vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
51488HA ZA 06-8351488HA ZA 06-8310 januari 2007
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 51488 / HA ZA 06-83
Vonnis van 24 januari 2007
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TEUS VLOT DIESEL MARINE B.V.,
gevestigd te Sliedrecht,
eiseres,
procureur mr. C.J. IJdema,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN OEVEREN AGRO B.V.,
gevestigd te Yerseke,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te YERSEKE,
gedaagden,
procureur mr. R.A.A. Maat.
Partijen zullen hierna Teus Vlot en Van Oeveren Agro respectievelijk [gedaagde sub 2] (tezamen: Van Oeveren c.s.) genoemd worden.
De procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
de dagvaarding
de conclusie van antwoord
de conclusie van repliek
de conclusie van dupliek
de akte uitlating productie.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1. [gedaagde sub 2] is sinds 10 augustus 2002 bestuurder en enig aandeelhouder van Van Oeveren Agro, die op haar beurt directeur en enig aandeelhouder was van Van Oeveren Baggeren BV, welke vennootschap op 28 januari 2004 is opgericht.
2.2. Van Oeveren Baggeren B.V heeft met ingang van 3 november 2004 van Teus Vlot een zuiger gehuurd voor de prijs van € 1.500,-- per week exclusief BTW. In verband met die huur, geleverde onderdelen en diverse werkzaamheden heeft Teus Vlot in de periode van 20 augustus tot en met 17 december 2004 aan Van Oeveren Baggeren B.V. facturen gestuurd tot een bedrag van € 24.001,43. Deze zijn onbetaald zijn gebleven.
2.3. Bij dagvaarding van 25 januari 2005 heeft Teus Vlot onder meer in rechte ontbinding van de huurovereenkomst met Van Oeveren Baggeren B.V gevorderd en ook betaling van genoemde facturen.
2.4. Op 1 maart 2005 heeft Van Oeveren Agro haar aandelen in Van Oeveren Baggeren B.V verkocht aan Verhuur- en Baggermateriaal Gouwens BV voor een koopsom van € 25.000,--.
2.5. Op 7 april 2005 hebben Van Oeveren c.s. notarieel de statutaire naam van Van Oeveren Baggeren BV gewijzigd in Zeeland Dredging Holland ZDH BV (hierna: ZDH), terwijl zij op die datum ook de aandelen van Van Oeveren Agro in Van Oeveren Baggeren BV aan Verhuur- en Baggermateriaal Gouwens BV hebben geleverd.
2.6. Bij tussenvonnis van 5 september 2005 heeft deze rechtbank, sector kanton, in de door Teus Vlot aanhangig gemaakte procedure, een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 28 oktober 2005. Van de zijde van ZDH zijn daarbij verschenen [gedaagde sub 2] (gedaagde sub2) en [G.], enig aandeelhouder en bestuurder van Verhuur- en Baggermateriaal Gouwens BV.
2.7. Bij vonnis van deze rechtbank, sector kanton, van 28 november 2005 is de besloten vennootschap ZDH veroordeeld tot betaling aan Teus Vlot van diverse bedragen uit hoofde van de overeenkomst van verhuur van de zuiger. Op grond van dat vonnis diende ZDH aan Teus Vlot een bedrag te betalen van € 39.501,32, met wettelijke handelsrente daarover, hetgeen zij heeft nagelaten. Tegen het vonnis is geen hoger beroep ingesteld.
2.8. ZDH is op 11 januari 2006 in staat van faillissement verklaard. Teus Vlot heeft haar voornoemde vordering ter verificatie ingediend.
Het geschil
Teus Vlot vordert te verklaren voor recht dat Van Oeveren c.s. jegens haar als bestuurders van ZDH onrechtmatig hebben gehandeld en de daaruit voortvloeiende schade van haar dienen te vergoeden. Voorts vordert Teus Vlot de hoofdelijke veroordeling van Van Oeveren c.s. tot betaling van het bedrag van € 39.501,32, vermeerderd met de wettelijke handelsrente met ingang van 1 januari 2006, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2. Teus Vlot stelt – samengevat - dat Van Oeveren c.s. onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij ZDH lichtvaardig schulden hebben laten aangaan, terwijl zij als bestuurders wisten of redelijkerwijs behoorden te begrijpen dat ZDH niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen. Zij hadden de crediteuren hiervoor moeten waarschuwen. Inmiddels is gebleken dat de boedel van ZDH geen verhaal biedt terwijl de aandeelhouder Gouwens B.V. feitelijk niet bestaat en diens bestuurder, de heer [G.], onvindbaar is. Door activa aan ZDH te onttrekken voor de aandelenoverdracht hebben Van Oeveren c.s. een sterfhuiscontructie gecreëerd. De onderneming had in september 2004 nog een balanswaarde van € 500.000,-- , maar is op 7 april 2005 voor slechts € 25.000,-- verkocht. Van Oeveren c.s. hebben zich derhalve niets aangetrokken van de belangen van de crediteuren van ZDH, waaronder Teus Vlot.
