ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT
enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
Reg.nr.: 97 / 942 AAWAO I SCC
Inzake A's Transport- en Handel Maatschappij BV, eiseres,
tegen: Bestuur van het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen -GAK Nederland BV Maastricht-, gevestigd te Amsterdam, verweerder.
Datum van het bestreden besluit:
8 april 1997 Kenmerk: 266.19.08.43.0.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.
Bij uitspraak van deze rechtbank van 8 juli 1998 is met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht(Awb) het beroep van eiseres tegen het besluit van het Landelijk instituut sociale verzekeringen van 8 april 1997 niet-ontvankelijk verklaard wegens verlies aan belang. Daarbij heeft de rechtbank bepaald dat aan eiseres het door haarbetaalde griffierecht geheel wordt vergoed door het Lis.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 13 juli 1998 een verzetschrift ingediend.
Bij uitspraak van 14 januari 1999 heeft de rechtbank het verzet gegrond verklaard, voorzover in de aangevallen uitspraak geen toepassing was gegeven aan artikel 8:73 van de Awb, en het verzet voor het overige ongegrond verklaard.
Nadat partijen hiertoe bij brieven van respectievelijk 18 januari 1999 en 25 januari 1999 toestemming hadden verleend, is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
Bij brief van 22 april 1997 heeft eiseres bij deze rechtbank beroep ingesteld tegen voornoemd besluit van 8 april 1997,waarbij het Lisv aan eiseres met toepassing van de artikelen 59b, Sgi tot en met 59n van de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) een zogenoemde malus heeft opgelegd. Bij brief van 17 november 1997 heeft eiseres verzocht het Lisv te veroordelen tot het betalen van een vergoeding van de wettelijke rente over de reeds betaalde malus.
Bij besluit van 24 juni 1998, gepubliceerd in de Staatscourant123 van 3 juli 1998 heeft het Lisv, gelet op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 mei 1998, het besluit van 8 april 1997 niet langer gehandhaafd.
Thans is uitsluitend nog de door eiseres gevorderde wettelijke rente in het geding.
In zijn uitspraak van 4 februari 1997 (JB 1997/52) heeft de Centrale Raad van Beroep overwogen dat het belang van een gegrondverklaring van het beroep niet kan zijn gelegen in het verkrijgen van griffierecht en het verkrijgen van een veroordeling in verband met de gemaakte proceskosten. De bestuursrechter is immers bevoegd zodanige veroordelingen uit te spreken in andere gevallen dan die waarin het beroepgegrond wordt verklaard.
Het belang van een gegrondverklaring kan daarentegen wel zijn gelegen in een verzoek om schadevergoeding.
Nu door eiseres schadevergoeding in de vorm van vergoeding van de gederfde wettelijke rente is gevorderd, is de rechtbank van oordeel dat zij belang heeft bij gegrondverklaring van haar beroep.
Nu vast staat dat verweerder zijn besluit van 8 april 1997 niet langer handhaaft, is de rechtbank van oordeel dat het beroep van eiseres tegen dit besluit voor gegrond moet worden gehouden en dat dit besluit dient te worden vernietigd.
De rechtbank overweegt dat door de vernietiging van dit besluit, bijzondere omstandigheden - welke hier niet aanwezig worden geacht - daargelaten, de onrechtmatigheid daarvan kan worden aangenomen.
De rechtbank stelt voorts vast dat eiseres ter uitvoering van het besluit van 8 april 1997 op 7 mei 1997 een bedrag van f 24.753,- aan verweerder heeft betaald, en dat dit bedrag op 21 september 1998 door verweerder is terugbetaald aan eiseres.
Geoordeeld moet derhalve worden dat eiseres schade heeft geleden ter hoogte van de wettelijke rente over het bedrag van de door verweerder ten onrechte opgelegde malus.
Bij de berekening van de wettelijke rente dient rekening te worden gehouden met het bedrag dat over het desbetreffende tijdvak is betaald, mits en voorzover die betaling niet zou zijn verricht, als het besluit waarover nu geprocedeerd is, de rechterlijke toets had doorstaan.
De eerste dag waarop de wettelijke rente verschuldigd is wordt derhalve vastgesteld op de eerste dag, volgend op die waarop de malus door eiseres onverschuldigd is betaald, in casu 8 mei 1997. Daarbij geldt verder dat, telkens na afloop van een jaar, het bedrag waarover de wettelijke rente wordt berekend dient te worden vermeerderd met de over dat jaar verschuldigde rente, tot aan de dag der voldoening toe.
Op grond van het bepaalde in de artikelen 8.-70, 8.72 en 8:73van de Awb wordt als volgt beslist.
De arrondissementsrechtbank te Maastricht:
1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 8 april 1997;
2. veroordeelt het Lisv tot betaling aan eiseres van de renteschade als hiervoor is aangegeven.
Aldus gedaan door mr. R.E. Bakker in tegenwoordigheid van mr. C. Schrammen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 april 1999.
door mr. Bakker voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. C. Schrammen w.g. R.E. Bakker
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden op: aw 19 april 1999
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep.
De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.
Bij een spoedeisend belang staat voor het bestuursorgaan en een belanghebbende, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens demogelijkheid open om zich te wenden tot de President van de Centrale Raad van Beroep met een verzoek om voorlopige voorziening ingevolge artikel 8:81 van de Awb.