ECLI:NL:RBMAA:2006:AU9770

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 januari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 05/1044 LEGGW
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag gemeentelijke leges voor lichte bouwvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 januari 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een particulier, en verweerder, het Hoofd van de Afdeling Financiën van de Gemeente Margraten. Eiser had een aanvraag ingediend voor een lichte bouwvergunning voor het bouwen van een hekwerk met poort. Bij beschikking van 24 november 2004 legde verweerder eiser een aanslag in de gemeentelijke leges op van in totaal € 176,--, waarvan € 77,-- betrekking had op de behandeling van de bouwaanvraag door de welstandscommissie. Eiser was het niet eens met deze kosten en heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van eiser is behandeld ter zitting op 29 november 2005, waar eiser in persoon aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigden. Eiser stelde dat het hekwerk voldeed aan de loketcriteria voor erf- en perceelafscheidingen, waardoor geen welstandsadvies en bijbehorende kosten nodig zouden zijn. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen en geconcludeerd dat de behandelend ambtenaar ten onrechte de aanvraag aan de welstandscommissie heeft voorgelegd.

De rechtbank oordeelde dat de materiaaltoepassing van het hekwerk, dat door eiser als 'ander natuurlijk niet snel verwerend materiaal' werd aangeduid, geen reden vormde voor het voorleggen van de aanvraag aan de welstandscommissie. De rechtbank heeft het bestreden besluit van 11 mei 2005 vernietigd en het bedrag aan leges verlaagd tot € 130,--. Tevens werd bepaald dat de gemeente Margraten het door eiser betaalde griffierecht van € 37,-- diende te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.E. Bakker, voorzitter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. J.A.L. Devoi.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Bestuursrecht
Procedurenummer: AWB 05 / 1044 LEGGW
Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiser],
wonende te [woonplaats], eiser,
tegen
het Hoofd van de Afdeling Financiën van de Gemeente Margraten,
gevestigd te Margraten, verweerder.
Datum bestreden besluit: 11 mei 2005
Kenmerk: 2004/5468
Behandeling ter zitting: 29 november 2005
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 11 mei 2005 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de hem bij beschikking van 24 november 2004 opgelegde aanslag in de gemeentelijke leges ongegrond verklaard.
Tegen eerstgenoemd besluit heeft eiser bij brief van 26 mei 2005 beroep ingesteld.
Bij brief van 14 juli 2005 heeft verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: de Awb) de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank op 29 november 2005, alwaar eiser in persoon is verschenen.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. R.H. Wiegeraad, die als jurist werkzaam is bij Kafi Advies B.V. te Woerden, en dhr. R.P.J.J. van Sint Fiet, werkzaam bij verweerders gemeente.
2. Overwegingen
Bij beschikking van 24 november 2004 heeft verweerder eiser een aanslag in de gemeentelijke leges ten bedrage van –in totaal– € 176,-- opgelegd, vanwege het in behandeling nemen van de aanvraag om een lichte bouwvergunning voor het bouwen van een hekwerk met poort op het perceel kadastraal bekend gemeente Margraten, sectie [...], nummer [...], plaatselijk bekend [adres] te [woonplaats]. Een deel van voornoemd bedrag (€ 77,--) heeft betrekking op de behandeling van eisers bouwaanvraag door de welstandscommissie.
Verweerder heeft bovenomschreven beschikking bij het thans bestreden besluit van 11 mei 2005 gehandhaafd.
Eiser kan zich niet verenigen met het feit dat hem kosten in rekening zijn gebracht voor de behandeling van zijn bouwaanvraag door de welstandscommissie. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het hekwerk waarvoor de bouwvergunning is aangevraagd, voldoet aan de loketcriteria voor erf- en perceelafscheidingen van de welstandsnota waardoor geen welstandsadvies/-kosten nodig zijn. Ter staving van dit standpunt heeft eiser in beroep aangevoerd dat het hekwerk van ijzer is en dat dit materiaal is aan te merken als ‘ander natuurlijk niet snel verwerend materiaal’. Bovendien betreft het onderhavige hekwerk, aldus eiser, een rasterwerk met begroeiing.
In geding is de vraag of verweerder zijn beschikking eiser voornoemde aanslag op te leggen, bij het thans bestreden besluit terecht en op goede gronden heeft gehandhaafd. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2001 van verweerders gemeente (vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2000 en, voor zover voor dit geding van belang, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 11 november 2003; hierna te noemen: de Verordening) wordt onder de naam van leges geheven: rechten terzake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Ingevolge artikel 3 van de Verordening worden de leges geheven van de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.
In hoofdstuk 5 is van de Tarieventabel, behorende bij de Verordening, voor het belastingjaar 2004 ten aanzien van lichte bouwvergunningen –voor zover thans van belang– het navolgende bepaald:
"5.8 Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van:
5.9 een aanvraag tot het verkrijgen van een lichte bouwvergunning als bedoeld in artikel 1 lid 1 sub q
van de Woningwet 1% van de bouwkosten met een minimum van 48,00
5.10 indien de in 5.9 bedoelde aanvraag voor een eerste advies wordt voorgelegd aan de welstandscommissie wordt het in 5.9 opgenomen tarief verhoogd met 77,00
5.13 Indien de in 5.9 bedoelde aanvraag voor wat betreft de redelijke eisen van welstand door het college wordt getoetst aan de welstandsnota (ambtelijke welstandstoets) wordt het in 5.9 opgenomen tarief verhoogd met 31,00"
Partijen verschillen van mening over de vraag of de door eiser ingediende aanvraag voor een lichte bouwvergunning wel aan de welstandscommissie voorgelegd had moeten worden. Dienaangaande overweegt de rechtbank als volgt.