Bovendien hebben zij als bestuurders van ZDH niet voldaan aan de boekhoud- en publicatieplicht en zeer waarschijnlijk niet aan de stortingsplicht. [gedaagde sub 2] weigert nog steeds informatie te verstrekken aan de curator en de boekhouding af te geven.
Ook heeft [gedaagde sub 2] op de zitting van 28 oktober 2005 de schijn gewekt dat de helft of meer van de vordering betaald zou worden, hetgeen misleidend is geweest en daarmee onrechtmatig.
[G.] hoeft de vordering van Teus Vlot niet te voldoen, want deze was in de overeenkomst van [gedaagde sub 2] uitgesloten en eventuele onduidelijkheden komen voor rekening van Van Oeveren c.s. Bovendien was de overgedragen vennootschap leeg en had [G.] het contract met Teus Vlot niet gesloten.
Van Oeveren c.s. zijn derhalve als bestuurders aansprakelijk voor de schuld aan Teus Vlot.
3.3. Van Oeveren c.s. voeren verweer. Zij stellen – samengevat – het volgende. Van Oeveren Agro heeft ZDH niet leeggehaald voor de overdracht aan Gouwens B.V. Het bedrijf is “going concern” verkocht wegens familieomstandigheden. De tussentijdse balans van 30 september 2004 heeft aan de overdracht ten grondslag gelegen. Middels schuldoverneming en cessie is een aantal activa en passiva waar Gouwens B.V. geen belangstelling voor had aan Van Oeveren Agro overgedragen. In ZDH resteerde vervolgens nog een behoorlijke opdrachtenportefeuille met enige goodwill, een zandseparator, een vordering op de werknemer van ZDH en enige kantoorinventaris. Dat ZDH na de overname door Gouwens B.V. kennelijk haar verplichtingen niet is nagekomen, kan Van Oeveren c.s. niet worden verweten. Er is na de overname nog wel degelijk omzet gegenereerd.
Van belang is slechts of ZDH ten tijde van contracteren met Teus Vlot in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, hetgeen het geval was.
3.4. Van Oeveren c.s. betwisten voorts dat ZDH niet aan haar publicatieverplichting heeft voldaan. ZDH is, toen nog genaamd Van Oeveren Baggeren B.V., pas opgericht in januari 2004 en hoefde haar cijfers dus pas vanaf februari 2006 te publiceren. Van Oeveren Agro was daartoe toen niet meer bevoegd. De administratie is wel degelijk gevoerd en ten tijde van de aandelenoverdracht afgegeven. Dit staat ook in de akte van levering. Bovendien is daarin décharge verleend voor het gevoerde bestuur. Voorts is aan de stortingsplicht voldaan.
Ook betwisten Van Oeveren c.s. dat de boedel van ZDH geen verhaal zou bieden. [gedaagde sub 2] heeft enige tijd geleden nog € 45.000,-- aan de curator in het faillissement overgemaakt wegens voor ZDH ontvangen betalingen. Daarnaast is er de zandseparator en zijn er mogelijk nog debiteuren.
Overigens betwisten Van Oeveren c.s. de juistheid van het vonnis van 28 november 2005. Het gevoerde verweer was niet optimaal en er is verzuimd hoger beroep in te stellen. De verhuurde zuiger was gebrekkig en de overeenkomst dient tenminste partieel te worden ontbonden.
Van Oeveren c.s. hebben geen misleidende informatie verstrekt en evenmin toegezegd de vordering van Teus Vlot zelf te zullen voldoen.
Zij voeren tenslotte verweer tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten, rente en beslagkosten.
De beoordeling
Teus Vlot heeft haar vorderingen onder meer gebaseerd op de stelling dat Van Oeveren c.s. als bestuurders niet aan de boekhoud– en publicatieplicht hebben voldaan. Vast staat echter dat Van Oeveren Baggeren B.V. op 28 januari 2004 is opgericht. De B.V. is op 29 januari 2004 voor het eerst ingeschreven in het handelsregister (zie productie 1 bij dagvaarding). Verder staat vast dat de huurovereenkomst waar de vorderingen uit voortvloeien is ingegaan op 3 november 2004 (zie productie 17 bij conclusie van repliek).
Het eerste boekjaar van de onderneming was op dat moment dan ook nog niet verstreken. Voor zover inderdaad niet aan voornoemde verplichtingen zou zijn voldaan – hetgeen dus in het midden kan blijven – valt niet in te zien hoe de gestelde schade het gevolg daarvan kan zijn geweest. Op het moment van aangaan van de overeenkomst was er immers nog geen plicht tot publicatie van de jaarstukken. Verder is niet gesteld of gebleken dat het ontbreken van een boekhouding op enig moment tot de gestelde schade heeft geleid.
Teus Vlot beroept zich op artikel 2:248 BW en stelt dat niet niet nakomen van deze verplichtingen een belangrijke oorzaak voor het faillissement is geweest. Zij gaat er echter aan voorbij dat een vordering op grond van dit artikel uitsluitend toekomt aan de curator namens de gehele boedel en niet aan individuele schuldeisers.
