ECLI:NL:RBMID:2008:BF7591

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
59672/HA ZA 07-457
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige beëindiging van samenwerkingsovereenkomst tussen Megalamp en Lichtformule 2000

In deze zaak vorderde Megalamp, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.C. Bode 't Hart, betaling van een bedrag van € 101.579,58 van [gedaagde], die als bestuurder van Lichtformule 2000 B.V. onrechtmatig had gehandeld. Lichtformule 2000 was op 21 juni 2006 failliet verklaard, en de samenwerking tussen Megalamp en Lichtformule 2000 was op 24 oktober 2003 abrupt beëindigd. Megalamp stelde dat [gedaagde] de toegang tot de winkelruimte had ontzegd en de voorraad had verkocht zonder haar hiervan op de hoogte te stellen. De rechtbank oordeelde dat de beëindiging van de samenwerking onrechtmatig was, omdat [gedaagde] onvoldoende feiten had aangedragen die deze beëindiging rechtvaardigden. De rechtbank wees een schadevergoeding toe aan Megalamp, die voortvloeide uit het onrechtmatig handelen van [gedaagde]. De rechtbank concludeerde dat Megalamp recht had op een schadevergoeding van € 70.703,40, vermeerderd met wettelijke rente, en dat [gedaagde] ook aansprakelijk was voor de schade die Megalamp had geleden door de onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. De zaak werd naar de rol van 22 oktober 2008 verwezen voor verdere behandeling.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
59672 / HA ZA 07-457
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 59672 / HA ZA 07-457
Vonnis van 10 september 2008
in de zaak van
1. de vennootschap onder firma
MEGALAMP VOF,
gevestigd te Gorinchem,
2. [eiser sub 1]
wonende te Gorinchem,
3. [eiseres sub 2]
wonende te Gorinchem,
eisers,
advocaat mr. J.C. Bode 't Hart,
tegen
[gedaagde]
wonende te Kapelle,
gedaagde,
advocaat mr. J.A.M. Dietvorst.
Partijen zullen hierna Megalamp en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 9 januari 2008
het proces-verbaal van comparitie van 21 mei 2008.
Voorafgaand aan de comparitie heeft Megalamp bij brief van haar procureur d.d. 3 maart 2008 een vonnis van 29 november 2007 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht overgelegd.
De feiten
[gedaagde] was bestuurder van Lichtformule 2000 B.V., welke vennootschap op 21 juni 2006 in staat van faillissement is verklaard. Megalamp en Lichtformule 2000 hebben op grond van een mondelinge samenwerkingsovereenkomst vanaf enig moment in 2002 tot 24 oktober 2003 gezamenlijk een lampenzaak te Bergen op Zoom geëxploiteerd. In de lampenzaak werden zowel goederen voor gezamenlijke rekening en risico verkocht (kassa’s 3 en 4), als goederen voor rekening en risico van Megalamp (kassa 2) respectievelijk Lichtformule 2000 (kassa 1). De kosten werden door partijen gelijkelijk gedeeld en verrekend met de omzetten. [gedaagde] verzorgde de financiële afwikkeling. 2.2. Lichtformule 2000 heeft de samenwerking op 24 oktober 2003 schriftelijk met onmiddellijke ingang opgezegd en de vennoten van Megalamp de toegang tot de winkelruimte ontzegd. Lichtformule 2000 heeft daarna ondanks verzoeken van Megalamp geweigerd het deel van de voorraad dat aan Megalamp toebehoorde aan haar af te staan. Op 21 april 2004 heeft Megalamp conservatoir beslag op de voorraad gelegd. Lichtformule 2000 is doorgegaan met het verkopen van de voorraad en heeft van de opbrengst niets aan Megalamp afgedragen. 2.3. [gedaagde] heeft in het kader van een minnelijke regeling over een huurconflict omstreeks 21 december 2004 van de verhuurder van het winkelpand een bedrag ontvangen van € 80.000,--. [gedaagde] heeft Megalamp ondanks verzoeken van haar zijde niet op de hoogte gehouden van de gang van zaken rondom dit conflict en heeft ook niets van het schikkingsbedrag aan Megalamp uitbetaald. 2.4. Megalamp heeft in een procedure bij de rechtbank Breda onder meer gevorderd om Lichtformule 2000 te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding. De rechtbank Breda heeft bij vonnis van 7 maart 2007 Lichtformule 2000 veroordeeld tot betaling aan Megalamp van een bedrag van € 101.579,58, voor recht verklaard dat Lichtformule 2000 schadeplichtig is wegens onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst en veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding nader op te maken bij staat. Omdat Lichtformule 2000 inmiddels failliet was gegaan, heeft Megalamp dit vonnis niet ten uitvoer kunnen leggen.
