ECLI:NL:RBMAA:2009:BK1763

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
27 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
143615 / OT RK 09-1558
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met psychiatrische problematiek van de ouders

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 27 oktober 2009 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De ouders van [de minderjarige] kampen met ernstige psychiatrische problematiek, waardoor zij niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van hun kind op zich te nemen. De minderjarige verblijft momenteel in een pleeggezin. Bureau Jeugdzorg heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een periode van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders. Dit verzoek is gedaan op basis van een indicatiebesluit, dat echter niet meer geldig bleek te zijn volgens de wetgeving.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het indicatiebesluit dat door Bureau Jeugdzorg is overgelegd identiek is aan een eerder besluit dat aan een eerdere machtiging ten grondslag heeft gelegen. De toevoeging van een nieuwe geldigheidstermijn maakt dit niet tot een nieuw indicatiebesluit. Bureau Jeugdzorg kan zich niet beroepen op technische beperkingen van hun systeem om een nieuw indicatiebesluit aan te maken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog steeds aanwezig zijn, maar dat Bureau Jeugdzorg niet heeft voldaan aan de wettelijke vereisten voor de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing.

De kinderrechter heeft uiteindelijk besloten om de termijn van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen, maar heeft Bureau Jeugdzorg aangespoord om met spoed een nieuw indicatiebesluit op te stellen dat aan de wettelijke eisen voldoet. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 27 oktober 2009
Zaaknummer: 143615 / OT RK 09-1558
BESCHIKKING OP VERZOEK VERLENGING ONDERTOEZICHTSTELLING
EN VERLENGING MACHTIGING UITHUISPLAATSING
De kinderrechter heeft de navolgende beschikking gegeven met betrekking tot de minderjarige:
[de minderjarige], geboren te [geboortegegevens],
verder te noemen [de minderjarige],
kind van:
[de moeder], wonende te [adres],
verder te noemen de moeder,
en
[de vader], wonende te [adres], verder te noemen de vader,
advocaat mr. L.W.M. Hendriks, kantoorhoudende te Maastricht.
Voorts worden als belanghebbenden aangemerkt:
[de pleegouders].
1. Verloop van de procedure
Op 28 augustus 2009 heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond, verder te noemen bureau jeugdzorg, een verzoekschrift tot verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting van 20 oktober 2009.
2. Vaststaande feiten
[de minderjarige] is geboren uit het huwelijk van de moeder en de vader.
De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit. [de minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
Bij beschikking van 28 oktober 2008 van de kinderrechter is de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] met ingang van 28 oktober 2008 laatstelijk verlengd tot en met 27 oktober 2009.
De ondertoezichtstelling loopt vanaf 8 augustus 2008.
Bij beschikking van 17 juli 2009 van de kinderrechter is de machtiging uithuisplaatsing laatstelijk verlengd tot en met
27 oktober 2009.
3. Verzoek, grondslag en verweer
3.1
Bureau jeugdzorg heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen voor een periode van een jaar en de machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij pleegouders te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft bureau jeugdzorg verwezen naar de bij het verzoek gevoegde motivering en rapportage en het navolgende – zakelijk weergegeven – aangevoerd.
[de minderjarige] is direct bij zijn geboorte uit huis geplaatst. Beide ouders kampen met psychiatrische problematiek, waardoor zij niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van [de minderjarige] op zich te nemen. De bezoekregeling wordt regelmatig afgezegd waardoor geen sprake is van structureel contact van de ouders met [de minderjarige]. Bovendien zijn de ouders zeer wantrouwend ten opzichte van de hulpverlening. Hierdoor komt geen goede samenwerkingsrelatie tot stand.
3.3
De advocaat heeft namens de ouders verweer gevoerd. De ouders willen de zorg en opvoeding van [de minderjarige] zelf op zich nemen. Zij vinden het contact met [de minderjarige], dat in het kader van een bezoekregeling één keer per maand plaatsvindt, te weinig.
De moeder van [de minderjarige] heeft nog twee kinderen die thans in Marokko verblijven. Deze kinderen komen echter terug naar Nederland en gaan bij de moeder wonen. De moeder wil dat [de minderjarige] eveneens thuis komt wonen, dan is het gezin compleet.
3.4
De pleegouders hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij het verzoek van bureau jeugdzorg ondersteunen.
4. Beoordeling
De kinderrechter stelt vast dat beide ouders ernstige psychische beperkingen hebben die het hun onmogelijk maken [de minderjarige] te verzorgen en op te voeden. De moeder is in verband met een suïcidepoging recentelijk in het AZM opgenomen. De vader is hierdoor ernstig in de war geraakt en speelt nu met de gedachte om richting Den Haag te verhuizen. Het is bureau jeugdzorg ook het afgelopen jaar niet gelukt een samenwerkingsrelatie met de ouders aan te gaan. Ook de bezoekregeling met [de minderjarige] verloopt problematisch, evenals de relatie tussen de ouders en de hulpverleners. De kinderrechter is dan ook van oordeel dat de gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat voorzetting van de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding.