De stelling dat (zeer waarschijnlijk) niet aan de stortingsplicht is voldaan is onvoldoende om tot toewijzing van de vordering te kunnen leiden. Zonder nadere toelichting – die ontbreekt – valt niet in te zien dat de schade door het niet voldoen aan deze plicht is ontstaan.
4.2. De rechtbank passeert voorts de stelling van Teus Vlot dat [gedaagde sub 2] op de zitting van 28 oktober 2005 de schijn heeft gewekt dat de helft of meer van de vordering betaald zou worden. Uit het proces-verbaal van die zitting (productie 14 bij dagvaarding) blijkt dat [gedaagde sub 2] onder meer het volgende heeft verklaard:
“Ik heb met [G.] gesproken. Ik vond het niet redelijk dat Vlot niets kreeg en daarom is de post “Teus Vlot 50%” in de stukken opgenomen. Ik heb de aandelen verkocht en de vordering van Vlot is meegenomen. Die 50% heb ik van de koopsom afgetrokken. De boot was verzekerd. Ik heb het opgegeven bij de verzekering.”
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [gedaagde sub 2] met deze verklaring geen betaling toegezegd, noch de schijn daartoe gewekt. Teus Vlot kon deze verklaring in redelijkheid ook niet zo opvatten. Duidelijk is immers dat [gedaagde sub 2] ter zitting heeft toegelicht dat in het kader van de aandelenoverdracht aan [G.] de vordering van Teus Vlot is gewaardeerd op een percentage daarvan. Dit is een afspraak die slechts [gedaagde sub 2] en [G.] bindt. Teus Vlot kan daar geen rechten aan ontlenen.
4.3. De stellingen dat Van Oeveren c.s. onrechtmatig hebben gehandeld door lichtvaardig schulden aan te gaan terwijl ze wisten dat ZDH niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en door – kort gezegd – een sterfhuisconstructie te creëren, zijn naar het oordeel van de rechtbank innerlijk tegenstrijdig. Indien immers, zoals Teus Vlot stelt, de onderneming in september 2004 nog een balanswaarde had van € 500.000,-- en Van Oeveren c.s. vóór de aandelenoverdracht aanzienlijke activa aan de onderneming hebben onttrokken, zodat slechts een overdrachtswaarde van € 25.000,-- resteerde, kan niet gezegd worden dat er op het moment van aangaan van de overeenkomst onvoldoende middelen waren om die na te komen. In tegenstelling tot de tweede stelling, is de eerste stelling niet nader toegelicht. Gelet hierop gaat rechtbank ervan uit dat Teus Vlot uitsluitend bedoelt te stellen dat ZDH haar vordering niet heeft kunnen betalen omdat door toedoen van Van Oeveren c.s. in de periode na het sluiten van de overeenkomst onvoldoende vermogen in de vennootschap resteerde.
4.4. Indien juist is dat Van Oeveren c.s. ZDH hebben “leeggehaald” en vóór de aandelenoverdracht zodanige vermogensbestanddelen aan de onderneming hebben onttrokken dat ZDH daardoor niet meer in staat was om aan het vonnis van 28 november 2005 te voldoen, treft hen ter zake naar het oordeel van de rechtbank – in het geval van [gedaagde sub 2] persoonlijk – een ernstig verwijt en hebben zij inderdaad onrechtmatig gehandeld. Van Oeveren Agro zou zich dan als bestuurder van ZDH onvoldoende de belangen van de schuldeisers hebben aangetrokken, wat indirect ook voor [gedaagde sub 2] geldt, waardoor Teus Vlot schade heeft geleden. Die schade was dan ook voorzienbaar, nu Van Oeveren c.s. in redelijkheid met een volledig toewijzend vonnis rekening hadden kunnen en moeten houden.
Van Oeveren c.s. betwisten echter – voldoende gemotiveerd - zowel het feit dat de vordering oninbaar was en is, als het feit dat zij ZDH hebben “leeggehaald”. Nu een en ander niet uit de overgelegde stukken blijkt, zal Teus Vlot bewijs van haar stelling moeten leveren. Zij zal hiertoe in de gelegenheid worden gesteld.
4.5. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
De beslissing
De rechtbank:
laat Teus Vlot toe om, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen dat Van Oeveren c.s. ZDH hebben “leeggehaald” en voor de aandelenoverdracht zodanige vermogensbestanddelen aan de onderneming hebben onttrokken dat ZDH daardoor niet meer in staat was om aan het vonnis van 28 november 2005 te voldoen;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden op een nader te bepalen tijdstip in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2, tegenover mr. J. de Graaf;
verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 28 februari 2007 voor dagbepaling enquête;
bepaalt dat Teus Vlot indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting , de verhinderdata van alle betrokkenen dient op te geven alsmede het aantal getuigen dat zij voornemens is te doen horen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en in het openbaar uitgesproken op 24 januari 2007.
type:
coll:
51488 / HA ZA 06-83
24 januari 2007