ECLI:NL:RBMAA:2011:BU5873
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- L.M.J.A. barones van Hövell tot Westerflier Dassen
- S.A.H.M. Sneevliet
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de afwijzing van een tegemoetkoming scholieren op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten
In deze uitspraak van de Rechtbank Maastricht op 23 november 2011, met zaaknummer AWB 11/679, is de rechtmatigheid van een besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap beoordeeld. Eiser, geboren op 2 november 1992, had op 22 december 2010 een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming scholieren ingevolge de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten (Wtos). Deze aanvraag werd door de verweerder afgewezen, omdat eiser onderwijs volgde waarvoor geen tegemoetkoming mogelijk was. Eiser stelde in beroep dat de afwijzing onterecht was, omdat het vereiste dat alleen een tegemoetkoming kan worden verleend aan iemand die onderwijs aan een Nederlandse onderwijsinstelling volgt, in strijd zou zijn met het recht van vrij verkeer zoals neergelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (WVEU).
De rechtbank overwoog dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in eerdere arresten, waaronder het arrest Morgan en Bucher, heeft vastgesteld dat nationale regelingen die geen direct onderscheid naar nationaliteit maken, maar wel een belemmerend effect hebben, moeten worden getoetst aan de artikelen van het Verdrag. De rechtbank concludeerde dat de voorwaarde in artikel 2.9 van de Wtos, die een (indirecte) territoriale werking heeft, mogelijk in strijd is met het algemeen belemmeringsverbod. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet had onderkend dat deze voorwaarde een belemmering vormt voor het recht op vrij verkeer en dat het bestreden besluit niet deugdelijke motivering bevatte.
Daarom verklaarde de rechtbank het beroep van eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op EUR 437,-- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen ontvingen een afschrift op dezelfde datum.