeft gepleegd en / of onrechtmatig heeft gehandeld door de met haar in de periode gelegen tussen de jaren 1980 en 2007 gemaakte afspraken, aan haar gedane toezeggingen en bij haar opgewekte verwachtingen betreffende de bebouwing van het Terrein niet na te komen en te honoreren en / of haar daarvoor evenmin schadeloos te stellen; 2. voor recht verklaart dat de gemeente jegens haar onrechtmatig handelt door te weigeren de in de Koninklijke Besluiten van 24 juli 1986 en 31 mei 1995 bindend vastgelegde planologische randvoorwaarden betreffende het Terrein zoals opgesomd in de paragrafen 28 en 29 van de conclusie van repliek in het bestemmingsplan op te nemen zonder haar daarvoor schadeloos te stellen en/of te compenseren;
3. voor recht verklaart dat de gemeente ten koste van haar ongerechtvaardigd is verrijkt door het van haar vooruitlopend op een in het vooruitzicht gestelde bebouwing van het terrein in gebruik nemen en houden van een parkeerterrein en vervolgens vele (> 25) jaren weigeren medewerking te verlenen aan de in het vooruitzicht gestelde bebouwing zulks zonder dat zij daarvoor op enigerlei wijze is schadeloos gesteld en/of gecompenseerd;
4. de gemeente veroordeelt om aan haar schadevergoeding te betalen nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de regels van de wet, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot die der algehele voldoening;
5. de gemeente veroordeelt in de kosten van het geding.
3.2. Marina Veere stelt dat de gemeente jegens haar toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van haar verbintenissen en ook onrechtmatig heeft gehandeld. De gemeente wenste in 1980 bijna de helft van het terrein van Marina Veere te verwerven om dat als parkeerterrein te kunnen gebruiken. Hierop zijn partijen in onderhandelingen getreden. De gemeente heeft aan Marina Veere toegezegd dat zij haar medewerking zou verlenen aan een plan waarbij de bebouwing op het terrein zou worden vervangen door een nieuw gebouw met een (verblijfs)recreatieve functie en twee bedrijfswoningen. Op verzoek van de gemeente heeft Marina Veere ingestemd met de aanleg van een parkeerterrein en het inruilen van de geplande camping voor verblijfseenheden in het gebouw. De gemeente heeft Marina Veere vervolgens vele jaren aan het lijntje gehouden en haar in november 2006 bericht geen medewerking meer te verlenen aan de uitvoering van het plan. De gemeente is haar afspraken met Marina Veere niet nagekomen en heeft gedane toezeggingen en opgewekte verwachtingen niet gehonoreerd. Hierdoor heeft Marina Veere schade geleden, te weten de kosten voor adviseurs, het ontruimen van de camping in 1980 en sindsdien missen van inkomsten uit 12 kampeerplaatsen, het slopen van de gebouwen in 1997 en sindsdien missen van inkomsten uit het bedrijf, saneringskosten, huur van tijdelijke en voorzieningen aanschaf van alternatieve locaties, renteverlies en gederfde winst. Het door de gemeente geboden bedrag van € 10.965,90 staat niet in verhouding tot de totale schade. Alleen al de directe kosten bedragen meer dan 1 miljoen euro.
3.3. De gemeente betwist dat zij Marina Veere vele jaren aan het lijntje heeft gehouden. Zij heeft zich ingespannen om bij de besluitvorming aan de wensen van Marina Veere tegemoet te komen. Van een gezamenlijk plan of een overeenkomst is nimmer sprake geweest. Marina Veere heeft de gebouwen op eigen initiatief en voor eigen risico gesloopt. Het schetsplan van Cees Dam is wel uitgangspunt geweest voor verdere stappen en besluitvorming in het kader van de toepassing van de WRO, maar hier is geen “overeenstemming” over bereikt. Voor zover al sprake zou zijn geweest van afspraken, vergaande toezeggingen en verwachtingen, vormden deze onvoldoende basis voor de investeringen van Marina Veere. Behoudens het aanbod van de gemeente tot betaling van het bedrag van € 10.965,-- heeft de gemeente geen civielrechtelijke verbintenissen jegens Marina Veere. Ook heeft zij geen onrechtmatige daad gepleegd en is zij niet (ongerechtvaardigd) verrijkt ten koste van Marina Veere.
De beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat uit hetgeen Marina Veere heeft aangevoerd niet kan worden afgeleid dat zij met de gemeente een obligatoire overeenkomst heeft gesloten op grond waarvan zij recht heeft op nakoming of schadevergoeding. Uit het hiervoor vaststelde feitencomplex blijkt dat tussen partijen uitvoerig en veelvuldig overleg heeft plaatsgevonden over de herinrichting van het terrein van Marina Veere. Marina Veere heeft rond 1980 het terrein ten zuiden van haar bedrijfsgebouwen, dat in gebruik was als kampeerterrein en gehuurd werd van het Rijk, vrijwillig afgestaan aan de gemeente. De gemeente heeft op haar beurt toegezegd haar medewerking te zullen verlenen aan het verplaatsen van het kampeerterrein naar de noordzijde van de bedrijfsgebouwen. Later is aan Marina Veere voorgesteld om het kampeerterrein te vervangen door verblijfseenheden binnen de gebouwen. Daarmee heeft de gemeente hooguit de verplichting op zich genomen om zich in te spannen de herinrichting van het terrein planologisch mogelijk te maken. Marina Veere kon en diende zich te realiseren dat de gemeente zich daarbij niet kon verbinden tot het bereiken van een bepaald resultaat. Voor de herinrichting was immers een wijziging of vrijstelling van het bestaande bestemmingsplan noodzakelijk. Daarbij was de gemeente onder meer afhankelijk van provinciale goedkeuring en mogelijke beroepen tegen haar besluiten.
4.2. Indien de gemeente jegens Marina Veere toezeggingen heeft gedaan en die niet is nagekomen, kan dat onder omstandigheden onrechtmatig zijn. Zoals uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt, kan een eventuele toezegging door de gemeente slechts een inspanningsverplichting tot gevolg hebben gehad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeente ruimschoots aan die inspanningsverplichting voldaan. De gemeenteraad heeft immers reeds in 1982 een bestemmingsplanwijziging vastgesteld die tegemoetkwam aan de op dat moment bij Marina Veere bestaande wensen voor de inrichting van het terrein. Na de onthouding van goedkeuring door Gedeputeerde Staten in 1983 en het tevergeefse kroonberoep van Marina Veere hiertegen heeft de gemeenteraad in 1992 opnieuw een bestemmingsplanwijziging vastgesteld. Ook dit maal onthielden Gedeputeerde Staten hun goedkeuring en was het kroonberoep van Marina Veere tevergeefs.
In de jaren daarna heeft de gemeente opnieuw geprobeerd om met Marina Veere een bestemmingsplan te ontwerpen dat tegemoet kwam aan haar wensen en de randvoorwaarden die uit de Koninklijke Besluiten konden worden afgeleid. In 1998 leidde dit tot een ontwerp bestemmingsplan waarmee de PPC in grote lijnen kon instemmen. Het feit dat dit bestemmingsplan niet definitief is geworden, is naar het oordeel van de rechtbank te wijten aan Marina Veere die steeds opnieuw met bouwplannen kwam die een wijziging van het bestemmingsplan vergden die niet kon rekenen op goedkeuring van de provincie. Nadat de PCO de gemeente in 2005 had geadviseerd het destijds voorgelegde plan niet verder in procedure te brengen en alternatieven te onderzoeken, heeft de gemeente naar het oordeel van de rechtbank terecht bij brief van 4 mei 2005 Marina Veere erop gewezen dat zij een eigen visie wilde gaan opstellen. Vervolgens heeft de gemeente zorgvuldig gehandeld door Marina Veere bij brief van 17 februari 2006 in de gelegenheid te stellen om uiterlijk 1 september 2006 een binnen de planologische randvoorwaarden passend plan voor te leggen. 4.3. Hieruit volgt dat op grond van de gestelde feiten en omstandigheden niet geconcludeerd kan worden dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld of toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van op haar rustende verbintenissen. Zij heeft niet geweigerd om de planologische randvoorwaarden die volgen uit de Koninklijke Besluiten van 24 juli 1986 en 31 mei 1995 in een bestemmingplan op te nemen. Zij heeft juist getracht om Marina Veere te bewegen een plan in te dienen dat aan die randvoorwaarden voldeed. De plannen van Marina Veere deden dat echter niet. Dat Marina Veere vooruitlopend op een nog vast te stellen bestemmingplan haar gebouwen heeft gesloopt en het terrein heeft gesaneerd, komt voor haar eigen rekening en risico. 4.4. Evenmin kan worden geconcludeerd dat de gemeente ongerechtvaardigd is verrijkt door een gedeelte van het terrein van Marina Veere in gebruik te nemen als parkeerterrein. Vaststaat dat de gemeente dit gedeelte in de plaats van Marina Veere is gaan huren van de Staat. De gemeente heeft onbetwist gesteld dat zij hiervoor een marktconforme huurprijs betaalt. Niet in te zien valt dus op welke wijze de gemeente hierdoor is verrijkt. Bovendien heeft zij, zoals uit het voorgaande volgt – de nodige inspanningen verricht om de vervanging van het kampeerterrein elders op het terrein of als verblijfsaccommodatie binnen de gebouwen, mogelijk te maken. Dat dit niet tot resultaat heeft geleid, is niet aan de gemeente te wijten. 4.5. De vorderingen van Marina Veere zullen op bovenstaande gronden worden afgewezen. Marina Veere zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gemeente. Deze worden begroot op € 251,-- aan griffierecht en € 904,-- aan salaris voor de advocaat.
De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt Marina Veere in de kosten van het geding welke aan de zijde van de gemeente tot aan dit moment worden begroot op € 1.155,--.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2008