ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5281

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42661 HA ZA 04-177
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door chemische verbranding door betonmortel

In deze zaak vorderde eiser, een landbouwer, een schadevergoeding van de besloten vennootschap Vlissingse Transportbeton Onderneming B.V. (VTO) wegens schade die hij had geleden door een chemische verbranding aan zijn knieën en onderbenen. De verbranding was het gevolg van het werken met betonmortel die door VTO was geleverd. Eiser stelde dat VTO aansprakelijk was op grond van artikel 6:185 BW, omdat hij niet was gewaarschuwd voor de alkaliteit en het irritatiegevaar van het beton. Eiser vorderde een bedrag van € 12.242,00, vermeerderd met wettelijke rente en kosten van de procedure.

VTO voerde verweer en betwistte de aansprakelijkheid. Zij stelde dat eiser niet-ontvankelijk was in zijn vordering omdat hij geen informatie had verstrekt over eventuele uitkeringen uit ongevallenverzekeringen. VTO betwistte ook dat er sprake was van een gebrek aan het geleverde product en stelde dat de betonmortel deugdelijk was. Volgens VTO was het gebruik van beschermende kleding bij de verwerking van beton noodzakelijk en had eiser dit nagelaten, waardoor hij zelf verantwoordelijk was voor de schade.

De rechtbank oordeelde dat VTO niet voldoende had voldaan aan haar waarschuwingsplicht. De rechtbank concludeerde dat de geleverde betonmortel gebrekkig was en dat er een causaal verband bestond tussen de gebrekkige betonmortel en het letsel van eiser. De rechtbank verwierp het beroep op eigen schuld van eiser en oordeelde dat VTO aansprakelijk was voor de schade. Eiser kreeg een smartengeldvergoeding van € 5.000,00 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de verbranding. VTO werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 13 juli 2005 in de zaak van:
rolnr: 177/2004
[[eiser],
wonende te Ritthem, gemeente Vlissingen,
eiser,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
hierna: [eiser],
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Vlissingse Transportbeton Onderneming B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
gedaagde,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
hierna: VTO.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 Partijen hebben de volgende stukken gewisseld:
- dagvaarding,
- conclusie van antwoord,
- conclusie van repliek,
- conclusie van dupliek.
2. De feiten
2.1 [eiser] heeft in juli 2002 bij VTO beton(mortel) besteld en ontvangen voor verharding van een deel van zijn erf. [eiser] exploiteert een landbouwbedrijf annex minicamping. [eiser] heeft de beton(mortel) op 12 juli 2002 verwerkt.
2.2 Op 13 juli 2002 is aan de knieën en onderbenen van [eiser] een chemische verbranding geconstateerd. Hiervoor is [eiser] onder behandeling geweest van een plastisch chirurg; in juli 2002 hebben onder meer huidtransplantaties plaatsgevonden.
3. Het geschil
3.1 [eiser] vordert VTO bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen om aan hem te betalen een bedrag van € 12.242,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over
€ 10.000,00 vanaf 13 juli 2002 en over € 2.242,00 vanaf 1 november 2002, alles tot de dag van uiteindelijke betaling, met veroordeling van VTO in de kosten van de procedure. [eiser] stelt hiertoe dat gedaagde ingevolge artikel 6:185 BW aansprakelijk is voor alle schade die [eiser] heeft geleden en nog zal lijden tengevolge van de verbranding van zijn knieën en onderbenen, omdat de verbranding een gevolg is van het werken met het door VTO geleverde beton. [eiser] heeft geen andere partij aansprakelijk gesteld noch kunnen stellen voor de bij dagvaarding geclaimde schade. VTO heeft [eiser] niet gewaarschuwd voor alkaliteit en irritatiegevaar van beton. Dit was [eiser] onbekend. [eiser] heeft zijn normale werkkleding aan gehad, namelijk laarzen en een spijkerbroek. Indien voor verwerking van het beton bepaalde voorzorgen in acht genomen hadden moeten worden, had VTO dit aan [eiser] moeten melden.
