ECLI:NL:CRVB:2010:BM0761

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
9 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-4341 WTOS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming scholieren in kosten voor opleiding in België onder de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant die een tegemoetkoming voor scholieren heeft aangevraagd op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) voor het volgen van een voltijdse VWO-opleiding in België. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft deze aanvraag afgewezen, met de reden dat de WTOS geen tegemoetkoming biedt voor opleidingen die in het buitenland worden gevolgd, zoals in België. De rechtbank Maastricht heeft de beslissing van de Minister bevestigd in haar uitspraak van 24 juni 2009, waartegen de appellant in hoger beroep is gegaan.

De Centrale Raad van Beroep heeft op 9 april 2010 uitspraak gedaan in deze zaak. De Raad heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de wetgever met de WTOS heeft beoogd om alleen tegemoetkomingen te verstrekken voor opleidingen die in Nederland worden gevolgd. De Raad heeft vastgesteld dat de opleiding van de appellant in België niet onder de bepalingen van de WTOS valt, en dat er geen aanleiding is om de hardheidsclausule toe te passen, ondanks de bijzondere omstandigheden die de appellant heeft aangevoerd.

De Raad heeft de aangevallen uitspraak bevestigd en geoordeeld dat het hoger beroep van de appellant geen doel treft. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met G. van der Wiel als voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier A.E. van Rooij.

Uitspraak

09/4341 WTOS
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[appellant], wonende te [woonplaats] (hierna: appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht van 24 juni 2009, 08/1761 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellant
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
Datum uitspraak: 9 april 2010
I. PROCESVERLOOP
In dit geding is een uitspraak aan de orde over een besluit dat is genomen door de IB-Groep. Op 1 januari 2010 is de Wet van 15 oktober 2009 tot intrekking van de Wet verzelfstandiging informatiseringsbank en wijziging van diverse wetten in verband met de oprichting van de Dienst Uitvoering Onderwijs in werking getreden. Als gevolg hiervan is de IB-Groep opgehouden te bestaan. Ingevolge artikel XXI, eerste lid, van de wet treedt in dit geding de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: de Minister) in de plaats van de IB-Groep. In deze uitspraak wordt onder de Minister tevens verstaan de IB-Groep.
Namens appellant heeft zijn moeder, [naam moeder van appellant], hoger beroep ingesteld.
De Minister heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2010.
Voor appellant is verschenen zijn moeder. De Minister was vertegenwoordigd door drs. P.M.S. Slagter.
II. OVERWEGINGEN
1.1. Appellant heeft een tegemoetkoming scholieren van 18 jaar en ouder op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) aangevraagd voor het volgen van een voltijdse VWO-opleiding in België.
1.2. Bij besluit van 23 oktober 2008 heeft de Minister zijn besluit tot weigering toekenning van een tegemoetkoming scholieren gehandhaafd onder de overweging dat voor een opleiding in België ingevolge het bepaalde in de artikelen 2.9 en 2.10 van de WTOS geen recht op een tegemoetkoming bestaat.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het besluit van 23 oktober 2008 bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat de door appellant gevolgde opleiding in België niet valt onder te brengen onder een van de in de artikelen 2.9 en 2.10 van de WTOS genoemde opleidingen zodat volgens de WTOS geen recht op een tegemoetkoming bestaat. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het beroep van appellant op de hardheidsclausule niet slaagt.
3. Het hoger beroep van appellant richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat in de bijzondere omstandigheden van dit geval geen aanleiding wordt gevonden om toepassing te geven aan de hardheidsclausule.
4.1. De Raad onderschrijft volledig het oordeel van de rechtbank, en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, dat het beroep van appellant op de hardheidsclausule niet slaagt.
4.2. De Raad wijst er, evenals de rechtbank, op dat het de uitdrukkelijke bedoeling van de wetgever is dat slechts een tegemoetkoming scholieren ingevolge de WTOS kan worden verstrekt voor (bepaalde) in Nederland te volgen schoolopleidingen. Dit betekent dat noch de op zichzelf begrijpelijke keuze van appellant voor het volgen van een schoolopleiding in België, noch de overige door appellant aangevoerde omstandigheden, er toe kunnen leiden dat onder toepassing van de hardheidsclausule wordt afgeweken van de territoriale werking van de WTOS.
4.3. Het hoger beroep treft mitsdien geen doel. De aangevallen uitspraak moet dan ook worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en C.G. Kasdorp en J. Brand als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.E. van Rooij als griffier, uitgesproken in het openbaar op 9 april 2010.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.E. van Rooij.
KR