ECLI:NL:RBMID:2008:BD5416

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
4 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
59485/HA ZA 07-431
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en aansprakelijkheid van makelaar bij verkoop landbouwgrond

In deze zaak heeft eiser in maart 2005 percelen landbouwgrond gekocht van mevrouw E.J.C.B.K. en in augustus 2005 van J.A.P.J. De koopovereenkomsten bevatten bepalingen over de registratie van premierechten en toeslagrechten. Eiser heeft de gedaagde, die als makelaar optrad, aangesproken op onjuiste informatie die hij zou hebben verstrekt over de verkrijging van toeslagrechten na de eigendomsverwerving. Eiser vorderde een schadevergoeding van € 23.324,--, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeling van gedaagde in de proceskosten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde geen toezeggingen heeft gedaan over de toeslagrechten en dat de schade van eiser niet het gevolg was van onrechtmatig handelen van gedaagde. De rechtbank oordeelde dat het causaal verband tussen het handelen van gedaagde en de gestelde schade ontbrak. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat hij door de onjuiste informatie van gedaagde schade heeft geleden. De vordering van eiser werd afgewezen en hij werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

Uitspraak
vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
59485 / HA ZA 07-4312 juli 2008
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 59485 / HA ZA 07-431
Vonnis van 4 juni 2008
in de zaak van
[eiser],
wonende te Biervliet, gemeente Terneuzen,
eiser,
procureur mr. [gedaagde]hute,
tegen
[gedaagde],
wonende te Biervliet, gemeente Terneuzen,
gedaagde,
procureur mr. C.J. IJdema.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
het tussenvonnis van 9 januari 2008
het proces-verbaal van comparitie van 25 februari 2008.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
[eiser] heeft in maart 2005 van mevrouw [E.J.C.B.K.] percelen landbouwgrond gekocht ter grootte van 9 hectare, 74 aren en 5 centiaren. In de koopovereenkomst d.d. 17 maart 2005 is onder meer bepaald: “17.1 Verkoper verplicht zich al het noodzakelijke te doen om de toegekende premierechten die van toepassing zijn op het door hem verkochte, te doen laten registreren op naam en ten gunste van koper.” 2.2. [eiser] heeft in augustus 2005 van [J.A.P.J.] percelen landbouwgrond gekocht ter grootte van 13 hectare, 67 aren en 99 centiaren. In de koopovereenkomst van 26 augustus 2005 is onder meer bepaald:
“17.2. Verkoper zal medewerking verlenen om eventuele toekomstige toeslagrechten om niet, naar evenredig deel van het door hem verkochte ten opzichte van het geheel zoals beschreven in de EG-verordening nr. 1782/2003, alsmede EG-verordening 795/2004 toe te kennen toeslagrechten die van toepassing zijn op het door hem verkochte, te doen laten registreren op naam en ten gunste van koper. Koper moet wel de inspanning leveren voor de aanvraag en registratie.
17.2. Verkoper kan niet aansprakelijk worden gesteld indien er geen registratie en geen ten naamstelling plaatsvindt van voormelde toeslagrechten op naam en ten gunste van koper.”
1.3. [gedaagde] is bij voornoemde koopovereenkomsten opgetreden als makelaar van de verkopende partij. [eiser] heeft alleen met [gedaagde] over de koopovereenkomsten onderhandeld en niet rechtstreeks met de verkopers. De percelen grond waren op het moment van verkoop verpacht aan [H.P.M.]. Op 31 oktober 2005 liepen de pachtovereenkomst af en zijn de gronden ter beschikking van [eiser] gekomen.
Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] veroordeelt om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan hem te betalen een bedrag van € 23.324,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 mei 2007 en veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. Hij stelt daartoe dat [gedaagde] hem tijdens de onderhandelingen over de koopovereenkomsten heeft medegedeeld dat hij na de eigendomsverwerving EG- toeslagrechten zou verwerven indien hij daartoe aanvragen zou indienen. Nadien is gebleken dat deze mededeling onjuist was. Omdat de pachter over de toeslagrechten voor de betreffende percelen beschikte en de rechten persoonsgebonden waren, konden noch de verkopers noch eiser toeslagrechten verwerven voor de betreffende percelen grond. Het in artikel 17 van de koopovereenkomsten bepaalde is dus zinledig. Bij [eiser] is ten onrechte het vertrouwen gewekt dat hij de toeslagrechten kon verkrijgen en dat vertrouwen heeft invloed gehad op het bepalen van de aankoopprijs van de percelen. Door onjuiste informatie te verstrekken heeft [gedaagde] jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld. [eiser] heeft hierdoor schade geleden. Die schade bedraagt over 2006 en 2007 jaarlijks € 5.200,-- en vanaf 2008 € 12.924,-- (uitgaande van de aankoopprijs van toeslagrechten). [eiser] heeft [gedaagde] voor deze schade aansprakelijk gesteld, maar die heeft betaling geweigerd. 3.2. [gedaagde] stelt in de eerste plaats dat [eiser] niet aan zijn stelplicht heeft voldaan. Verder betwist hij dat hij aan [eiser] heeft medegedeeld dat die na eigendomsverkrijging van de percelen toeslagrechten zou verwerven. In 2004/2005 was nog niet duidelijk hoe de nieuwe regeling met betrekking tot EG-subsidies zou uitpakken. Om die reden is [gedaagde] ook voorzichtig geweest in zijn uitlatingen hierover en heeft hij zeker geen toezeggingen gedaan. Omdat één en ander nog zo onduidelijk was, hebben de verkopers in artikel 17 van de koopovereenkomsten toegezegd hun medewerking te verlenen aan het overdragen van de toeslagrechten indien dat noodzakelijk mocht blijken. Over de hoogte van de toeslagrechten is niet gesproken.
De klachttermijn van artikel 6:89 BW is overschreden nu [eiser] [gedaagde] pas bij brief van 2 april 2007 een verwijt heeft gemaakt, terwijl partijen al geruime tijd voordien in gesprek waren over dit onderwerp. [gedaagde] wijst voorts op de onderzoeksplicht van de koper en betwist de gestelde, maar niet onderbouwde schade.
De beoordeling
[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat [gedaagde] in zijn hoedanigheid van makelaar van de verkoper onjuiste informatie heeft verstrekt en daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. De door hem gestelde financiële schade bestaat uit de bedragen die hij had ontvangen indien hij wel in aanmerking zou komen voor de toeslagen, vermeerderd met de aankoopwaarde van de toeslagrechten. Deze schade kan echter niet door een (onjuiste) mededeling van [gedaagde] zijn veroorzaakt, maar vloeit rechtstreeks voort uit het feit dat de toeslagrechten aan de pachter toebehoorden en de verkopers die rechten kennelijk niet konden overdragen. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde] daar invloed op heeft gehad. Het voor onrechtmatige daad vereiste causaal verband tussen het handelen van [gedaagde] en de gestelde schade ontbreekt daardoor. Dat [eiser] andere schade heeft geleden door toedoen van [gedaagde], bijvoorbeeld een - achteraf gezien - te hoge aankoopprijs voor de percelen, heeft hij niet gesteld althans niet voldoende onderbouwd. De enkele mededeling ter comparitie dat het vertrouwen dat hij de toeslagrechten zou verwerven bij hem invloed heeft gehad op het bepalen van de aankoopprijs van de percelen, is in dit verband onvoldoende. Hij had in dit verband in elk geval moeten stellen voor welk lager bedrag hij de percelen had aangekocht, indien [gedaagde] hem niet onjuist over de toeslagrechten had geïnformeerd. Nu hij dit heeft nagelaten ziet de rechtbank geen aanleiding om [eiser] toe te laten tot de door hem aangeboden bewijslevering.
4.2. De vordering zal worden afgewezen. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [gedaagde].
De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [gedaagde] tot aan dit moment worden begroot op € 515,-- wegens griffierecht en € 1.158,-- wegens procureurssalaris;
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2008