ECLI:NL:RBMID:2008:BF0435
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzekeringsovereenkomst en mededelingsplicht bij strafrechtelijk verleden
In deze zaak vorderde eiser, [eiser], een schadevergoeding van € 6.700,-- van de Algemene Zeeuwse Verzekering Maatschappij N.V. (AZ) en ongedaanmaking van de registratie in het Incidentenregister. De vordering was gebaseerd op de vernietiging van de verzekeringsovereenkomst door AZ, die zich beriep op artikel 251 (oud) van het Wetboek van Koophandel (WvK). Eiser had op 29 maart 2000 een verkeersovertreding begaan en was daarvoor eerder veroordeeld. Bij het invullen van het aanvraagformulier voor de verzekering had hij echter geen melding gemaakt van deze overtreding, wat AZ als een schending van de mededelingsplicht beschouwde.
De rechtbank oordeelde dat eiser had moeten begrijpen dat zijn strafrechtelijk verleden relevant was voor de verzekering. De vragen op het aanvraagformulier waren duidelijk en eiser had de informatie over zijn veroordeling moeten verstrekken. De rechtbank concludeerde dat AZ terecht de verzekeringsovereenkomst had vernietigd, omdat eiser niet de juiste informatie had verstrekt die van belang was voor de acceptatie van de verzekering. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van AZ, die op dat moment waren begroot op € 1.071,00.
De uitspraak benadrukt het belang van de mededelingsplicht bij het aangaan van een verzekeringsovereenkomst en de gevolgen van het niet naleven daarvan. De rechtbank stelde vast dat de verzekeraar een juist beeld moet krijgen van de moraliteit van de verzekerde en het te verzekeren risico, en dat het niet relevant is of de verzwegen informatie verband houdt met de geclaimde schadevergoeding.