RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 1 juni 2005 in de zaak van:
[eiser in conventie, gedaagde in re[eiser in conventie, gedaagde in reconventie],
wonende te Plettenberg, Duitsland,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur: mr. P.M.E. Bilterijst,
1. [gedaagde in conventie sub 1, eiser in reconventie sub 1],
wonende te Oostburg,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Advocatenpraktijk mr. H.M. den Hollander B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oostburg,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. J. Boogaard,
hierna tezamen: [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s..
1. Het verdere verloop van de procedure in conventie en in reconventie
1.1 Ter uitvoering van het tussenvonnis van 25 februari 2004 van deze rechtbank heeft op 13 juli 2004 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tevens is een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Op 13 juli 2004 heeft de rechtbank mondeling vonnis gewezen. Van het vorenstaande is proces-verbaal opgemaakt.
1.2 [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. heeft vervolgens een akte overlegging producties genomen. Hierop heeft [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] een akte uitlating producties ingediend en [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. een nadere conclusie.
2. Het geschil in conventie en in reconventie
2.1 [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
- te verklaren voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens eiser voor de door deze geleden schade ontstaan uit de in de dagvaarding omschreven tekortkoming, althans onrechtmatige daad, en mitsdien aansprakelijk zijn voor de daaruit voor eiser voortvloeiende schade;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eiser van de door eiser als gevolg van voornoemde tekortkoming, althans onrechtmatige daad geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen om bij wijze van voorschot op de hiervoor vast te stellen schadevergoeding te betalen de in de dagvaarding verschuldigde som van € 36.743,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan eiser van de redelijke kosten en vermogensschade op de voet van art. 6:96 BW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van de procedure, die van eventuele deskundigen en getuigen daaronder begrepen.
2.2 Advocatenpraktijk mr. H.M. den Hollander B.V. vordert bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] te veroordelen tot betaling aan haar van nog openstaande declaraties ad € 9.453,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid van de declaraties, althans de dag van de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie d.d. 11 februari 2004, met veroordeling (in conventie en in reconventie) van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] in de kosten van de procedure.
3. De verdere beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
3.1 Bij mondeling vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2004 heeft de rechtbank aansprakelijkheid vastgesteld van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. voor schade geleden door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] door een beroepsfout van gedaagde in conventie sub 1, kort gezegd inhoudende dat geen hoger beroep is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank van 7 februari 2001 (rolnummer 259/99).
3.2 Thans ligt ter beoordeling van de rechtbank voor de vraag of gedaagden (hoofdelijk) gehouden zijn tot vergoeding van eventuele schade geleden door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] ten gevolge van voornoemde beroepsfout. Deze vraag dient te worden beantwoord door inschatting van de kans van slagen van het hoger beroep, indien dit zou zijn ingesteld tegen voornoemd vonnis. Meer in het bijzonder dient de kans van slagen te worden ingeschat van het ook in eerste instantie gevoerde verweer van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dat de opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden door Advocatenkantoor Boogaard B.V. – waarvoor Advocatenkantoor Boogaard B.V. facturen heeft gezonden en tot betaling waarvan [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bij vonnis van 7 februari 2001 is veroordeeld, hierna de werkzaamheden - niet door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] is gegeven.
3.3 Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en de nadere toelichting van partijen is de rechtbank van oordeel dat op voorhand niet vast staat dat het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank van 7 februari 2001 geen kans van slagen zou hebben gehad. Hiertoe overweegt zij het volgende.
