ECLI:NL:RBMID:2005:AY8615

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
14 september 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
45052 HA ZA 2004-561
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid na aanrijding door heftruck op bedrijfsterrein

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, vorderde eiser, [eiser], schadevergoeding van de verzekeringsmaatschappij Aegon Schadeverzekeringen NV na een aanrijding door een heftruck op het bedrijfsterrein van Van Geyt BV. De aanrijding vond plaats op 27 november 2001, terwijl [eiser] zich te voet op het terrein bevond. Hij was als passagier meegereden in een vrachtwagen en had het voertuig verlaten om naar de loods met laadstation te lopen. De heftruckchauffeur, [dhr. B.], was bezig met zijn werkzaamheden en reed achteruit toen hij [eiser] aanreed. Eiser stelde dat er sprake was van onrechtmatig handelen van de heftruckchauffeur en vorderde schadevergoeding voor de materiële en immateriële schade die hij had geleden.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen door [dhr. B.] of Van Geyt BV. De rechtbank concludeerde dat [dhr. B.] zijn werkzaamheden op zorgvuldige wijze uitvoerde en dat hij niet kon verwachten dat er zich mensen op het terrein bevonden, aangezien het terrein verboden was voor onbevoegden. Bovendien was er geen bewijs dat [dhr. B.] onzorgvuldig had gereden, aangezien de heftruck een maximumsnelheid van 18,5 km/uur had en [eiser] zich op een plek bevond waar hij niet zichtbaar was voor de bestuurder. De rechtbank wees de vordering van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten van Aegon.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van zowel de werknemer als de werkgever in situaties van ongevallen op privé-terreinen en de noodzaak voor duidelijke instructies en veiligheidsmaatregelen. De rechtbank concludeerde dat [eiser] zelf onoplettend had gehandeld door zich achter de heftruck te begeven en dat hij niet had moeten lopen zonder begeleiding op het terrein.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 14 september 2005 in de zaak van:
rolnr: 04/561[eiser],
wonende te Hulst,
eiser,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
tegen:
de naamloze vennootschap Aegon Schadeverzekeringen NV,
gevestigd en kantoorhoudende te Den Haag,
gedaagde,
procureur: mr. M.W. Dieleman.
1. Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Beide partijen hebben producties overgelegd.
2. De feiten
2.1. Op 27 november 2001 is eiser, hierna: [eiser], terwijl hij zich te voet bevond op het bedrijfsterrein van expeditiebedrijf Van Geyt BV te Kapellebrug, gemeente Hulst, aangereden door een vorkheftruck. Gedaagde, hierna Aegon, is de werkmaterieelverzekeraar van Van Geyt BV.
2.2. [eiser] bevond zich op voornoemd bedrijfsterrein omdat hij als passagier was meegereden in de vrachtwagen van een van de chauffeurs van Van Geyt BV, de heer [PT]. Dat deed hij regelmatig bij wijze van liefhebberij. In dat verband was [eiser] regelmatig voor en na de rit op het bedrijfsterrein aanwezig. Op 27 november 2001 is [eiser], nadat hij de op het terrein geparkeerde vrachtwagen waarin hij was meegereden had verlaten, in de richting van de op het bedrijfsterrein gelegen loods met laadstation gelopen.
2.3. In het laadstation was op dat moment een andere werknemer van Van Geyt BV, de[dhr. B.], bezig met het lossen van een andere vrachtwagen. Hij reed daartoe in de vorkheftruck steeds van die vrachtwagen naar de loods en achteruit weer terug naar de vrachtwagen. De afstand bedroeg ongeveer 15 meter. Tijdens één van deze ritten heeft [dhr. B.] bij het achteruitrijden [eiser] aangereden.
2.4. Het hek dat toegang geeft tot het bedrijfsterrein was ten tijde van het ongeval voorzien van een bord met de tekst: “Verboden toegang voor onbevoegden art. 461 wetb.v.strafr.”.
3. Het geschil
3.1. [eiser] stelt dat hij ten gevolge van de aanrijding materiële en immateriële schade heeft geleden en dat Aegon hiervoor, als verzekeraar van Van Geyt BV, aansprakelijk is. Hij vordert vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat, onder veroordeling van Aegon in de proceskosten. De ondergeschikte van Van Geyt BV, [dhr. B.], heeft namelijk volgens [eiser] onrechtmatig gehandeld door achteruit te rijden met volle snelheid, zodanig dat hij het terrein niet kon overzien en hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kon brengen. Hij had zich echter dienen te realiseren dat er mensen op het terrein rondliepen.
3.2. [eiser] stelt dat Van Geyt BV ervan op de hoogte was dat hij regelmatig met [PT], en daarvoor met diens vader, op de vrachtwagen meereed en daar nimmer bezwaar tegen heeft gemaakt. Hij reed wel tot twee à drie keer in de week mee. [eiser] betwist dat tegen hem is gezegd dat hij op eigen risico meereed of dat hij de vrachtwagen niet zonder begeleiding mocht verlaten. Als hij op het bedrijfsterrein alleen in de vrachtwagen achter bleef, kwam het wel vaker voor dat hij uit de auto stapte en wat op het terrein rondslenterde.
Ten tijde van het ongeval was het toegangshek nog geen bord geplaatst met de tekst “betreden op eigen risico”. Bovendien golden geen beperkingen met betrekking tot de snelheid van voertuigen op het terrein en heeft Van Geyt dienaangaande geen instructies gegeven. Evenmin was er een duidelijke instructie met betrekking tot het rondlopen van personen op het terrein of was er een wegmarkering voor voetgangers. Volgens [eiser] dienen voorts achteruitkijkspiegels op de vorkheftrucks te worden aangebracht.
