ECLI:NL:RBMID:2006:AZ1865

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
27 oktober 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
F 2004-86
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave paspoort in faillissement van New World Products B.V.

In deze zaak gaat het om de teruggave van het paspoort van [S.], die als bestuurder van de failliete vennootschap New World Products B.V. (NWP) en de eveneens failliete Heimdal B.V. betrokken is. Op 24 maart 2004 verleende de rechter-commissaris toestemming aan de curator om het paspoort van [S.] in te nemen. Dit paspoort werd op 2 mei 2005 aan de curator toegezonden. De curator stelde dat de Paspoortwet niet van toepassing was op de inhouding van het paspoort en dat [S.] beschikbaar moest blijven voor informatievoorziening. Hij voerde aan dat het paspoort moest worden ingehouden om de afwikkeling van het faillissement beheersbaar te houden, en dat er geen feiten waren die erop wezen dat [S.] het paspoort dringend nodig had.

[S.] heeft echter betoogd dat hij het paspoort nodig heeft voor een nieuwe zakelijke kans en dat hij onder het bestaansminimum leeft. Hij voerde aan dat het paspoort inmiddels verlopen is en dat hij dit nodig heeft om een nieuw paspoort aan te vragen. De rechter-commissaris had eerder al besloten dat [S.] zich aan zijn verplichtingen had gehouden en dat er geen reden was om aan te nemen dat hij niet zou blijven meewerken aan het onderzoek van de curator.

De rechtbank oordeelde dat de voorschriften van de Paspoortwet niet waren nageleefd, aangezien het paspoort nog steeds bij de curator was zonder dat er een verzoek tot vervallenverklaring was gedaan. De rechtbank concludeerde dat het paspoort aan [S.] moest worden teruggegeven, en dat er geen plaats was voor een belangenafweging, omdat de wettelijke procedures niet waren gevolgd. De beslissing van de rechter-commissaris werd bekrachtigd, en de curator werd opgedragen het paspoort binnen een week aan [S.] te overhandigen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Beschikking van 27 oktober 2006 in het hoger beroep van:
Insolventienummer: F 2004/86
mr. J. Wind,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van New World Products B.V., kantoorhoudende te Middelburg,
appellant.
tegen:
de beslissing van 10 augustus 2006 van de rechter-commissaris in voornoemd faillissement om het paspoort v[S.], wonende te Middelburg, bestuurder van gefailleerde, aan laatstgenoemde toe te zenden
1. Het procesverloop
1.1. Appellant, hierna: de curator, is op 15 augustus 2006 tegen voornoemde beslissing in hoger beroep gekomen.
1.2. Bij brief van 30 augustus 2006 hee[S.] op het beroepschrift gereageerd.
1.3. De mondelinge behandeling van het beroepschrift heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2006. Ter zitting zijn verschen[S.], diens raadsman mr. J. Wouters en
de curator.
2. Het geschil in hoger beroep
2.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Op 16 juni 2004 is het faillissement uitgesproken van New World Products B.V., hierna: NWP, met aanstelling van mr. Wind als curator. [S.] was bestuurder van deze vennootschap alsmede van de eveneens in staat van faillissement verklaarde vennootschap Heimdal B.V. Op 24 maart 2004 heeft de rechter-commissaris aan de curator in het faillissement van Heimdal B.V. toestemming verleend het paspoort van [S.] in te nemen. Met toestemming van de rechter-commissaris – bij brief van 2 mei 2005 – is het paspoort vervolgens toegezonden aan de curator in onderhavig faillissement.
2.2. Bij verzoekschrift van 8 augustus 2005 heeft [S.] de rechter-commissaris om teruggave van zijn paspoort verzocht. De curator heeft zich tegen teruggave verzet. De rechter-commissaris heeft het verzoek op 9 augustus 2005 afgewezen. Tegen deze beslissing heeft [S.] hoger beroep bij de rechtbank ingesteld. Bij beschikking van 16 november 2005 heeft de rechtbank de beslissing van de rechter-commissaris bekrachtigd.
2.3. Bij brief van 3 augustus 2006 heeft [S.] opnieuw om teruggave van zijn paspoort verzocht. Daarin heeft hij aangevoerd dat sinds de beslissing van de rechtbank van 16 november 2005 inmiddels zeven maanden zijn verstreken. Voorts vraagt hij of voldaan is aan de bepalingen van de Paspoortwet die volgens hem op de inhouding van toepassing zijn. Indien dat niet het geval is, dient het paspoort aan hem te worden geretourneerd. Tenslotte stelt [S.] dat de curator bij zijn weten niet heeft aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij beschikt over activa in Costa Rica die tot de boedel zouden behoren en dat dienaangaande geen onderzoeksactiviteiten worden verricht. Het belang van [S.] om weer over zijn paspoort te beschikken dient daarom te prevaleren boven het mogelijk belang van de boedel om het paspoort in te houden.