2.5. Op 26 september 2007 heeft Megalamp conservatoir beslag gelegd op een aan [gedaagde] toebehorende woning aan de [adres] te Kapelle. [gedaagde] heeft aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Dordrecht verzocht dit beslag op te heffen. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen.
Het geschil
Megalamp vordert samengevat om bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan haar van een bedrag van € 101.579,58 met wettelijke rente, een schadevergoeding op te maken bij staat en een bedrag van € 11.087,40 een en ander met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten, waaronder de beslagkosten. Megalamp stelt dat [gedaagde] als enig aandeelhouder en enig bestuurder van Lichtformule 2000 jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld. Hij heeft geweigerd om aan Megalamp een specificatie te verstrekken van het laatste maandoverzicht, terwijl hij daartoe wel verplicht was. Ook heeft hij geweigerd informatie te geven over het huurconflict en de helft van het behaalde schikkingsbedrag aan Megalamp te voldoen. Megalamp betaalde ook 50% van de huur en de kosten van de procedure en had daarom recht op een gelijk deel van het schikkingsbedrag (€ 34.616,--). Verder heeft [gedaagde] willens en wetens de gehele bedrijfsvoorraad (met een waarde van € 92.640,79) aan het beslag onttrokken. De waarde van het deel van Megalamp van die voorraad was € 61.773,31. De rechtbank Breda heeft bij vonnis van 7 maart 2007 Lichtformule 2000 veroordeeld tot betaling van deze bedragen aan Megalamp. Verder heeft zij Lichtformule 2000 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 5.190,-- wegens te verrekenen bedragen en een schadevergoeding op te maken bij staat wegens de onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. Ook werd Lichtformule 2000 veroordeeld in de proceskosten van € 11.087,40. De wanprestatie van Lichtformule staat door het vonnis van 7 maart 2007 in rechte vast. Aan [gedaagde] kan ter zake hiervan persoonlijk een ernstig verwijt worden gemaakt. Nu uit de failliete boedel van Lichtformule geen uitkering aan Megalamp zal worden gedaan, is [gedaagde] aansprakelijk voor de schade die Megalamp hierdoor lijdt. 3.2. [gedaagde] stelt dat het vonnis van 7 maart 2007 eigenlijk een verstekvonnis is omdat de procureur van Lichtformule 2000 zich wegens de financiële situatie had onttrokken. Lichtformule 2000 was inmiddels failliet verklaard en de curator heeft de procedure blijkbaar niet overgenomen. Hierdoor was Lichtformule 2000 niet meer in staat te voldoen aan het laatste tussenvonnis en heeft geen inhoudelijk verweer meer gevoerd. [gedaagde] heeft de samenwerking met Megalamp verbroken omdat Megalamp te weinig winst maakte en diverse artikelen buiten allerlei kassa’s om verkocht. Ook werden er bedreigingen in zijn richting geuit. [gedaagde] betwist de door Megalamp opgegeven waarde van de bedrijfsvoorraad. De verkoopwaarde was maar ongeveer € 25.000,-- en de handelswaarde € 12.000,--. De deurwaarder heeft ook toestemming gegeven door te gaan met het verkopen van de bedrijfsvoorraad, zolang die voorraad maar op peil werd gehouden. [gedaagde] is doorgegaan met het verkopen van de in beslag genomen voorraad in een (achteraf gezien wanhopige) poging om Lichtformule 2000 overeind te houden. De huurkwestie had niets met de samenwerking met Megalamp te maken, maar was een privé-kwestie van [gedaagde]. Megalamp heeft dus geen recht op de helft van het schikkingsbedrag. Indien dat wel zo zou zijn, dienden daarop nog de advocaatkosten in mindering te worden gebracht. Die kosten bedroegen in totaal € 24.000,--. Dat geldt ook voor de huurpenningen tot het einde van de overeenkomst. Naar aanleiding van de aansprakelijkheidsstelling door de curator heeft [gedaagde] een schikkingbedrag betaald van € 15.000,--. Aan [gedaagde] kan daarom geen verwijt meer worden gemaakt. Megalamp heeft bovendien geen schade geleden. Het schikkingbedrag is gelijk aan de waarde van de voorraad die anders in de boedel was gevallen. Megalamp is als concurrente crediteur dus niet benadeeld.
