ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5259

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
23 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
47812 HA ZA 05-230
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot herstel van erfafscheiding en eigendomsverkrijging door verjaring

In deze zaak vordert eiser, wonende te Wolphaartsdijk, dat gedaagde wordt veroordeeld om de grens tussen hun percelen terug te brengen in de voormalige toestand, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. Eiser stelt dat hij eigenaar is van het stuk grond dat in geschil is, omdat zijn rechtsvoorgangers dit stuk door verjaring hebben verkregen. Bij de aankoop van zijn woning heeft de makelaar hem verteld dat dit stuk grond bij zijn perceel hoorde, maar hij heeft het Kadaster niet geraadpleegd. Pas na het tekenen van de overdrachtsakte ontdekte hij dat de feitelijke situatie niet overeenstemde met de kadastrale weergave.

Gedaagde betwist de eigendom van eiser en stelt dat deze niet door verjaring eigenaar is geworden, omdat eiser pas op 15 november 1991 eigenaar is geworden en de verjaring in elk geval is gestuit door een brief van de vorige eigenaar aan eiser in 1999. Gedaagde stelt verder dat de eigendom van het stuk grond niet rechtsgeldig aan eiser is overgedragen, wat niet blijkt uit het Kadaster. Eiser kan ook niet de termijnen van bezit van zijn rechtsvoorgangers bij elkaar optellen.

