ECLI:NL:RBMAA:2006:AY5549
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van onverschuldigd betaald ziekengeld en immateriële schadevergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 12 juli 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, [A], en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin werd medegedeeld dat zij te veel ziekengeld had ontvangen over de periode van 1 mei 2001 tot en met 15 april 2002. Het UWV had besloten om een bedrag van € 10.796,18 terug te vorderen. Eiseres stelde dat de lange duur van de besluitvorming door het UWV een schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM met zich meebracht, wat zou moeten leiden tot matiging van de terugvordering en toekenning van immateriële schadevergoeding.
De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had besloten tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde ziekengeld, aangezien er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien. De rechtbank concludeerde dat de redelijke termijn was overschreden, en dat eiseres als gevolg van deze overschrijding spanning en frustratie had ondervonden. De rechtbank kende eiseres een immateriële schadevergoeding toe van € 1.500, rekening houdend met de lange duur van de procedure en de omstandigheden van de zaak.
Daarnaast werd het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, die in totaal op € 650,93 werden vastgesteld, inclusief de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van dat besluit geheel in stand blijven. De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de gevolgen van vertraging voor betrokkenen.