De beoordeling
De beëindiging van de samenwerking
4.1. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde] onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld die de beëindiging van de samenwerking tussen Lichtformule 20000 en Megalamp met onmiddellijke ingang konden rechtvaardigen. Gelet op de tussen partijen bestaande rechtsverhouding had de samenwerking uitsluitend op die wijze beëindigd kunnen worden, indien sprake was van een dringende reden op grond waarvan voorzetting van de samenwerking niet meer van Lichtformule 2000 kon worden gevergd. Dat daarvan sprake was is niet gebleken. [gedaagde] heeft ondanks de betwisting door Megalamp niet aangegeven waaruit door hem gestelde bedreigingen bestonden. Ook is gesteld noch gebleken dat hij van bedreiging aangifte heeft gedaan. De rechtbank kan daarom niet concluderen dat de gestelde bedreiging van dien aard was dat deze een rechtvaardiging vormde voor een beëindiging van de samenwerking met onmiddellijke ingang. Ook voor de overige door [gedaagde] genoemde redenen geldt dat [gedaagde] hiervoor onvoldoende onderbouwing heeft gegeven. [gedaagde] heeft – ondanks de betwisting door Megalamp – niet onderbouwd welke artikelen buiten de kassa’s om en / of in strijd met gemaakte prijsafspraken werden verkocht, hoe vaak dat gebeurde of welk nadeel hij hiervan heeft ondervonden. Bovendien had het voor de hand gelegen dat [gedaagde] – indien hiervan sprake was – Megalamp in dit verband op de afspraken zou hebben gewezen. Gesteld noch gebleken is dat dit is gebeurd. Ook ten aanzien van deze redenen kan de rechtbank dus niet concluderen dat die van dien aard waren dat zij een rechtvaardiging vormden voor een beëindiging van de samenwerking met onmiddellijke ingang. Dit brengt mee dat die beëindiging onregelmatig was. 4.2. Aannemelijk is dat Megalamp door de beëindiging van de samenwerking schade heeft geleden. Aan haar is immers met onmiddellijk ingang de toegang tot de winkel ontzegd waarbij [gedaagde] bovendien heeft geweigerd het aan Megalamp toebehorend deel van de voorraad aan haar terug te geven. Door de onmiddellijke beëindiging van de samenwerking hebben de vennoten van Megalamp niet de gelegenheid gekregen zich voor te bereiden op alternatieve economische activiteiten, terwijl zij bovendien door het gemis aan hun voorraad over onvoldoende financiële middelen beschikten. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze beëindiging als onrechtmatig handelen aan [gedaagde] worden toegerekend.
4.3. De wijze waarop de samenwerking is beëindigd kan hem persoonlijk worden verweten. [gedaagde] was als enige bestuurder en aandeelhouder degene die feitelijk alle besluiten binnen Lichtformule 2000 nam en uitvoerde. De omstandigheid dat [gedaagde] met de curator in het faillissement een schikking heeft getroffen, brengt niet mee dat hem geen verwijt meer kan worden gemaakt. De schikking heeft alleen betrekking op verwijtbaar handelen ten opzichte van de gezamenlijke schuldeisers in het faillissement en staat niet aan aansprakelijkheid jegens een individuele schuldeiser in de weg.