[eiser] maakt aanspraak op smartengeld (€ 10.000,00) en materiële schade die niet door een verzekering is gedekt (€ 2.242,00). [eiser] is vele maanden arbeidsongeschikt geweest. Hij moet blijvend voorzichtig zijn met het gebruik van knieën bij het vele lichamelijke werk als landbouwer. [eiser] heeft zeer veel pijn geleden, zowel voor als na de operatie. De getransplanteerde huid blijft gevoelig. Hij mag niet met onbedekte benen in de zon. Er is sprake van blijvende ontsiering aan de bovenbenen, waar gezonde huid is weggehaald voor de transplantatie. De materiële schade heeft betrekking op kosten van derden i.v.m. werkzaamheden die [eiser] heeft moeten uitbesteden. [eiser] betwist dat tussen partijen algemene voorwaarden zijn overeengekomen. De order is telefonisch verstrekt. De verwijzing op de vrachtbon naar algemene voorwaarden, doet deze geen onderdeel zijn van de overeenkomst.
3.2 VTO voert gemotiveerd verweer. VTO stelt onder meer dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat, kort gezegd, [eiser] zich niet heeft uitgelaten over de hoogte van de uitkering(en) die hij heeft genoten uit hoofde van een (of meer) ongevallenverzekering(en) of anderszins. Bij gebrek aan wetenschap wordt betwist dat [eiser] (nog) enige te vorderen schade heeft ondervonden, ondervindt of zal ondervinden.
VTO betwist dat er sprake is van een gebrek aan het geleverde product. De betonmortel was deugdelijk. Irritatie van de huid en brandwonden is een aan cement en beton inherent, bekend en geaccepteerd gevaar en is het mogelijke gevolg van de inherente en aanvaardbare eigenschappen daarvan. Betonspecie bevat cement en is daardoor alkalisch. Ook de in het betonmortel verwerkte hulpstof (naftaleensulfonaat/lignosulfonaat) is (licht) alkalisch. De combinatie van alkaliteit en een schurende werking kan irritatie van de huid en ook brandwonden veroorzaken. Er bestaat voor cement als bestanddeel van beton geen alternatief dat deze eigenschappen niet heeft. Daarom dient bij verwerking van betonspecie altijd beschermende werkkleding (zoals vloeistofdichte kniebeschermers/laarzen en handschoenen) te worden gedragen. VTO heeft aan haar waarschuwingsplicht voldaan. Op de geleidebon van de betreffende levering staat een waarschuwingskruis, met daaronder de vermelding "irriterend". VTO mocht van de gebruikers verwachten dat zij bij de verwerking van de betonmortel (voldoende) beschermende kleding dragen. [eiser] heeft de waarschuwing begrepen, doch kennelijk onvoldoende respectievelijk onjuiste maatregelen genomen. Er is dan ook geen sprake van normaal gebruik. Er is geen enkel bewijs van het gebrek geleverd. [eiser] heeft enkel gesteld dat hij schade heeft geleden. Dit is onvoldoende. Voor nadere bewijslevering door [eiser] bestaat in redelijkheid geen ruimte nu [eiser] geen concreet bewijsaanbod heeft gedaan.
VTO betwist het causaal verband tussen het vermeende gebrek aan de betonmortel en het verbrandingsletsel. [eiser] heeft dit eveneens niet aangetoond. Aannemelijk is dat niet het product maar de handelwijze van [eiser] de gestelde schade heeft veroorzaakt en dat de schade aldus is veroorzaakt door een gebeurtenis die voor risico van [eiser] komt. Door de betonmortel te verwerken zonder daarbij beschermende kleding te dragen, heeft [eiser] het risico genomen dat er een chemische verbranding van de niet-beschermde huid zou optreden.
