ECLI:NL:RBMAA:2011:BU7474

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
166833 / OT RK 11-2072
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging voorlopige machtiging tot gesloten plaatsing wegens het niet overleggen van de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper

Op 6 december 2011 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter, mr. R.E. Bakker, heeft de beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, die op 28 november 2011 een voorlopige machtiging had aangevraagd voor de gesloten plaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg. De moeder van [de minderjarige] heeft alleen het ouderlijk gezag en heeft ingestemd met het verzoek tot uithuisplaatsing.

Tijdens de zitting op 6 december 2011 werd duidelijk dat de huidige verblijfplaats van [de minderjarige] onbekend was en dat zij zich aan begeleiding onttrok. Bureau jeugdzorg maakte zich ernstige zorgen over haar veiligheid, vooral gezien haar verleden met de politie. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper, die vereist is voor de verlening van de voorlopige machtiging, niet was overgelegd. Dit was een schending van de wettelijke vereisten zoals vastgelegd in de Wet op de jeugdzorg (Wjz).

De kinderrechter oordeelde dat de voorlopige machtiging niet kon worden gehandhaafd zonder de vereiste instemmingsverklaring. De kinderrechter verwees naar eerdere jurisprudentie en de parlementaire geschiedenis van de Wjz, waarin het belang van deze verklaring als waarborg voor de jeugdige werd benadrukt. Aangezien de instemmingsverklaring niet was overgelegd, werd de voorlopige machtiging met ingang van 6 december 2011 beëindigd. De kinderrechter heeft de beschikking in het openbaar uitgesproken, waarbij belanghebbenden de mogelijkheid hebben om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 6 december 2011
Zaaknummer: 166833 / OT RK 11-2072
BESCHIKKING OP VERZOEK VOORLOPIGE MACHTIGING UITHUISPLAATSING IN EEN ACCOMMODATIE VOOR GESLOTEN JEUGDZORG
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige:
[Naam minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [1995],
verder te noemen: [de minderjarige],
advocaat mr. N.Th.G. Keulers,
kind van:
[Naam moeder], wonende te [woonplaats], [adres],
verder te noemen: de moeder.
1. Verloop van de procedure
Op 28 november 2011 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, verder te noemen: bureau jeugdzorg, verzocht [de minderjarige] voor de duur van vier weken te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Op 28 november 2011 heeft de kinderrechter bureau jeugdzorg een voorlopige machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg.
Bureau jeugdzorg en de belanghebbenden zijn gehoord ter zitting van 6 december 2011.
2. Vaststaande feiten
De moeder oefent alleen het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. De huidige verblijfplaats van [de minderjarige] is onbekend.
Bij beschikking van 18 februari 2011 is [de minderjarige] met ingang van 18 februari 2011 onder toezicht gesteld voor de termijn van een jaar.
3. Verzoek, grondslag en verweer
Bureau jeugdzorg heeft verzocht een voorlopige machtiging te verlenen om [de minderjarige] uit huis te plaatsen in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg voor de duur van maximaal vier weken.
Ter onderbouwing van het verzoek heeft bureau jeugdzorg verwezen naar de bij het verzoek gevoegde motivering en rapportage.
Bureau jeugdzorg heeft een indicatiebesluit overgelegd, waarin gesloten jeugdzorg is geïndiceerd voor een periode van zes maanden.
Ter zitting heeft de gezinsvoogd nog opgemerkt dat de huidige verblijfplaats van [de minderjarige] niet bekend is en dat ze zich aan elke vorm van begeleiding onttrekt. [de minderjarige] is eerder wegens vermoedens van winkeldiefstal opgepakt in Amsterdam. Nadat ze was vrijgelaten, is ze op de trein naar Maastricht gezet. Ze heeft de plaats van bestemming echter niet bereikt. De politie Maastricht heeft een zoekmelding uit laten gaan, maar ze is nog niet gevonden. Bureau jeugdzorg maakt zich mede gelet op het verleden ernstige zorgen over de veiligheid van [de minderjarige].