4.4. De rechtbank zal [gedaagde] – zoals gevorderd – veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat in verband met de onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst.
De voorraad van Megalamp 4.5. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] ondanks verzoeken van Megalamp tot teruggave van haar voorraad en in weerwil van het conservatoire beslag, is doorgegaan met het verkopen van de winkelvoorraad. Naar het oordeel van de rechtbank heeft van Straalen hiermee onrechtmatig jegens Megalamp gehandeld. De gestelde toestemming van de deurwaarder om door te gaan met de verkoop van de voorraad neemt het onrechtmatige karakter van deze handeling niet weg. [gedaagde] wist dat hij niet bevoegd was om over de voorraad van Megalamp te beschikken en had deze voorraad op het eerste verzoek van Megalamp moeten retourneren. Het feit dat hij dit heeft nagelaten, kan hem persoonlijk worden verweten. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor dienaangaande is overwogen. Dit geldt ook voor het verweer van [gedaagde] dat hij voor zijn aansprakelijkheid een schikking met de curator heeft getroffen.
4.6. Door het onrechtmatig handelen van [gedaagde] heeft Megalamp schade geleden. Die schade is gelijk aan de verkoopwaarde van haar voorraad op het moment dat haar de toegang tot het winkelpand werd ontzegd. [gedaagde] heeft gesteld dat de verkoopwaarde ongeveer € 25.000,-- bedroeg. Dit bedrag is dus in elk geval toewijsbaar. Dat waarde van de voorraad hoger was, staat echter nog niet vast. Megalamp heeft gewezen op het feit dat de rechtbank Breda bij vonnis van 7 maart 2007 een bedrag van € 61.773,31 heeft toegewezen en vordert dit bedrag daarom thans van [gedaagde]. Naar het oordeel van de rechtbank kan die toewijzing in deze procedure niet zonder meer als uitgangspunt worden genomen. In de eerste plaats geldt dat dat vonnis is gewezen tussen Megalamp en Lichtformule 2000 en dus niet tussen partijen in deze procedure. Megalamp heeft haar vorderingen niet gebaseerd op de stelling het aan [gedaagde] te wijten is dat Lichtformule 2000 failliet is gegaan en dat hij om die reden voor de gestelde schade aansprakelijk is. In de tweede plaats blijkt uit overweging 2.1. van het vonnis van 7 maart 2007 van de rechtbank Breda dat de rechtbank de waarde van de voorraad op dat bedrag heeft vastgesteld omdat Lichtformule 2000, wegens de procureursonttrekking, niet meer had gereageerd op hetgeen de rechtbank bij vonnis van 17 mei 2006 in r.o. 2.9. had overwogen. De rechtbank overwoog daar dat de waarde van de aanwezige voorraad door een deskundige zou kunnen worden geschat op basis van de administratie. Daarom zal Megalamp in deze procedure nog moeten bewijzen dat haar schade hoger is dan € 25.000,--. Uit r.o. 3.13. van het vonnis van 28 september 2005 leidt de rechtbank af dat Megalamp nog de beschikking zou hebben over de inkoopfacturen van “kassa 2” en [gedaagde] over de administratie van “kassa’s 3 en 4”. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de volgende vragen:
zijn deze stukken nog voorhanden?
kan aan de hand hiervan de waarde van de voorraad van Megalamp worden berekend?
is hiervoor de benoeming van een deskundige noodzakelijk?
zo ja, wie kan daarvoor in aanmerking komen?
