ECLI:NL:RBMAA:2008:BG4391

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
17 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
130998/131001
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van het gezag en ondertoezichtstelling van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 17 september 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de uitoefening van het gezag over hun minderjarige kind. De man had verzocht om de vrouw te schorsen in de uitoefening van het gezag, omdat hij vreesde dat de vrouw, die eerder de minderjarige had ontvoerd, opnieuw in strijd met de belangen van het kind zou handelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op 17 juni 2008 de minderjarige had ontvoerd en dat zij daarna door de politie was aangetroffen in een opvanghuis. De man stelde dat de vrouw volstrekt onberekenbaar gedrag vertoonde en dat er geen omgangsregeling was vastgesteld, omdat de vrouw weigerde om afspraken te maken.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man beoordeeld en geconcludeerd dat, hoewel er zorgen waren over de situatie, het niet dringend en onverwijld noodzakelijk was om de vrouw te schorsen in de uitoefening van het gezag. De rechtbank heeft daarbij de belangen van de minderjarige in overweging genomen en vastgesteld dat de verzochte schorsing een zeer ingrijpende maatregel zou zijn. In plaats daarvan heeft de rechtbank besloten om de minderjarige onder toezicht te stellen van de stichting bureau jeugdzorg Limburg, met ingang van 17 september 2008 tot 17 september 2009. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De rechtbank heeft benadrukt dat ouders de belangen van hun kind voorop moeten stellen en dat de verhoudingen tussen de ouders genormaliseerd moeten worden. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een meervoudige kamer en de beslissing is openbaar uitgesproken door de voorzitter, mr. R.E. Bakker, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Datum uitspraak: 17 september 2008
Zaaknummers: 130998 / FA RK 08-1055
131001 / FA RK 08-1056
De meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven.
inzake:
[naam man],
verzoeker, verder te noemen: de [woonplaats man],
advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra,
en:
[naam vrouw],
wederpartij, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat mr. A.M.B.J. Derks-Höppener,
en
zaaknummer 130996 / FA RK 08-1054
[naam vrouw],
verzoekster, verder te noemen: de vrouw,
wonende te [woonplaats vrouw],
advocaat mr. A.M.B.J. Derks-Höppener,
en
[naam man],
wederpartij, verder te noemen: de man,
wonende te [woonplaats man],
advocaat mr. R.M.H.H. Tuinstra.
1.Verloop van de procedure
Zaaknummer 130998
De man heeft op 27 juni 2008 een verzoekschrift tot schorsing in de uitoefening van het gezag ingediend.
De man heeft bij brieven van 7 augustus 2008 en 11 september 2008 aanvullende stukken overgelegd.
Door de vrouw is op 15 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Zaaknummer 131001
De man heeft op 27 juni 2008 een verzoekschrift tot primair ontzetting van het gezag en subsidiair wijziging van het gezag ingediend.
De vrouw heeft op 15 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Zaaknummer 130996
De vrouw heeft op 27 juni 2008 een verzoekschrift tot wijziging van het gezag en wijziging van het hoofdverblijf en subsidiair vaststelling omgangsregeling ingediend.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
In alle zaken
De zaken zijn behandeld ter terechtzitting van 17 september 2008.
De rechtbank heeft op grond van artikel 285 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de voeging bevolen van de drie tussen partijen lopende procedures.
De rechtbank acht thans termen aanwezig om de onderhavige zaak met nummer 130998 af te splitsen van de zaken met nummer 130096 en 131001 en daarin bij afzonderlijke beschikking te beslissen.
2. Vaststaande feiten
Partijen hebben een affectieve relatie gehad, waaruit de minderjarige op [geboortedatum minderjarige] is geboren.
De man heeft [de minderjarige] met toestemming van de vrouw erkend.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit.
[de minderjarige] heeft zijn hoofdverblijf bij de man.
3.1 Het verzoek
De man heeft verzocht om, hangende de door hem op 27 juni 2008 aanhangig gemaakte procedure tot ontzetting van de vrouw van het ouderlijk gezag, de vrouw op grond van artikel 1:271 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek te schorsen in de uitoefening van het gezag, nu dit dringend en onverwijld noodzakelijk is.
De man stelt dat de vrouw [de minderjarige] op 17 juni 2008 heeft ontvoerd en spoorloos met hem verdween tot 25 juni 2008. De vrouw is vervolgens door de politie aangetroffen in een opvanghuis in Emmen en teruggebracht naar Sittard. De vrouw is aangehouden en verhoord.
Er is geen omgangsregeling vastgesteld tussen de vrouw en [de minderjarige] nu de vrouw heeft geweigerd concrete afspraken te maken en elke bemiddeling van de hand heeft gewezen.
De vrouw vertoont volstrekt onberekenbaar en onvoorspelbaar gedrag en handelt in strijd met de belangen van [de minderjarige].
