ECLI:NL:RBMAA:2008:BF1299
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.E. Bakker
- P. Hoekstra
- J.H. Klifman
- Rechtspraak.nl
Wraking van een rechter op grond van vermeende vooringenomenheid in civiele procedure
In deze zaak, die op 9 september 2008 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, is een verzoek tot wraking ingediend door de verzoeker, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. G.A.M.F. Spera. Het verzoek tot wraking was gebaseerd op de stelling dat de rechter, [Naam rechter], een voorlopig oordeel had geveld dat de verzoeker de indruk gaf dat er geen ruimte meer was voor een andere uitkomst van de zaak. Dit oordeel werd als een aanwijzing voor vooringenomenheid beschouwd, wat in strijd zou zijn met het recht op een onpartijdige rechter zoals vastgelegd in artikel 6, lid 1, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat wraking mogelijk is op basis van feiten en omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De rechtbank heeft geen zwaarwegende aanwijzingen gevonden voor de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen was. De rechter had na het verhoor van een getuige een voorlopig oordeel geveld, maar dit werd niet als definitief beschouwd. De rechtbank concludeerde dat de formulering van de rechter niet zo stellig was dat deze geen ruimte voor een andere uitkomst liet.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat een voorlopig oordeel van de rechter niet automatisch leidt tot een grond voor wraking. De zaak werd verder verwezen naar de rol voor beraad over de voortzetting van de enquête en contra-enquête, wat ook wijst op de voorlopige aard van het oordeel. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, bestaande uit mr. R.E. Bakker, mr. P. Hoekstra en mr. J.H. Klifman, in aanwezigheid van griffier P.J. van der Zee.