Er is tevens sprake van eigen schuld aan de zijde van [eiser], nu hij geen maatregelen ter bescherming van zijn knieën heeft genomen. Op grond van 'eigen schuld' dient de eventuele schade ex de artikelen 6:101 en 6:185 lid 2 BW geheel, althans ten dele voor rekening van [eiser] te blijven.
VTO stelt dat van enige aansprakelijkheid geen sprake is, omdat bij de levering aan [eiser], door de verwijzing op de vrachtbon en de factuur, algemene verkoopvoorwaarden van toepassing zijn verklaard. [eiser] heeft de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden niet van de hand gewezen, ook niet bij de eerdere levering. VTO wijst aansprakelijkheid af op grond van artikel 11 sub d van deze voorwaarden waarin is bepaald dat verkoper niet aansprakelijk is voor schade ten gevolge van de wijze waarop de betonmortel of Metselmix na aankomst op het werk wordt verwerkt.
Het gevorderde smartengeld is bovenmatig en nauwelijks gemotiveerd. Uiterst subsidiair meent VTO dat een bedrag van € 2.500,00 in deze adequaat is, waarbij zij zich baseert op diverse uitspraken vermeld in de Smartengeldgids.
De kosten van wegbrengen tarwe/persen hooi en stro vallen niet onder schade waarvoor ex artikel 6: 190 BW aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:185 BW bestaat. Betwist wordt dat [eiser] voor het evenement de gestelde werkzaamheden verrichte en dat na het evenement ter zake daadwerkelijk kosten door [eiser] zijn gemaakt. Tenslotte geldt ten aanzien van alle schadeposten dat slechts de werkelijk geleden schade voor vergoeding in aanmerking komt, dus niet omzetbelasting en overige belastingen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 VTO voert als primair verweer aan dat [eiser] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, omdat [eiser] geen, althans onvoldoende belang heeft om een rechtsvordering in te stellen. Mede gelet op de stelling van [eiser] dat hij de gevorderde schade niet bij een derde heeft geclaimd, noch heeft kunnen claimen, gaat de rechtbank aan voornoemd verweer voorbij, nu de onderbouwing van het verweer - "bij gebrek aan wetenschap betwist VTO dat [eiser] (nog) enige te vorderen schade heeft ondervonden, ondervindt of zal ondervinden" - iedere feitelijke grondslag ontbeert.
4.2 Op grond van artikel 6:186 BW is een produkt gebrekkig, indien het niet de veiligheid biedt die men daarvan mag verwachten, alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder (onder andere) de presentatie van het produkt. De presentatie (waaronder informatie) van het produkt dient te waarschuwen voor mogelijke gevaren voor de gebruiker. De rechtbank is van oordeel dat VTO in het onderhavige geval aan deze waarschuwingsplicht niet, althans onvoldoende heeft voldaan. Tussen partijen staat vast, althans wordt niet gemotiveerd betwist dat het geleverde en door [eiser] verwerkte betonspecie cement bevat en daardoor alkalisch is. Ook de in het betonmortel verwerkte hulpstof (naftaleensulfonaat/lignosulfonaat) is (licht) alkalisch. De combinatie van alkaliteit en een schurende werking kan irritatie van de huid en ook brandwonden veroorzaken. Vast staat dat [eiser] brandwonden aan zijn knieën en (onder) benen heeft opgelopen. VTO stelt dat gelet op vorenstaande eigenschap bij verwerking van betonspecie altijd beschermende werkkleding gedragen moet worden, zoals vloeistofdichte kniebeschermers, handschoenen en laarzen. De rechtbank passeert het verweer van VTO dat zij aan voornoemde waarschuwingsplicht heeft voldaan door op de geleide bon behorende bij de levering van de betonmortel aan [eiser] een waarschuwingskruis te plaatsen, met daaronder de vermelding "irriterend". De rechtbank is van oordeel dat redelijkerwijs niet geconcludeerd kan worden - nu [eiser] geen professioneel gebruiker is van beton(mortel) - dat [eiser] door voornoemde melding wetenschap heeft verkregen, althans had moeten verkrijgen dat hij bij de verwerking van de betonmortel specifieke werkkleding als hiervoor genoemd diende te dragen. De rechtbank acht met het vorenstaande tevens de causaliteit aangetoond tussen de betonspecie en het letsel. Tevens volgt uit het vorenstaande dat het beroep op eigen schuld aan de zijde van [eiser] wordt verworpen. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de geleverde betonmortel gebrekkig was en dat VTO aansprakelijk is voor de schade die [eiser] dientengevolge heeft geleden.