In verweerders gemeente vigeert een welstandsnota, die op 7 juni 1994 door de raad van verweerders gemeente is vastgesteld. Bij die nota zijn de navolgende loketcriteria gegeven voor een erf- of perceelsafscheiding:
"Als er geen trendsetter is, voldoet een erfafscheiding in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als aan onderstaande criteria wordt voldaan:
? materiaal overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, overeenkomstig het hoofdgebouw of uitgevoerd in metselwerk of hout of ander natuurlijk en niet snel verwerend materiaal. Ook is een combinatie van metselwerk met hout of een ander natuurlijk materiaal mogelijk.
? geen toepassing van kunststof, (plaat-)staal, rietmatten of vlechtschermen. Rasterwerk met begroeiing is wel mogelijk.
? kleur overeenkomstig een eventuele aangrenzende erfafscheiding, afgestemd op het hoofdgebouw of uitgevoerd in donkere kleurtinten.
? de erfafscheiding moet voldoen aan eventuele specifieke criteria voor erfafscheidingen uit het gebiedsgerichte beoordelingskader.
? bij hoeksituaties waar niet duidelijk is welke de voorgevel is, dient altijd advies van de welstandscommissie te worden ingewonnen."
Blijkens de welstandsnota dienen deze criteria om snel een advies af te kunnen geven voor kleine veelvoorkomende bouwwerken en zijn ze aan te merken als vrijwel absolute, objectieve criteria die de planindiener vooraf maximale duidelijkheid geven. Voorts blijkt uit die welstandsnota dat de gemandateerde ambtenaar, indien het bouwplan aan de loketcriteria voldoet, het positieve welstandsoordeel kan geven. Indien het bouwplan niet voldoet of er sprake is van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, wordt het bouwplan aan de welstandscommissie voorgelegd, die bij de beoordeling tevens gebruik maakt van de gebiedsgerichte en de algemene welstandcriteria.
De rechtbank zijn geen feiten en/of omstandigheden gebleken op grond waarvan geoordeeld dient te worden dat meergenoemde welstandsnota kennelijk onredelijk of willekeurig is, weshalve die nota bij de onderhavige beoordeling wordt betrokken.
Blijkens het thans bestreden besluit van 11 mei 2005 is de behandelend ambtenaar bij de beoordeling van eisers aanvraag om een lichte bouwvergunning tot de conclusie gekomen dat die aanvraag niet afgedaan kon worden onder de noemer loketcriteria. Te meer omdat het betreffend bouwwerk van een materiaal werd uitgevoerd dat niet ‘natuurlijk’ is, zijnde staal. Deze materiaaltoepassing was, zo blijkt nog steeds uit voornoemd besluit, voor de behandelend ambtenaar aanleiding om de betreffende bouwaanvraag voor te leggen aan de welstandscommissie.
Ter zitting is daarentegen zijdens verweerder te kennen gegeven dat het onderhavige hekwerk van ijzer is en dat dit een natuurlijk materiaal is. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de materiaaltoepassing geen reden (meer) vormt voor het aan de welstandscommissie voorleggen van eisers aanvraag om een lichte bouwvergunning. Dat er nog (een) andere reden(en) was/waren voor het voorleggen van die aanvraag aan de welstandscommissie, is weliswaar ter zitting zijdens verweerder gesteld, doch die reden(en) is/zijn in dit geding niet gebleken. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het onderhavige bouwplan dan ook aan de loketcriteria, zodat de thans in geding zijnde bouwaanvraag ten onrechte aan de welstandscommissie is voorgelegd. Eisers beroep tegen het thans bestreden besluit van 11 mei 2005 is om die reden dan ook gegrond, in welk kader dat besluit ingevolge artikel 8:72, eerste lid, van de Awb dient te worden vernietigd.
Gelet op het vorenoverwogene, alsmede gelet op hetgeen in hoofdstuk 5 van de Tarieventabel, behorende bij de Verordening, voor het belastingjaar 2004 is bepaald ten aanzien van lichte bouwvergunningen is de rechtbank van oordeel dat na vernietiging rechtens nog maar één beslissing mogelijk is: ingevolge artikel 5.13 van die tabel dient het in 5.9 opgenomen tarief verhoogd te worden met € 31,--. De rechtbank maakt dan ook gebruik van de haar op grond van artikel 8:72, vierde lid, slot, van de Awb toekomende bevoegdheid, in dier voege dat zij het bedrag aan leges vermindert tot € 130,--.
Van enige, op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijdens eiser is de rechtbank niet gebleken.
Gelet op het bepaalde in de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb wordt als volgt beslist.
3. Beslissing
De Rechtbank Maastricht:
? verklaart het beroep gegrond en vernietigt het thans bestreden besluit van 11 mei 2005;
? bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit en vermindert het bedrag aan leges tot € 130,--;
? bepaalt dat aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 37,-- wordt vergoed door de gemeente Margraten.
Aldus gedaan door mr. R.E. Bakker, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.A.L. Devoi als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2006 door mr. Bakker voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. J. Devoi w.g. R.E. Bakker
Voor eensluidend afschrift:
de griffier:
Verzonden op: 16 januari 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum:
? hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ te ‘s-Hertogenbosch; dan wel
? beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.
N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.
Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:
1. - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd,
2. - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.
Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.