2.4. De curator heeft bij faxbericht van 7 augustus 2006 op dit verzoek gereageerd. Hij heeft zich opnieuw tegen teruggave van het paspoort verzet.
2.5. De rechter commissaris heeft aan zijn beslissing – waarvan beroep – ten grondslag gelegd dat [S.] zich uitdrukkelijk bereid heeft verklaard om de curator op eerste afroep van de gewenste informatie te voorzien en dat de curator tot nu toe slechts eenmaal om inlichtingen heeft verzocht, aan welk verzoek [S.] gehoor heeft gegeven. Voorts heeft de rechter-commissaris overwogen dat [S.] zich aan zijn verplichtingen, voortvloeiend uit de Faillissementswet heeft gehouden en er vooralsnog geen reden is om aan te nemen dat zulks zal veranderen, zodra hij weer over zijn paspoort beschikt. Er staan de curator andere middelen open teneinde nadere inlichtingen van [S.] te krijgen over mogelijke zeggenschap over activa in Costa Rica. Het langdurig inhouden van een paspoort mag alleen als een uiterst middel worden toegepast. De indruk van de curator dat [S.], zodra hij weer over zijn paspoort beschikt, in Costa Rica activiteiten gaat ontplooien die niet in het belang van de boedel zijn, kan geen reden zijn het paspoort nog langer in te houden, met name nu niet is gebleken dat er nog diepgaand onderzoek wordt verricht.
2.6. De curator stelt dat de Paspoortwet niet op de inhouding van toepassing is.
De bestuurder dient beschikbaar te blijven om informatie te verschaffen, ongeacht hoe vaak die informatie wordt verlangd. Het is aan niet de curator om zijn stellingen te bewijzen, maar aan de gefailleerde om de onjuistheid daarvan aan te tonen. Dat [S.] niet op de hoogte is van onderzoekshandelingen, betekent niet dat die ook niet plaatsvinden. De curator is momenteel bezig met andere methoden om nadere informatie te verkrijgen. De curator heeft geen contact met [S.] opgenomen, omdat zijn informatie niet zou kloppen.
Voorts stelt hij dat geen feiten en omstandigheden gesteld, waaruit zou blijken dat [S.] thans het paspoort (dringend) nodig heeft. Bij een afweging van de belangen van de failliete boedel tegenover die van [S.], zou die afweging moeten leiden tot een afwijzing van het verzochte. De curator houdt het paspoort onder zich om de afwikkeling van het faillissement beheersbaar te houden. Volgens hem is het alternatief ongewenst, omdat zonder nader onderzoek het faillissement van NWP slechts kan worden opgeheven in welk geval de boedel een bedrag van € 35 miljoen definitief kwijtraakt.
Inhoudelijk blijkt volgens hem niet dat bij de beoordeling door de rechter-commissaris rekening is gehouden met hetgeen waarop is beslist bij het verzoek van 9 augustus 2005. De feiten en omstandigheden die in augustus 2005 aanleiding waren het verzoek af te wijzen zijn niet veranderd, waardoor zonder nadere motivering onbegrijpelijk is dat het verzoek thans is ingewilligd. De curator heeft de indruk dat de rechter-commissaris uitsluitend de argumenten van [S.] heeft afgewogen. De beslissing is onvoldoende (inzichtelijk) gemotiveerd. De curator concludeert dat de beslissing van de rechter-commissaris vernietigd moet worden.
2.7. [S.] heeft in zijn reactie op het beroep aangevoerd dat hij zich nog immer beschikbaar houdt voor besprekingen met de curator. De periode waarin het paspoort is afgenomen bestrijkt een periode van ruim 28 maanden (inclusief de periode waarin het paspoort berustte onder mr. Buijs). Het tijdsverloop is een belangrijke factor van verschil ten opzichte van de situatie in 2005. In de afgelopen periode heeft [S.] onder het bestaansminimum geleefd en kost het [S.] de grootste moeite om zijn netwerk intact te houden in voorbereiding op een eventuele terugkeer op de arbeidsmarkt. Het wordt [S.] onmogelijk gemaakt om voor zijn gezin te zorgen. [S.] deelt mee dat thans een Amerikaans bedrijf hem de mogelijkheid geeft om een adviesbureau te beginnen, als zelfstandige. Deze aanbieding is de enige concrete kans die zich het afgelopen drie jaar heeft voorgedaan en om hierop in te gaan heeft [S.] zijn paspoort nodig. Overigens is het ingehouden paspoort verlopen, maar hij heeft dit nodig om een nieuw paspoort aan te vragen.