Ter zitting stelt de man dat de vrouw niets heeft ondernomen in haar zoektocht naar adequate hulp voor zichzelf zoals het gerechtshof heeft aangegeven tijdens de behandeling van het ingesteld hoger beroep. Het vertrouwen van de man in de vrouw is weg en hij weet niet hoe dat vertrouwen ooit weer terug kan komen, zolang de vrouw geen verdere stappen onderneemt en hulp zoekt. De man is bang dat de vrouw terug zal vallen in haar oude gedrag en [de minderjarige] weer zal ontvoeren met alle gevolgen van dien. [de minderjarige] heeft behoefte aan rust, geborgenheid en stabiliteit in een veilig opvoedingsklimaat en dat kan de vrouw hem niet bieden. Voor de man zijn voornoemde acties die de vrouw heeft ondernomen de aanleiding geweest om deze verzoeken in te dienen.
3.2 Het verweer
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. De vrouw heeft [de minderjarige] meegenomen omdat hij slecht verzorgd werd en hij zich door de vrouw in de steek gelaten voelde. De vrouw heeft in voorarrest gezeten nadat zij zich met [de minderjarige] in een Blijf van mijn Lijf huis had gemeld in Emmen. De rechter-commissaris heeft tot haar schorsing beslist op voorwaarde dat zij zich niet schuldig maakt aan strafbare handelingen. De vrouw wil niet meer in detentie geplaatst worden waardoor het voorliggende verzoek van de man overbodig is. De vrouw vat het verzoek van de man op als een nieuw signaal van de man om haar de grond in te boren. Zij mag op dit moment geen enkel contact met [de minderjarige] hebben behalve met uitdrukkelijke toestemming van de man die hiertoe niet besluit.
De vrouw heeft zich voor begeleiding gewend tot Stichting Partners en Welzijn. Om nieuwe incidenten te vermijden heeft zij er thans voor gekozen om pas op de plaats te maken in het belang van [de minderjarige] en dat mag haar nu niet verweten worden. Het kind wordt zo heen en weer geslingerd dat hij in een loyaliteitsconflict dreigt te geraken. De vrouw mist [de minderjarige] ontzettend en wil niets liever dan zo snel mogelijk contact met hem hebben. De vrouw begrijpt niet dat de man blijft terugkomen op haar geestestoestand. De vrouw is geestelijk gezond.
3.3 De raad
De raad heeft ter zitting gesteld dat uit zijn eerder ingesteld onderzoek gebleken is dat beide partijen geschikt zijn als opvoeder van [de minderjarige], maar dat partijen niet in staat zijn op een adequate wijze met elkaar om te kunnen gaan, waardoor er een onwerkbare situatie ontstaat.
De raad blijft van mening dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is.
4. Beoordeling
De verhoudingen tussen partijen zijn verhard. Zoals uit de stukken en ter zitting wederom is gebleken zitten partijen vast in hun stellingen enerzijds dat bij de vrouw sprake is van een psychische stoornis ( stelling van de man) en anderzijds dat er in de sfeer van de man seksueel misbruik heeft plaatsgevonden ten aanzien van [de minderjarige] (stelling van de vrouw).
Doordat de man en de vrouw elkaar blijven bestoken met hun standpunten is er ten aanzien van [de minderjarige] sprake van een ernstige bedreiging in zijn ontwikkeling.
Immers, doordat partijen in hun standpunten blijven volharden en die blijven uitdragen, is er een groot risico dat [de minderjarige], die loyaal naar zijn ouders is, verloren of klem dreigt te geraken tussen de man en de vrouw.
Ouders dienen er voor te zorgen dat zij in hun houding naar elkaar en naar [de minderjarige] toe, de belangen van [de minderjarige] centraal stellen en niet hun eigen belangen bestaande uit het verkrijgen van een gelijk.
Het is echter niet dringend en onverwijld noodzakelijk, dat de vrouw in de uitoefening van het gezag wordt geschorst. De rechtbank betrekt bij haar oordeel dat de verzochte schorsing een zeer ingrijpende maatregel in de rechten van de vrouw is. Hetgeen de man in het kader van zijn verzoek tot schorsing heeft aangevoerd is, mede gezien de betrekkelijke rust rondom [de minderjarige] op dit moment, onvoldoende rechtvaardiging voor het thans uitspreken van een dergelijke vergaande maatregel.
Wel zal de rechtbank de ondertoezichtstelling uitspreken met benoeming van een gezinsvoogdij instelling als volgens de wet.
De gezinsvoogd zal de belangen van [de minderjarige] centraal stellen en in het kader daarvan kunnen bewerkstelligen dat de verhouding tussen de man en de vrouw genormaliseerd wordt, iets waartoe partijen kennelijk zonder inbreng van derden, niet in staat zijn.
5. Beslissing
De rechtbank:
Wijst het verzoek om de vrouw te schorsen in de uitoefening van het gezag af.
Stelt voornoemde minderjarige onder toezicht van de stichting bureau jeugdzorg Limburg, gevestigd te Roermond met ingang van 17 september 2008 tot 17 september 2009.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.E. Bakker, voorzitter, mr. P.E C.M. Dahmen en
mr. P.H. Brandts, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken door mr. R.E. Bakker voornoemd op 17 september 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
LF
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.