Geschil over bepaling in reglement van appartementseigenaren die bewoners niet toestaat parket of stenen vloer aan te brengen. In casu was bamboevloer gelegd. Vordering van de Vereniging tot verwijdering toegewezen.
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 20 maart 2002 in de zaak van:
de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging van eigenaars,
Vereniging van Eigenaars Appartementengebouw Maritiem Oranjedijk [woonplaats],
gevestigd te Vlissingen,
eiseres,
procureur: mr. R. Drent,
[gedaagden]
beiden wonende te [woonplaats],
gedaagden,
procureur: mr. A.J.H. Neels.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Bij beschikking van 7 december 2001 van deze rechtbank is beslist dat er geprocedeerd zal worden zonder het nemen van conclusies van repliek en dupliek.
1.2 De navolgende stukken zijn gewisseld:
- conclusie van eis tevens akte overlegging producties,
- conclusie van antwoord.
1.3 Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.4 Eiseres en gedaagden zullen tevens worden aangeduid als respectievelijk de Vereniging van Eigenaars en [gedaagden].
2.1 [gedaagden] is gerechtigde tot het appartementsrecht met betrekking tot het appartement gelegen te [woonplaats + adres].
2.2 Voornoemd appartementsrechts is tot stand gekomen bij akte van (onder)splitsing d.d. 4 mei 1992. De gerechtigde tot het zogenoemde 'moeder-appartementsrecht" is daarbij tevens overgegaan tot de vaststelling van het modelreglement zonder annex van de Koninklijke Notariële Broederschap (1992), hierna het modelreglement, welk reglement geacht wordt integraal in de akte van 4 mei 1992 te zijn opgenomen, met dien verstande dat daarin onder meer de navolgende wijziging en aanvulling is aangebracht:
- In afwijking van artikel 17 lid 5 is het geheel niet toegestaan om parket of stenen vloeren aan te brengen in de privé-gedeelten, met uitzondering van de natte ruimten, hierna het verbod.
2.3 Eind 1999 heeft [gedaagden] aan het bestuur van de Vereniging van Eigenaars toestemming gevraagd voor het aanleggen van harde vloerbedekking in zijn appartement, welke toestemming is geweigerd. [gedaagden] heeft vervolgens de leden van de Vereniging van Eigenaars om deze toestemming gevraagd. Ook de leden hebben de toestemming niet verleend.
2.4 [gedaagden] heeft nadien een bamboevloer aangebracht in de navolgende privé-gedeelten van zijn appartement: keuken, hal en gang.
3.1 De Vereniging van Eigenaars vordert gedaagden hoofdelijk, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen
- om binnen 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis te hebben verwijderd alle harde vloeren, zoals parket vloeren, bamboevloeren, stenen vloeren en laminaat vloeren in zijn appartement op straffe van een dwangsom van f 1.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven en
- om aan eiseres te betalen een dwangsom van f 1.000,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat gedaagden vanaf 14 dagen na betekening van het ten deze te wijzen vonnis het verbod overtreedt door het leggen van parket vloeren, waaronder bamboevloeren, stenen vloeren en laminaat vloeren in privé-gedeelten, met uitzondering van de badkamer en het toilet, en
- aan eiseres te betalen een bedrag van f 5.722,69 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van het geding.
3.2 [gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Hij stelt primair - met een beroep op artikel 2:8 BW - dat het verbod niet meer als geldend kan worden beschouwd, althans in ieder geval niet in zijn geval, omdat zich nadien in met name te leggen parketvloeren een gigantische ontwikkeling heeft voorgedaan met betrekking tot beperking van geluidsoverlast en om reden dat na het aanleggen van de bamboevloer in zijn appartement nimmer klachten zijn gekomen van overlast. Subsidiair stelt [gedaagden] zich op het standpunt dat het verbod in zijn geval niet van toepassing is, omdat het verbod betrekking heeft op het aanleggen van parket, hetgeen in casu niet het geval is. [gedaagden] heeft een bamboevloer aangelegd. Tenslotte betwist [gedaagden] gemotiveerd de verschuldigdheid van de buitengerechtelijke incassokosten.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Uitgangspunt is dat appartementseigenaren jegens elkaar verplicht zijn (onder meer) de inrichting van het gebouw, waarvan de appartementen deel uit maken, in stand te houden in overeenstemming met hetgeen daaromtrent in de akte van splitsing is bepaald. De (onder)splitsingsakte van 4 mei 1992 - bij welke akte het appartementsrecht van [gedaagden] tot stand is gekomen - houdt onder meer in het modelreglement, waarin opgenomen het verbod. [gedaagden] dient zich derhalve als appartementseigenaar te houden aan dit verbod. Uit de stellingen van partijen en ingebrachte stukken blijkt dat [gedaagden] zich het vorenstaande heeft gerealiseerd: [gedaagden] heeft - vóór het aanbrengen van de bamboevloer in zijn appartement - zowel aan het bestuur als aan de leden van [eiseres] toestemming gevraagd om te mogen afwijken van het verbod. Deze toestemming is niet gegeven, wegens strijd met de (onder)splitsingsakte van 4 mei 1992.