De huurkwestie
4.7. Tussen partijen staat vast dat in verband met de huur van het pand waarin partijen gezamenlijk een lampenzaak exploiteerden een geschil met de verhuurder liep. Ter beëindiging van het huurconflict is aan [gedaagde] privé een bedrag van € 80.000,-- betaald. Uit productie 6 bij conclusie van antwoord leidt de rechtbank af dat [gedaagde] bij brief van zijn advocaat van 15 juli 2003 aan de verhuurder heeft voorgesteld om de huurovereenkomst te ontbinden tegen betaling aan hem van dit bedrag. De schadevergoeding is een optelsom van de verhuiskosten (€ 30.0000,--), omzetverlies incl. opnieuw inrichten (€ 45.000,--) en aanpassing stroomvoorziening, inrichting, promotie, advertenties (€ 20.000,--) minus een vordering van de verhuurder (€ 15.000,--). Blijkens productie 5 bij de dagvaarding is [gedaagde] op 21 december 2004 met de verhuurder overeengekomen aan een bedrag van € 80.000,-- minus € 34.800,-- wegens 16 maanden huurachterstand zal worden uitbetaald.
4.8. De rechtbank kan [gedaagde] niet volgen in zijn stelling dat de huurkwestie Megalamp niet aanging. Ook al stond de huurovereenkomst op zijn naam, uit de aard van de tussen Lichtformule 2000 en Megalamp gesloten samenwerkingovereenkomst vloeit voort dat Megalamp een direct belang had bij de wijze waarop het huurconflict werd afgehandeld.
Indien de samenwerkingsovereenkomst op reguliere wijze was voortgezet, zou ook Megalamp te zijner tijd geconfronteerd zijn geworden met de noodzaak om - bij beëindiging van de huurovereenkomst - de exploitatie van de lampenzaak elders voort te zetten, met alle kosten van dien. Bovendien betaalde zij steeds de helft van de huur en heeft blijkens rechtoverweging 3.14 van het vonnis van 28 september 2005 van de rechtbank Breda aanvankelijk ook bijgedragen in de advocaatkosten voor het huurgeschil. Nu de samenwerkingsovereenkomst - zoals hiervoor is overwogen – op onregelmatige wijze door [gedaagde] is beëindigd, maakte Megalamp terecht aanspraak op de helft van het schikkingsbedrag, minus de advocaatkosten. [gedaagde] heeft naar het oordeel van de rechtbank als bestuurder van Lichtformule 2000 jegens Megalamp onrechtmatig gehandeld door Megalamp niet op de hoogte te houden van het verloop van de schikkingsonderhandelingen en het aan Megalamp toekomende deel van het schikkingbedrag niet aan haar uit te betalen. Het feit dat hij dit niet heeft gedaan, kan hem persoonlijk worden verweten. De rechtbank verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor dienaangaande is overwogen. Dit geldt ook voor het verweer van [gedaagde] dat hij voor zijn aansprakelijkheid een schikking met de curator heeft getroffen. 4.9. [gedaagde] dient de schade van Megalamp te vergoeden. In de procedure tussen Lichtformule 2000 en Megalamp is komen vast te staan dat de aan Megalamp doorberekende de advocaatkosten € 5.384,-- bedroegen. Deze kosten zijn klaarblijkelijk later weer door Lichtformule 2000 gecrediteerd, zodat dit bedrag alsnog verrekend dient te worden. De rechtbank ziet geen aanleiding om een hoger bedrag aan advocaatkosten te verrekenen. [gedaagde] heeft ter comparitie gesteld dat de totale kosten ruim € 24.000,-- bedroegen maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd. In het licht van hetgeen over de advocaatkosten in voornoemd vonnis – waar Megalamp naar heeft verwezen – is overwogen, had het wel op de weg van [gedaagde] gelegen dat die onderbouwing te geven. De rechtbank gaat daarom aan zijn stelling voorbij. Evenmin ziet de rechtbank aanleiding om - zoals [gedaagde] heeft gesteld - op het aan Megalamp toekomende deel nog de huurpenningen tot het einde van de huurovereenkomst in mindering te brengen. Nu [gedaagde] als bestuurder van Lichtfomule 2000 de samenwerkingsovereenkomst – zij het op onregelmatige wijze – per 24 oktober 2003 heeft beëindigd en Megalamp de toegang tot de winkel heeft ontzegd – was Megalamp van af dat moment geen bijdrage in de huurkosten meer verschuldigd. 4.10. De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat van Straalen in verband met de huurkwestie nog een bedrag aan Megalamp verschuldigd is van € 34.616,--.