3.3. Aegon betwist dat [dhr. B.] onrechtmatig heeft gehandeld. Van onzorgvuldig rijgedrag is geen sprake geweest. [dhr. B.] reed normaal en voerde zijn werkzaamheden op zorgvuldige wijze uit. Van hem kon niet verwacht worden dat hij telkens achterom keek of daar iemand stond, terwijl hij daar niemand hoefde te verwachten. Dat zou hem ook in de uitoefening van zijn werkzaamheden belemmeren. [eiser] stond op een plek waar [dhr. B.] hem onmogelijk kon zien. Aegon legt een situatiefoto over waaruit blijkt dat [eiser] zich ten tijde van het ongeval in het laadstation bevond en midden in de loods achter de vorkheftruck is gaan staan, buiten het zicht van de bestuurder. Het is onbegrijpelijk waarom hij daar stond en nog onbegrijpelijker waarom hij de vorkheftruck niet heeft zien aankomen. [dhr. B.] heeft niet met volle vaart achteruitgereden. De maximum snelheid van de heftruck bedraagt omstreeks 18,5 km/uur.
3.4. Voorts wijst Aegon erop dat Van Geyt niet op de hoogte was van het feit dat [eiser] op de vrachtwagen van [PT] meereed en daar ook nooit mee heeft ingestemd. [PT] heeft [eiser] voorts uitdrukkelijk te kennen gegeven dat hij op eigen verantwoordelijkheid meereed en dat hij op bedrijfsterreinen de vrachtwagen niet mocht verlaten zonder begeleiding. Ook de vader van [PT] heeft dat steeds tegen [eiser] gezegd. Desondanks is [eiser] op 27 november 2001 zonder begeleiding vanuit de vrachtwagen het terrein opgelopen in de richting van de loods.
3.5. Subsidiair stelt Aegon zich op het standpunt dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van [eiser]. Bij de ingang hangt naast het bordje “Verboden toegang” tevens een bordje “Betreden op eigen risico”. [eiser] had geen toestemming om over het bedrijfsterrein te lopen zonder begeleiding en heeft zelf onoplettend gehandeld door zich achter de heftruck te begeven. Hij heeft na het ongeval ook meermalen erkend dat het zijn eigen schuld was en dat hij daar niet had moeten lopen.
3.6. Aegon stelt tenslotte dat [eiser] inmiddels in staat had moeten zijn schade nader te specificeren en maakt daarom bezwaar tegen verwijzing naar een schadestaatprocedure. Zij wijst er ook op dat [eiser] het causaal verband aannemelijk dient te maken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. De aanrijding heeft zich voorgedaan op een privé-bedrijfsterrein en derhalve niet op de openbare weg. Voor de aansprakelijkheidvraag zijn daarom de algemene regels van onrechtmatige daad van toepassing. Voor de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen jegens [eiser], dient in de eerste plaats te worden bezien of aan [dhr. B.] – als ondergeschikte van Van Geyt BV - enig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot de oorzaak van de aanrijding.
4.2. Uit de stellingen van [eiser] en de vaststaande feiten kan echter niet worden afgeleid dat [dhr. B.] onzorgvuldig of onoplettend heeft gereden.
De stelling dat [dhr. B.] in volle vaart achteruit zou hebben gereden wordt gerelativeerd door het als onbetwist vaststaande feit dat de heftruck een maximumsnelheid van 18,5 km/uur heeft. Echt hard kan hij dus niet gereden hebben. Of aanwijzingen met betrekking de snelheid van voertuigen op het terrein ontbraken, is dan ook niet relevant.
De vraag of van [dhr. B.] had mogen worden verwacht dat hij telkens bij het achteruitrijden achterom keek of daar toevallig iemand liep, beantwoordt de rechtbank onder de gegeven omstandigheden ontkennend. [dhr. B.] was bezig met een zich herhalend patroon van werkzaamheden op een plaats waar hij in principe geen andere mensen hoefde te verwachten. Het bedrijfsterrein is immers verboden voor onbevoegden en van hen die wel bevoegd op het terrein aanwezig – in de regel collega’s die de situatie kenden - mocht worden verwacht dat zij met zijn aanwezigheid en werkzaamheden rekening hielden. Dit geldt temeer daar bij het benaderen van het laadstation duidelijk te zien was dat [dhr. B.] daar bezig was met lossen. Aegon heeft bij conclusie van antwoord twee foto’s overgelegd van de plaats van de aanrijding, waaruit zulks duidelijk kan worden afgeleid. [eiser] heeft niet betwist dat de aanrijding op de op die foto’s aangegeven plaats heeft plaatsgevonden. Op die foto’s is zichtbaar dat de loods met laadstation aan de voorkant open is en dat deze niet anders dan van deze kant benaderd kon worden. In een dergelijke situatie ligt het voor de hand dat omstanders de – in dit geval – heftruck de ruimte geven voor die werkzaamheden en extra oplettend zijn. De stelling van [eiser] dat een wegmarkering en instructies voor voetgangers ontbraken is gelet hierop ook niet relevant. Ook kan in het midden blijven of de heftruck al dan niet was voorzien van achteruitkijkspiegels.
Het is gelet op het vorenstaande begrijpelijk dat [dhr. B.] niet telkens bij het achteruitrijden keek of zich achter hem wellicht iemand bevond.
Van onrechtmatig handelen door [dhr. B.] dan wel Van Geyt BV is dan ook geen sprake.
De vordering zal om die reden worden afgewezen, terwijl [eiser], als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten zal worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding welke aan de zijde van Aegon tot aan dit moment worden begroot op € 241,-- wegens griffierecht en € 904,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Graaf en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 14 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.