Zoals ter zitting is besproken heeft de kinderrechter echter moeten vaststellen dat bureau jeugdzorg heeft verzuimd een geldig indicatiebesluit over te leggen, zodat [de minderjarige] geen wettelijke aanspraak heeft op bekostiging van het voor hem noodzakelijk geachte verblijf bij pleegouders. Deze conclusie berust op de volgende overwegingen.
Bureau jeugdzorg heeft aan het huidige verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] een op 18 september 2008 gedateerd indicatiebesluit ten grondslag gelegd. Dit besluit is in werking getreden op 20 september 2008. In de kop van het besluit is vet gedrukt vermeld: “start uitvoering hulp: 31 maart 2009 (geldig tot en met 30 maart 2010)”. Uit het door bureau jeugdzorg overgelegde Plan van Aanpak is af te leiden dat het indicatiebesluit tot doel heeft [de minderjarige] aanspraak te geven op verblijf bij pleegouders.
[de minderjarige] is op 31 maart 2009 in het huidige pleeggezin geplaatst. Deze plaatsing is geschied in het kader van de beschikking van de kinderrechter van 28 oktober 2008, waarbij bureau jeugdzorg is gemachtigd [de minderjarige] voor een periode van negen maanden uit huis te plaatsen, onder afwijzing van het verzoek [de minderjarige] voor de resterende termijn van de ondertoezichtstelling uit huis te plaatsen.
Op 28 mei 2009 heeft bureau jeugdzorg een nieuw verzoekschrift ingediend. Daarbij is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing bij pleegouders te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot en met 27 oktober 2009. Aan dit verzoek heeft bureau jeugdzorg een indicatiebesluit ten grondslag gelegd, dat volledig identiek is aan het indicatiebesluit dat ten grondslag ligt aan het huidige verzoek, behoudens voornoemde vetgedrukte bewoordingen. Mede op basis van dit besluit heeft de kinderrechter bureau jeugdzorg bij beschikking van 17 juli 2009 gemachtigd tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] bij pleegouders tot 28 oktober 2009.
Naar het oordeel van de kinderrechter brengt de loutere toevoeging van voornoemde vetgedrukte bewoordingen aan het huidige verzoek niet mee dat dit verzoek geacht kan worden te zijn gebaseerd op een nieuw indicatiebesluit. Het in het kader van het huidige verzoek overgelegde besluit heeft dezelfde inhoud en ziet op dezelfde aanspraak als het besluit dat ten grondslag heeft gelegen van de beschikking van 17 juli 2009. De inhoud van het in het kader van het huidige verzoek overgelegde besluit geeft niet de huidige stand van zaken weer, maar die van ruim een jaar geleden.
In artikel 3 lid 4 laatste volzin van de Wet op de jeugdzorg (Wjz) is bepaald dat, indien de duur van de machtiging korter is dan de termijn, bedoeld in artikel 6 lid 1 onder c Wjz, die termijn gelijk wordt aan de duur van de machtiging. De in laatstgenoemde bepaling genoemde termijn is de termijn gedurende welke de aanspraak geldt nadat de in het besluit voorziene zorg is aangevangen. De zorg waarop het aan de beschikking van 17 juli 2009 ten grondslag liggende indicatiebesluit aanspraak geeft (het verblijf van [de minderjarige] bij de pleegouders) is aangevangen op 31 maart 2009. Omdat de bij de beschikking van 17 juli 2009 gegeven machtiging voor de duur van drie maanden is gegeven, is ook de duur van de aanspraak (de geldigheidsduur van het indicatiebesluit) tot deze periode beperkt. Om te bewerkstelligen dat [de minderjarige] ook met ingang 28 oktober 2009 aanspraak zou kunnen maken op verblijf bij zijn pleegouders had bureau jeugdzorg dan ook een nieuw indicatiebesluit moeten overleggen, waarin wordt gemotiveerd waarom ook de huidige situatie waarin [de minderjarige] verkeert aanleiding geeft tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Voorts had het op de weg van bureau jeugdzorg gelegen de ouders over dit nieuwe indicatiebesluit te horen.
Zoals ter zitting is gebleken heeft bureau jeugdzorg deze consequenties niet onderkend. De ter zitting aanwezige gezinsvoogdijmedewerkster heeft verklaard dat “het systeem” het onmogelijk maakt in een situatie als in deze zaak aan de orde is een nieuw indicatiebesluit aan te maken. Bureau jeugdzorg is ervan overtuigd dat [de minderjarige] op grond van het bij het verzoek overlegde indicatiebesluit tot 31 maart 2010 aanspraak heeft op verblijf bij zijn pleegouders. Zoals uit het voorgaande blijkt deelt de kinderrechter deze overtuiging niet. De kinderrechter merkt hierbij op dat niet de wet ondergeschikt is aan het (computer)systeem, maar het systeem aan de wet.
Gelet op de ernst van de situatie waarin [de minderjarige] verkeert zou het naar het oordeel van de kinderrechter onaanvaardbaar zijn de onjuiste interpretatie die bureau jeugdzorg aan de op het indicatiebesluit betrekking hebbende bepalingen heeft gegeven ten koste van [de minderjarige] te laten gaan. Buiten twijfel staat dat [de minderjarige] is aangewezen op verblijf bij zijn pleegouders. Buiten twijfel is voorts dat bureau jeugdzorg ten behoeve van [de minderjarige] aanspraak op deze zorg heeft beoogd te vestigen. De kinderrechter vertrouwt erop dat bureau jeugdzorg alsnog met spoed een nieuw indicatiebesluit zal nemen dat wel aan de wettelijke eisen voldoet.
5. Beslissing:
Verlengt de termijn waarvoor voornoemde minderjarige onder toezicht is gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg met ingang van 28 oktober 2009 voor één jaar.
Verlengt de termijn van de machtiging uithuisplaatsing van voornoemde minderjarige bij pleegouders met ingang van
28 oktober 2009 voor de termijn van één jaar.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.E. Bakker, kinderrechter, en in het openbaar op 27 oktober 2009 uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
NL
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.