ECLI:NL:RBMAA:2000:AA9529

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
30 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
98/1696 WAO Z SCC
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van WAO-uitkering met bijstandsuitkering door gemeente Sittard

In deze zaak, behandeld door de Arrondissementsrechtbank te Maastricht, staat de verrekening van een WAO-uitkering met een bijstandsuitkering centraal. Eiser, die een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontving, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard, dat de WAO-uitkering zou verrekenen met de aan hem verstrekte bijstandsuitkering. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 april 2000, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. A.C.S. Grégoire, en verweerder door mr. I.A.H. Olivers-Schuwirth van GAK Nederland BV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit van 6 november 1998, waarin het bezwaarschrift van eiser ongegrond werd verklaard, in overeenstemming was met de wet. De rechtbank oordeelde dat de verrekening van de WAO-uitkering met de bijstandsuitkering rechtmatig was, en dat de gemeente Sittard als bevoegde instantie diende te worden aangemerkt voor de vaststelling van het te declareren bedrag. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 50, vierde lid, van de WAO en de SVr-circulaire nummer 982 van 18 april 1994, die de methodiek van verrekening tussen uitvoeringsinstellingen en gemeenten regelt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de beslissing van verweerder om de WAO-uitkering te verrekenen met de bijstandsuitkering werd bevestigd. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken na deze uitspraak.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
UITSPRAAK
Reg.nr.: 98/1696 WAO Z SCC
Inzake : [eiser], eiser,
tegen : Bestuur van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen -GAK Nederland BV Maastricht-, gevestigd te Amsterdam, verweerder.
Datum van het bestreden besluit: 6 november 1998
Kenmerk: afd.B&B AO740.006.10.
Datum van behandeling ter zitting: 4 april 2000.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.
Bij brief van 10 augustus 1998 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de aan hem over de periode van 26 december 1997 tot 1 mei 1998 toegekende arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt verrekend met de in deze periode aan eiser door de gemeente Sittard verleende uitkering ingevolge de Algemene bijstandswet (Abw).
Tegen dit besluit is namens eiser bij brief van 13 augustus 1998 bezwaar gemaakt door mr. A.C.S. Grégoire, advocaat te Sittard.
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 6 november 1998 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is namens eiser bij de rechtbank beroep ingesteld. Bij brief van 28 december 1998 zijn de gronden van het beroep ingediend.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingediende stukken en het verweerschrift zijn op 22 december 1998 in afschrift aan de gemachtigde van eiser gezonden.
Bij brief van 14 januari 1999 heeft de rechtbank partijen meegedeeld dat het onderhavige beroep gevoegd zal worden behandeld met het beroep, geregistreerd onder nummer 98/1889.
Het beroep is behandeld ter zitting van 4 april 2000. Eiser is bij voornoemde gemachtigde verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. I.A.H. Olivers-Schuwirth, werkzaam bij GAK Nederland BV, districtskantoor Maastricht.
II. OVERWEGINGEN.
Bij besluit van 5 februari 1998 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard aan eiser en zijn partner bijstand verleend onder cessie van een aan eiser per 25 december 1997 toe te kennen arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Bij besluit van 27 april 1998 heeft verweerder aan eiser per 26 december 1997 een uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%. Bij besluit van 13 mei 1998 is de mate van arbeidsongeschiktheid per 7 april 1998 vastgesteld op 55-65%.
Op 16 januari 1998 heeft eiser verweerder gemachtigd de hem toekomende gelden ingevolge de WAO aan de Dienst Sociale Zaken en Welzijn van de gemeente Sittard betaalbaar te stellen.
Bij brief van 2 juni 1998 heeft de gemeente Sittard bij verweerders administrateur een specificatie ingediend van de aan eiser over de periode van 26 december 1997 tot en met 30 april 1998 verstrekte Abw-uitkering. Daarbij is het totaal te verrekenen bedrag vastgesteld op f 9.801,70.
Bij brief van 22 juni 1998 heeft verweerders administrateur eiser een specificatie van de nabetaling van de WAO-uitkering over de periode van 26 december 1997 tot 1 mei 1998 toegezonden.
Bij brief van 3 juli 1998 is namens eiser bezwaar gemaakt tegen de vaststelling van de nabetaling.
Bij brief van 14 juli 1998 heeft verweerder de gemachtigde van eiser meegedeeld dat de behandeling van het bezwaarschrift is aangehouden. Daarbij is aangegeven dat op korte termijn een besluit zal worden genomen omtrent de verrekening van de WAO-uitkering met de bijstandsuitkering van de gemeente Sittard.
Verweerder heeft vervolgens het in rubriek I reeds genoemde besluit van 10 augustus 1998 genomen. In dit besluit is tevens een specificatie opgenomen van de aan eiser toekomende nabetaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering. Zoals ook in rubriek I is vermeld, is namens eiser tegen dit besluit bij brief van 13 augustus 1998 bezwaar gemaakt. Eiser heeft van de mogelijkheid zijn bezwaarschrift ter hoorzitting toe te lichten geen gebruik gemaakt. Volstaan is met het geven van een nadere schriftelijke toelichting.
Bij het thans bestreden besluit van 6 november 1998 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. In dit besluit heeft verweerder uiteengezet:
. het bruto bedrag van de aan eiser over de periode van 26 december 1997 tot 1 mei 1998 toekomende WAO-uitkering;
. de aan eiser toekomende bruto uitkering na aftrek van het door de gemeente Sittard gedeclareerde bedrag;
. een verantwoording van het bruto verrekenen van de WAO-uitkering;
. de stellingname dat niet is gebleken dat in het door de gemeente gedeclareerde bruto bedrag tevens een onbelaste uitkering van f 350,-- is opgenomen.
Thans is in geding of het bestreden besluit in rechte kan worden gehandhaafd. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat het primaire besluit van 10 augustus 1998, welk besluit bij het bestreden besluit is gehandhaafd, slechts voorzover hierbij toepassing is gegeven aan artikel 50, vierde lid, van de WAO en aan de in het bestreden besluit genoemde SVr-circulaire nummer 982 van 18 april 1994 inzake de methodiek van verrekening tussen -bijvoorbeeld- uitvoeringsinstellingen en gemeenten, als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is te beschouwen. Dit heeft tot gevolg dat het onderhavige bezwaar en beroep zich niet uit kunnen strekken tot de vaststelling van de hoogte van het te declareren bedrag als zodanig, nu voor de vaststelling hiervan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard als het bevoegde orgaan dient te worden aangemerkt.
In deze procedure kan dan ook slechts de vraag aan de orde komen of verweerder met toepassing van artikel 50, vierde lid, van de WAO en voornoemde circulaire terecht is overgegaan tot een bruto verrekening van de aan eiser toekende WAO-uitkering met de aan hem door de gemeente Sittard verstrekte bijstand. Voor zover de gemachtigde van eiser heeft beoogd deze vraag ook in beroep aan de orde te stellen - zulks volgt hooguit impliciet uit het beroepschrift - is de rechtbank van oordeel dat verweerder, gelet op voornoemde circulaire, terecht tot bruto verrekening van eisers WAO-uitkering met de door de gemeente verstrekte bijstand is overgegaan.
Op grond van het voorgaande is het beroep ongegrond.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:70 van de Awb wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING.
De arrondissementsrechtbank te Maastricht:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. R.E. Bakker in tegenwoordigheid van
mr. C.A.M. Kavelaars als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2000 door mr. Bakker voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. C. Kavelaars w.g. R.E. Bakker
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden op:
TJ
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.
Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de President van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.