De rechtbank oordeelt dat tussen partijen niet in geschil is dat de situatie zoals eiser die bij de aankoop van zijn huis aantrof, al jarenlang zo was. Dit betekent dat eiser op het moment waarop de verjaring volgens de wet is gestuit, reeds eigenaar was geworden van het stuk grond. De rechtbank concludeert dat gedaagde de oude erfafscheiding dient te herstellen en de nieuw geplaatste schutting moet verwijderen. De vordering van eiser wordt toegewezen en gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Het vonnis is gewezen op 23 november 2005 door mr. J. de Graaf en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 23 november 2005 in de zaak van:
rolnr: 230/05
[ei[eiser],
wonende te Wophaartsdijk, gemeente Goes,
eiser,
procureur: mr. J.M. Dietvorst,
tegen:
[ged[gedaagde],
wonende te Wophaartsdijk, gemeente Goes,
gedaagde,
procureur: mr. B.H. Vader.
1. Het verloop van de procedure
Bij tussenvonnis van 13 juli 2005 heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast, welke heeft plaatsgevonden op 26 september 2005. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
2. De feiten
2.1. Eiser, hierna [eiser], en gedaagde, hierna [gedaagde], zijn buren. [eiser] is sinds 15 november 1991 eigenaar van een woning en perceel grond aan de [adres] te Wolphaartsdijk, kadastraal aangeduid Gemeente Goes, sectie [numm[nummer] alsmede van een daaraan grenzend perceel grond kadastraal aangeduid Gemeente Goes, sectie [numm[nummer] (hierna te noemen perceel [nummer] respectievelijk [nummer]). [gedaagde] is eigenaar van een woning en een perceel grond aan het [adres] te Wolphaartsdijk, kadastraal aangeduid Gemeente Goes, sectie [numm[nummer] (hierna te noemen: perceel [nummer]). De (achter)tuinen van partijen grenzen aan elkaar.
2.2. Vanaf 1954 tot in 2004 heeft zich op perceel [nummer] een erfafscheiding bevonden, bestaande uit een ijzeren hekwerk met betonnen palen. Deze erfafscheiding bevond zich op de lijn vanaf het midden van de perceelsgrens tussen de percelen [nummer] en [nummer] tot het punt waar de percelen [nummer], [nummer] en het naastgelegen perceel met nummer 1014 bij elkaar komen. Het stuk grond dat naast de erfafscheiding aan de zijde van de percelen [nummer] en [nummer] was gelegen, is gedurende die termijn steeds in gebruik geweest bij de (opvolgende) eigenaars van die percelen. In 2004 heeft [gedaagde] de erfafscheiding verwijderd en een nieuwe schutting geplaatst op de kadastrale perceelsgrens.
3. Het geschil
3.1. [eiser] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen om de grens tussen de percelen terug te brengen in de voormalige toestand, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten. [eiser] stelt dat hij eigenaar is van het onder 2.2. bedoelde stuk grond omdat zijn rechtsvoorgangers dit stuk door verjaring hebben verkregen. Bij de aankoop van zijn huidige huis en bijbehorende percelen heeft de makelaar aan [eiser] verteld dat dit stuk grond daartoe behoorde. Hij heeft het Kadaster toen niet geraadpleegd. [eiser] is er pas na het tekenen van de overdrachtsakte achter gekomen dat de feitelijke situatie niet overeenstemde met de kadastrale weergave.
3.2. [gedaagde] betwist dat [eiser] of zijn rechtsvoorgangers door verjaring eigenaar zijn geworden van het stuk grond. Zelf kan [eiser] de eigendom niet door verjaring hebben verworven omdat hij pas op 15 november 1991 eigenaar is geworden en de eventuele verjaring in elk geval is gestuit bij brief van 15 november 1999 van de toenmalige eigenaar van het perceel [adres] aan [eiser].
[gedaagde] betwist voorts dat de eigendom van het stuk grond (rechtsgeldig) aan [eiser] is overgedragen door de vorige eigenaar. Dit blijkt niet uit het Kadaster. Ook kan de overdracht door een vorige eigenaar niet mede een stuk grond omvatten dat die verkoper in bezit had, maar dat niet aan hem toebehoorde. [eiser] kan ook niet de termijnen van bezit van de vorige eigenaars bij elkaar optellen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Tussen partijen is in geschil of [eiser] door verjaring eigenaar is geworden van het stuk grond dat [gedaagde] in 2004 bij zijn tuin heeft getrokken. Eigendomsverkrijging van onroerende zaken is op grond van het recht zoals dat sinds 1 januari 1992 geldt mogelijk na een onafgebroken bezit van tien (bij goede trouw, artikel 3:99 BW) respectievelijk twintig (in andere gevallen, artikel 3:105 jo 3:306 BW) jaar. De termijnen die van toepassing waren onder het voordien geldende recht, zijn op grond van het overgangsrecht door deze termijnen vervangen. Het doel van de eigendomsverkrijging door verjaring is te bewerkstelligen dat de rechtstoestand van goederen zo veel mogelijk overeenstemt met de feitelijke toestand en dus om aan onzekerheid omtrent de eigendomssituatie een einde te maken.
4.2. Vast staat dat het in geschil zijnde stuk grond ogenschijnlijk tot de tuin van het huis aan de [adres] behoorde toen [eiser] dat huis op 15 november 1991 kocht. Partijen zijn het er immers over eens dat er toen tussen beide percelen een daarop duidende erfafscheiding aanwezig was, terwijl de erfgrens niet op andere wijze zichtbaar was. [eiser] heeft voorts ter comparitie onbetwist gesteld dat hem bij de aankoop door de makelaar is verteld dat het stukje grond bij het verkochte hoorde en hij niet op de hoogte was van de kadastrale weergave. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat hij het bezit van dat stuk grond te goeder trouw van zijn rechtsvoorganger heeft verkregen. Dit brengt met zich mee dat [eiser] na de aankoop op grond van artikel 3:102 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) de lopende verjaring van zijn rechtsvoorganger heeft voortgezet.
4.3. Tussen partijen is niet in geschil dat de situatie zoals [eiser] die bij aankoop van zijn huis aantrof, al jarenlang, sinds 1954, zo was. Dit betekent dat [eiser] op het moment waarop de verjaring volgens Romijn is gestuit, reeds eigenaar was geworden van het stuk grond. Ongeacht de goede of kwade trouw van zijn rechtsvoorganger(s) was op dat moment de verjaringtermijn van tien respectievelijk twintig jaar immers reeds lang voltooid.
4.4. Het voorgaande brengt met zich mee dat [gedaagde] de oude erfafscheiding dient te herstellen en de nieuw door hem geplaatste schutting dient te verwijderen. De vordering zal derhalve worden toegewezen. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt [gedaagde] om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de grens tussen de percelen zoals in dit vonnis omschreven terug te brengen in de voormalige toestand, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- per dag, indien [gedaagde] na die termijn van 14 dagen daarmede in gebreke is gebleven;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding welke aan de zijde van [eiser] tot aan dit moment worden begroot op € 244,-- wegens griffierecht, € 85,60 wegens overige verschotten en € 904,-- wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.