[S.] betwist nog steeds dat hij de beschikking zou hebben over vermogen in Costa Rica. Dit is volgens hem eenvoudig vast te stellen. Voorts is het [S.] niet duidelijk waarop de curator baseert dat hij van plan zou zijn om naar Costa Rica te gaan. Hij is dat thans niet van plan maar sluit het niet uit voor de toekomst. In de beperkte tijd die de curator aan het faillissement heeft besteed, kan geen sprake zijn van enig diepgravend onderzoek. [S.] merkt op dat hij slechts éénmaal een gesprek met de curator heeft gehad. Hij is niet aangesproken op zijn bestuurdersaansprakelijkheid. Stichting Vicus zou tekortgeschoten zijn en zij zou aangepakt moeten worden. Verder stelt [S.] dat hij thans niet kan voldoen aan zijn legitimatieplicht.
De beslissing van de rechter-commissaris dient dan ook volgens hem bekrachtigd te worden.
3. De beoordeling
3.1. De rechtbank verwijst naar de overwegingen 3.1. tot en met 3.5. in de tussenbeschikking van 23 augustus 2005, die als hier ingelast dienen te worden beschouwd.
3.2. De bevoegdheid tot inhouding van het paspoort van – zoals in dit geval – de bestuurder van een failliete vennootschap is gebaseerd op artikel 91 Fw jo de artikelen 19, 25 en 52 van de Paspoortwet. Die bevoegdheid tot inhouding berust op grond van artikel 52 Paspoortwet bij de rechter-commissaris. Deze kan een reisdocument echter uitsluitend inhouden op het moment dat hij een verzoek doet tot weigering of vervallenverklaring als bedoeld in artikel 25 eerste lid van de Paspoortwet. Het ingehouden reisdocument dient dan uiterlijk binnen twee weken te worden toegezonden aan de tot vervallenverklaring bevoegde autoriteit – in dit geval de burgemeester (artikel 44 lid 1 jo 40 lid 1 Paspoortwet), dan wel aan de houder van het paspoort te worden teruggegeven.
3.3. Niet in te zien valt waarom – zoals de curator heeft gesteld – de bepalingen van de Paspoortwet in onderhavig geval niet van toepassingen zouden zijn. Deze wet geeft immers een uitputtende regeling ten aanzien van de inhouding, weigering en vervallenverklaring van reisdocumenten, terwijl de Faillissementswet dienaangaande niets bepaalt. Uit het systeem van de Paspoortwet valt af te leiden dat de bevoegdheid om over reisdocumenten te beslissen steeds berust bij de autoriteit die bevoegd is tot weigering of vervallenverklaring. De bevoegdheid van de rechter-commissaris tot inhouding is slechts een voorlopige maatregel in het kader van een verzoek tot weigering of vervallenverklaring.
3.4. De rechtbank stelt vast dat in onderhavig geval de voorschriften van de Paspoortwet niet zijn nageleefd. Het paspoort van [S.] bevindt zich immers nog altijd in de kluis van de curator terwijl nimmer een verzoek tot vervallenverklaring is gedaan. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank – gelet op voornoemde bepalingen - geen andere conclusie worden getrokken dan dat het paspoort thans aan [S.] dient te worden teruggegeven. Voor een afweging van belangen is derhalve thans geen plaats meer.
3.5. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat een belangenafweging wel alsnog zou kunnen plaatsvinden indien de rechter-commissaris op grond van artikel 19 Paspoortwet een verzoek tot weigering of vervallenverklaring doet. In dat geval zal de burgemeester op grond van artikel 44 van de Paspoortwet de aanvrager op zijn verzoek eerst in de gelegenheid moeten stellen met de rechter-commissaris overeenstemming te bereiken, waarbij het tevens mogelijk is dat tot de verstrekking van een reisdocument met een beperktere geldigheidsduur dan wel een beperktere territoriale geldigheid wordt overgegaan. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, zal de burgemeester op grond van artikel 45 Paspoortwet de aanvraag weigeren of het paspoort vervallen verklaren, tenzij hij van oordeel is dat de aanvrager of houder door deze beslissing onevenredig zou worden benadeeld.
4. De beslissing
De rechtbank:
- bekrachtigt de beslissing van de rechter-commissaris;
- bepaalt dat de curator het paspoort van [S.] binnen één week na heden aan hem dient te overhandigen.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. de Graaf, ter openbare terechtzitting van
vrijdag 27 oktober 2006, in tegenwoordigheid van de griffier.