4.2 Noch uit de stellingen, noch uit de ingebrachte stukken blijkt dat [gedaagden] getracht heeft gebruik te maken van de in de wet opgenomen regeling voor wijziging van een spitsingsakte. Dit laatste had naar het oordeel van de rechtbank in de rede gelegen nu [gedaagden] zich op het standpunt stelt dat aan het verbod thans iedere redelijke grond ontbreekt, omdat het verbod, kort samengevat, achterhaald is door technologische ontwikkelingen en tevens - in zijn geval - van geen overlast is gebleken. Hierbij is tevens van belang dat de wet voorziet in een regeling in het geval een of meerdere appartementseigenaren medewerking aan een wijziging weiger(t)(en) zonder redelijke grond. [gedaagden] is - niettegenstaande het ontbreken van toestemming om van het verbod af te wijken - overgegaan tot het aanleggen van een bamboevloer. [gedaagden] heeft daarmee, naar het oordeel van de rechtbank, bewust het risico genomen dat de Vereniging van Eigenaars in rechte tegen hem zou kunnen gaan optreden.
Gelet op voornoemde omstandigheden, verwerpt de rechtbank het verweer van [gedaagden] dat het verbod niet, althans in zijn geval, niet van toepassing is, omdat het verbod thans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.3 De rechtbank passeert tevens het verweer dat een bamboevloer niet onder het verbod valt. Een dergelijke enge grammaticale interpretatie zou naar het oordeel van de rechtbank geen recht doen aan hetgeen de Vereniging van Eigenaars met het verbod hebben bedoeld, welke bedoeling blijkt uit de tussen partijen gevoerde schriftelijk discussie: het geheel verbieden van harde vloeren. Tussen partijen is niet in geschil dat de bamboevloer een harde vloer is.
4.4 Op grond van het vorenstaande zal de rechtbank de vordering tot verwijdering van de bamboevloer op straffe van een dwangsom toewijzen, waarbij de dwangsom - gelet op de bijzondere verhouding waarin partijen tot elkaar staan - zal worden gematigd en worden gemaximeerd. De vordering tot betaling van een dwangsom indien het verbod wederom wordt overtreden, zal worden afgewezen, omdat deze vordering naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende feitelijk is onderbouwd en ook anderszins niet gebleken is van omstandigheden waaruit blijkt dat [gedaagden] voornemens is het verbod wederom te gaan overtreden.
4.5 Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten overweegt de rechtbank dat zij het uitgangspunt hanteert dat het moet gaan om verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. [gedaagden] heeft de gevorderde kosten betwist. De Vereniging van Eigenaars heeft ter onderbouwing van deze vordering een tweetal facturen ingebracht van Boogaard Advocaten, die niet nader zijn gespecificeerd. Nu uit voornoemde facturen, noch uit de overige ingebrachte stukken blijkt, dat Boogaard Advocaten meer werkzaamheden heeft verricht, dan hier voren genoemd, zal de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
4.6 [gedaagden] zal, als de meest in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het geding.
- veroordeelt gedaagden, hoofdelijk, om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zorg te dragen voor verwijdering van de bamboevloer en/of andere harde vloerbedekking uit de privé-gedeelten (met name de hal, de gang en de keuken) van het appartement gelegen te [woonplaats + adres], met uitzondering van (eventuele) harde vloerbedekking in de badkamer/douche en toilet, op straffe van een dwangsom van € 250 per dag, met een maximum van € 10.000,00 te betalen aan eiseres, indien gedaagden in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen binnen de daarvoor gestelde termijn,
- veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, welke aan de zijde van eiseres tot aan dit moment worden begroot op € 257.53 wegens verschotten en € 330 wegens procureurssalaris.
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P. Geelhoed en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 20 maart 2002 in aanwezigheid van de griffier.