ECLI:NL:RBMAA:2008:BD3309
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot boedelbeschrijving in het kader van een nalatenschap
In deze zaak heeft de rechtbank Maastricht op 4 juni 2008 uitspraak gedaan in een incident betreffende een vordering tot boedelbeschrijving. De eiser in het incident, [Gedaagde in het incident], heeft gevorderd dat de rechtbank een boedelbeschrijving gelast van de gemeenschappen die bestaan uit de nalatenschap van hun ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering tot boedelbeschrijving kan worden ingediend bij de sector civiel van de rechtbank, zoals omschreven in artikel 3:194 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De rechtbank oordeelt dat de wetgever de mogelijkheid heeft willen openstellen om een boedelbeschrijving bij dagvaarding te vorderen, naast de mogelijkheid die artikel 672 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) biedt voor een verzoekschriftprocedure bij de kantonrechter.
De rechtbank heeft de vordering van [Gedaagde in het incident] afgewezen, omdat de procedure correct was ingeleid bij de juiste sector van de rechtbank. De rechtbank heeft ook bepaald dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. De zaak zal worden voortgezet met een comparitie na antwoord, waarvoor een datum is vastgesteld op 26 juni 2008. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en betreft een belangrijke uitspraak in het civiele recht, specifiek binnen het personen- en familierecht, met betrekking tot de bevoegdheid en de procedure voor het aanvragen van een boedelbeschrijving.
De uitspraak is relevant voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt hoe de vordering tot boedelbeschrijving moet worden behandeld in het kader van een verdeling van een nalatenschap. De rechtbank heeft de juridische basis voor de vordering uiteengezet en de procedurele stappen die partijen moeten volgen om een boedelbeschrijving te verkrijgen.