4.3 VTO stelt voorts dat van enige aansprakelijkheid geen sprake is omdat op de rechtsverhouding van toepassing zijn algemene voorwaarden, in welk kader zij een kopie heeft overgelegd van de Algemene Verkoopvoorwaarden van de Vereniging van Betonmortelfabrikanten in Nederland voor de verkoop, levering en betaling van betonmortel en Metselmix. In deze voorwaarden is in artikel 11 sub d onder meer bepaald dat "Verkoper niet aansprakelijk is voor schade ten gevolge van de wijze waarop de betonmortel of Metselmix na aankomst op het werk wordt verwerkt". [eiser] betwist gemotiveerd dat voornoemde voorwaarden op de rechtsverhouding van toepassing zijn.
4.4 Vast staat tussen partijen, althans niet gemotiveerd is betwist dat [eiser] de order tot levering van de betonmortel telefonisch heeft verstrekt en dat aan [eiser] geen algemene voorwaarden zijn verstrekt. De rechtbank is van oordeel dat nu [eiser] de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden gemotiveerd betwist, dat een enkele verwijzing op de vrachtbon - derhalve na levering van de betonmortel - en/of een factuur niet leidt tot toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Voor zover VTO heeft willen stellen dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden tussen partijen stilzwijgend is aanvaard, omdat eerder aan [eiser] is geleverd, gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij. Nog afgezien van het feit dat de gestelde eerdere levering niet feitelijk is onderbouwd (wanneer is geleverd, wat is geleverd, aan wie is geleverd etc), leidt het vorenstaande niet tot het oordeel dat indien sprake is van één eerdere levering dit alsdan leidt tot toepasselijkheid van de algemene voorwaarden. Dit betekent dat het beroep op de algemene voorwaarden wordt afgewezen.
4.5 In artikel 6:190 BW staat limitatief opgesomd welke schade voor vergoeding in aanmerking komt in geval van productaansprakelijkheid. De gevorderde materiële schade betreft zakelijke schade. Deze valt derhalve niet onder de reikwijdte van voornoemd artikel en zal worden afgewezen. Immateriële schade (smartengeld) valt wel onder het schadebegrip van voornoemd artikel en komt dan ook in beginsel voor vergoeding in aanmerking.
4.6 Op grond van de volgende feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhangend beschouwd, komt de rechtbank tot een vaststelling van een smartengeldvergoeding van € 5.000,00; vast staat, althans niet gemotiveerd is betwist dat [eiser] vele maanden arbeidsongeschikt is geweest. Hij moet blijvend voorzichtig zijn met het gebruik van zijn knieën bij het vele lichamelijke werk als landbouwer en de getransplanteerde huid blijft gevoelig. [eiser] heeft zeer veel pijn geleden, zowel voor als na de operatie. Er is sprake van blijvende ontsiering aan de bovenbenen, waar gezonde huid is weggehaald voor de transplantatie. Voornoemde vergoeding zal worden toegewezen. Tevens zal over deze vergoeding de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 13 juli 2002, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2002, nu hiertegen geen gemotiveerd verweer is gevoerd.
4.7 VTO zal als de meest in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt VTO om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2002 tot aan de dag van uiteindelijke betaling;
- veroordeelt VTO in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiser] tot aan dit moment worden begroot op € 291.00 wegens griffierecht, € 83,77 wegens overige verschotten en € 904,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P. Geelhoed en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 jul+i 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.