Dit bedrag zal worden toegewezen.
De te verrekenen bedragen 4.11. Megalamp heeft ter onderbouwing van haar vordering ad. € 5.190,27 volstaan met de verwijzing naar het vonnis van de rechtbank Breda van 7 maart 2007. Bij dat vonnis is in de procedure tussen Megalamp en Lichtformule 2000 dit bedrag aan Megalamp toegewezen wegens te verrekenen posten bij de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst. Blijkens het vonnis van die rechtbank van 28 september 2005 ging het hierbij om premiecorrecties door het UWV. Megalamp heeft zich in de procedure tegen Lichtformule 2000 op het standpunt gesteld dat zij recht had op de helft van die correcties omdat zij ook de helft van de voorschotpremies had betaald. Haar vordering is toegewezen omdat Lichtformule 2000 die onvoldoende had betwist. Dit brengt echter nog niet mee dat van Straalen onrechtmatig heeft gehandeld door de premiecorrecties niet met Megalamp te verrekenen. Megalamp heeft haar vorderingen niet gebaseerd op de stelling het aan [gedaagde] te wijten is dat Lichtformule 2000 failliet is gegaan en dat hij om die reden voor de gestelde schade aansprakelijk is. Nu Megalamp ook geen andere grondslag voor haar vordering heeft aangevoerd, kan dit deel van de vordering niet worden toegewezen.
De proceskosten
4.12. De vordering van € 11.087,40 betreft de proceskosten waartoe Lichtformule 2000 bij vonnis van de rechtbank Breda van 7 maart 2007 is veroordeeld. Uit het voorgaande volgt dat een groot deel van de bedragen die Megalamp in die procedure van Lichtformule 2000 heeft gevorderd, betrekking heeft op onrechtmatig handelen van [gedaagde]. Indien [gedaagde] niet onrechtmatig had gehandeld, was het voor Megalamp niet nodig geweest die vorderingen in rechte aanhangig te maken. De proceskosten die zij daarvoor heeft moeten maken, zijn dus een rechtstreeks gevolg van dat onrechtmatig handelen en kunnen als schade aan [gedaagde] worden toegerekend. Dit deel van de vordering zal daarom eveneens worden toegewezen.
Ten slotte
4.13. Megalamp heeft aan haar stelling dat [gedaagde] heeft nagelaten een specificatie te verstrekken van het laatste maandoverzicht geen vordering(en) verbonden. De rechtbank laat deze stelling daarom buiten beschouwing.
4.14. Uit het voorgaande volgt dat thans in totaal € 70.703,40 toegewezen kan worden (€ 25.000,-- + € 34.616,-- + € 11.087,40). Tegen de tevens gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd, zodat de wettelijke rente over dit bedrag minus de proceskosten van € 11.087,40 zal worden toegewezen vanaf 16 februari 2004. Voorts zal de rechtbank – zoals onder 4.4. is overwogen – [gedaagde] veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding op te maken bij staat in verband met de onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst. Voor het overige zal iedere verder beslissing worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank
- veroordeelt [gedaagde] om aan Megalamp tegen kwijting te betalen de som van € 70.703,40 vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 59.616,-- met ingang van 16 februari 2004 tot de dag der voldoening;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt [gedaagde] tot het betalen van een schadevergoeding, nader op te maken bij staat, in verband met de onregelmatige opzegging van de samenwerkingsovereenkomst tussen Lichtformule en Megalamp op 24 oktober 2003; - wijst de zaak naar de rol van 22 oktober 2008 voor akte aan de zijde van Megalamp ter beantwoording van de vragen als vermeld in rechtoverweging 4.6.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 10 september 2008