3.4 Vast staat dat Advocatenkantoor Boogaard B.V. de werkzaamheden heeft verricht tijdens de surséance van betaling van Badhotel Saint Pierre B.V. Op grond van artikel 228 Faillissementwet is de schuldenaar (in casu Badhotel Saint Pierre B.V.) gedurende de surséance onbevoegd enige daad van beheer of beschikking betreffende de boedel te verrichten zonder medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder (in casu mr. M.J. Hoekstra). Uit de stukken blijkt dat de werkzaamheden primair betrekking hebben gehad op overname van de exploitatie van Badhotel Saint Pierre B.V. door een derde. Dit betreft een handeling als bedoeld in artikel 228 Faillissementswet, tot het verrichten waarvan de schuldenaar (lees Badhotel Saint Pierre B.V.) bevoegd was uitsluitend tezamen met de bewindvoerder. Niet uit te sluiten valt derhalve - indien gemotiveerd verweer zou zijn gevoerd, hetgeen alsnog in hoger beroep had kunnen plaatsvinden - dat het verweer van [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] dat hij geen opdracht tot het verrichten van de werkzaamheden heeft gegeven, zou zijn gehonoreerd. De rechtbank heeft in haar overwegingen meegenomen dat het vorenstaande steun vindt in de correspondentie die door Advocatenkantoor Boogaard B.V. is gevoerd met de Inspectie der Belastingen d.d. 23 april 1998. In deze correspondentie wordt gesproken over de financiële, fiscale en juridische positie van Badhotel Saint Pierre B.V. en het stappenplan dat is geadviseerd aan de directeur/grootaandeelhouder ([eiser in conventie, gedaagde in reconventie]) en de bewindvoerder van Badhotel Saint Pierre B.V..
3.5 Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] schade heeft geleden ten gevolge van voornoemde beroepsfout. De rechtbank passeert het verweer van [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. - dat sprake is van eigen schuld door [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] - nu dit verweer ziet op de wijze waarop [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] al dan niet informatie heeft aangeleverd en op het niet verschijnen ter comparitie. Juist in hoger beroep kunnen dergelijke omissies worden hersteld. De vordering tot betaling van schade, kort gezegd, op te maken bij staat, ligt derhalve voor toewijzing gereed. Deze schade kan in ieder geval worden vastgesteld op het bedrag ad € 36.743,46 waartoe [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] bij vonnis van 7 februari 2001 onherroepelijk is veroordeeld. Dit betekent dat de vordering tot toewijzing van dit bedrag bij wijze van voorschot eveneens voor toewijzing gereed ligt vanaf het moment van onherroepelijk worden van het vonnis van 7 februari 2001.
3.6 Ook de vordering tot betaling van wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten c.s. liggen voor toewijzing gereed, nu [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. deze vorderingen niet gemotiveerd heeft betwist.
3.7 [eiser in conventie, gedaagde in reconventie] heeft de overeenkomst van opdracht - uit hoofde waarvan [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. in reconventie betaling van declaraties vordert - bij conclusie van antwoord in reconventie ontbonden, omdat jegens hem in het kader van voornoemde opdracht niet de zorgvuldigheid in acht is genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht. [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. heeft tegen de ontbinding geen verweer gevoerd. De rechtbank stelt dan ook vast dat de ontbinding van voornoemde overeenkomst heeft plaatsgevonden door voornoemde schriftelijke verklaring. Dit betekent dat de vorderingen in reconventie dienen te worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
3.8 [gedaagden in conventie, eisers in reconventie] c.s. dienen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk te worden
veroordeeld in de proceskosten in conventie en in reconventie.
4. De beslissing in conventie en in reconventie
- verklaart voor recht dat gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn jegens eiser voor de door deze geleden schade ontstaan door de beroepsfout van gedaagde in conventie sub 1 als omschreven in het proces-verbaal van het mondeling vonnis van deze rechtbank van 13 juli 2004 en mitsdien aansprakelijk zijn voor de daaruit voor eiser voortvloeiende schade;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk tot betaling aan eiser van de hiervoor genoemde schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk - bij wijze van voorschot op de hiervoor vast te stellen schade - te betalen een bedrag van € 36.743,46, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het onherroepelijk worden van het vonnis van de rechtbank van 7 februari 2001 (rolnummer 259/99) tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding in conventie welke aan de zijde van eiser tot aan dit moment worden begroot op € 700,00 wegens griffierecht, € 81,16 wegens overige verschotten en € 1.447,50 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis, met uitzondering van de verklaring voor recht, tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding in reconventie welke aan de zijde van eiser tot aan dit moment worden begroot op € 192,00 wegens procureurssalaris;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P. Geelhoed en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juni 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.