De gezinsvoogd heeft daarnaast opgemerkt dat de gedragswetenschapper ervan uit is gegaan dat hij na de beschikking van 28 november 2011 nog twee weken de tijd zou hebben om de wettelijk vereiste instemmingverklaring op te maken. Ten tijde van de zitting was deze verklaring nog niet overgelegd.
De advocaat heeft namens [de minderjarige] aangevoerd dat niet is voldaan aan de formele vereisten voor het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing in gesloten jeugdzorg, omdat er geen instemmingverklaring van de gedragswetenschapper is overgelegd. De advocaat heeft zich verder aan het oordeel van de kinderrechter gerefereerd.
De moeder heeft ter zitting ingestemd met het verzochte.
4. Beoordeling
In artikel 29c lid 3 van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) is bepaald dat een voorlopige machtiging slechts kan worden verleend indien de betrokken stichting heeft verklaard dat zich een geval als bedoeld in artikel 29c lid 2 van de Wjz voordoet. Bureau jeugdzorg heeft deze verklaring op 28 november 2011 opgemaakt en aan de rechtbank overgelegd.
In artikel 29c lid 4 van de Wjz is bepaald dat de verklaring, bedoeld in het derde lid, de instemming behoeft van een gedragswetenschapper behorende tot een bij regeling van Onze Ministers aangewezen categorie, die de jeugdige kort tevoren heeft onderzocht, tenzij onderzoek feitelijk onmogelijk was.
Anders dan de door bureau jeugdzorg benaderde gedragswetenschapper kennelijk heeft gemeend dient deze instemmingsverklaring direct bij het inleidende verzoekschrift aan de kinderrechter te worden overgelegd, ook als onderzoek van de jeugdige – zoals in deze zaak – feitelijk onmogelijk is gebleken. In haar beschikking van 28 november 2011 heeft de kinderrechter vastgesteld dat de instemmingsverklaring niet bij het inleidende verzoek was overgelegd en heeft zij bureau jeugdzorg in de gelegenheid gesteld dit stuk alsnog te verstrekken. Aangezien de instemmingsverklaring ter zitting van 6 december 2011 nog immer ontbrak, is de kinderrechter van oordeel dat de bij de beschikking van 28 november 2011 gegeven voorlopige machtiging met ingang van 6 december 2011 niet kan worden gehandhaafd en dus met ingang van die datum dient te worden beëindigd.
Ter nadere onderbouwing van het belang van de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper bij de rechterlijke beoordeling van verzoeken tot (voorlopige) machtiging tot gesloten plaatsing van jeugdigen verwijst de kinderrechter naar zijn beschikking van 2 juni 2010 (LJN: BM7024). De kinderrechter voegt hier, onder verwijzing naar de conclusie van de A-G voor HR 22 oktober 2010 (LJN: BO1245; NJ 2010, 568) nog aan toe dat uit de parlementaire geschiedenis van de Wjz (Kamerstukken II 2005/06, 30 644, nr. 3, p. 20–21) volgt dat de instemming van een gekwalificeerde gedragswetenschapper is bedoeld als een waarborg voor de jeugdige die het betreft, omdat dit vereiste voor de rechter een inhoudelijke toetsing mogelijk maakt van de grond voor de vrijheidsbeneming. Bij gebreke van deze waarborg kan de bij beschikking van 28 november 2011 gegeven voorlopige machtiging niet langer worden gehandhaafd.
5. Beslissing
De kinderrechter:
Handhaaft de bij de beschikking van 28 november 2011 gegeven voorlopige machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg, voor zover deze machtiging betrekking heeft op de periode tot 6 december 2011 en beëindigt deze machtiging met ingang van heden.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.E. Bakker, kinderrechter, en in het openbaar op
6 december 2011 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
PG
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.