ECLI:NL:RBLIM:2025:9999

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 oktober 2025
Publicatiedatum
14 oktober 2025
Zaaknummer
03.327445.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing met een explosief in Venlo

Op 13 oktober 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 14 juni 2024 te Venlo samen met anderen opzettelijk een explosief tot ontploffing heeft gebracht. De verdachte, geboren in 2006, werd bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het teweegbrengen van een ontploffing, wat resulteerde in gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Bij de veroordeling werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de jeugdreclassering, een contactverbod met medeverdachten en een locatieverbod voor de plaats delict. De rechtbank wees ook een schadevergoeding van € 2.500 toe aan de benadeelde partij, die gedeeltelijk werd toegewezen. De rechtbank overwoog dat de explosie aanzienlijke schade had veroorzaakt en dat er levensgevaar voor omwonenden had kunnen zijn. De verdachte werd vrijgesproken van het levensgevaar, omdat dit niet voldoende was aangetoond. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer en zijn gezin, en benadrukte de laconieke houding van de verdachte tijdens de rechtszitting.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03.327445.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken van 13 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2006,
wonende te [adres 1] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.E.J. Dohmen, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 29 september 2025. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. De benadeelde partij is niet ter terechtzitting verschenen. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
op 14 juni 2024 te Venlo samen met een of meer anderen opzettelijk een explosief tot ontploffing heeft gebracht in het pand gelegen aan de [adres 2] , waardoor gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor anderen te duchten was.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit. Daartoe heeft zij onder meer verwezen naar de bekennende verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] en de verschillende getuigenverklaringen, waaronder die van [naam getuige] en de Poolse bovenbuurman. Uit deze verklaringen en het forensisch onderzoek dat is verricht op de plaats delict blijkt dat er eerst een of twee kleinere knallen zijn geweest. Dit moet de steen zijn geweest die door de ruit van het café is gegooid, gevolgd door een grote knal, zijnde de ontploffing van het explosief. Daarna hebben meerdere getuigen een persoon uit de richting van het café zien rennen in de richting van een kleine witte auto. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft later bij de politie bevestigd dat dit de verdachte was, waarbij hij de verdachte heeft herkend op een foto. Een verbalisant heeft gerelateerd dat dit een foto van de verdachte betrof met zijn geboortedatum. De officier van justitie acht de verklaring van de medeverdachte betrouwbaar en geloofwaardig, nu zijn verklaring ook belastend voor hemzelf is. Daarbij wordt deze verklaring ondersteund door de telecom- en belgegevens van de mobiele telefoons van de verdachten. Hieruit blijkt immers dat zij die desbetreffende nacht rondom het tijdstip van de explosie in de buurt van de plaats delict zijn geweest. Daarbij volgt uit de belgegevens dat zij vlak na de explosie meerdere contactmomenten hebben gehad. De verdachte heeft bovendien zelf verklaard dat dit zijn telefoonnummer is en dat hij de enige is die van dat telefoonnummer gebruik maakt. De verdachte heeft ook verklaard dat hij in de nacht van de explosie in bed lag te slapen, maar dat is gelet op het voorgaande aantoonbaar onjuist. Daar komt bij dat de verdachte in opgenomen Telio-gesprekken heeft gezegd dat hij was
gesnitched. [1] Uit het forensisch onderzoek is tenslotte gebleken dat er door deze ontploffing sprake was van gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen. Dat er levensgevaar voor personen was te duchten, is onvoldoende gebleken uit het dossier, waardoor de verdachte hiervoor partieel dient te worden vrijgesproken.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit, aangezien direct bewijs ontbreekt dat de verdachte de ontploffing teweeg heeft gebracht. Zo is er geen enkel DNA-spoor van de verdachte aangetroffen op de onderzochte goederen. De politie heeft vervolgens geen moeite gedaan om na te gaan wie de persoon was waarvan wel een DNA-mengprofiel was aangetroffen. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangekaart dat de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] niet betrouwbaar is, nu hij wanhopig was en graag wilde vrijkomen, waardoor hij een bekennende verklaring is gaan afleggen. Deze verklaring is evenmin geloofwaardig, aangezien hij zijn verklaring meerdere keren heeft aangepast. Uiteindelijk heeft de medeverdachte verklaard dat hij niet weet wat de verdachte heeft gedaan toen hij uit de auto is gestapt. Daarbij is de foto, die aan de medeverdachte is getoond bij het politieverhoor ter herkenning, niet toegevoegd aan het dossier, waardoor niet kan worden vastgesteld dat dit daadwerkelijk een foto van de verdachte is geweest. In het dossier zitten voorts veel camerabeelden waarop de verdachte niet is herkend. De beelden zijn getoond bij een uitzending van Opsporing Verzocht en zelfs toen is hij niet herkend. De politie heeft ook geen verder onderzoek gedaan bij de getuigen door hen bijvoorbeeld een fotoboek te laten zien van de verdachten. Dat terwijl er meerdere alternatieve scenario’s denkbaar zijn aan de hand van deze getuigenverklaringen en de rest van het dossier. Getuige [naam getuige] heeft immers verklaard over een zwarte auto in de buurt van de plaats delict. Nu op basis van het dossier niet verder kan worden gekomen dan vermoedens en niet kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die opzettelijk deze ontploffing teweeg heeft gebracht, dient hij te worden vrijgesproken hiervan.
Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van het levensgevaar voor personen, nu dit niet is gebleken uit het forensisch onderzoek.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [2]
De bewijsmiddelen
[slachtoffer]heeft aangifte gedaan van vernieling van zijn eetcafé [naam eetcafe] , gelegen aan de [adres 2] te Venlo, gepleegd op 14 juni 2024. [3]
Op de plaats delict aan de [adres 2] te Venlo is vervolgens
forensisch onderzoekverricht, waarover – voor zover relevant – als volgt is gerelateerd: [4]
Gelet op het schadebeeld, het spreidingsbeeld, de ter plaatse verkregen informatie en
de aangetroffen sporen kan gesteld worden dat er sprake is geweest van het teweeg
brengen van een ontploffing met een explosief voorwerp. De explosie heeft
geresulteerd in een drukgolf, die zich op de begane grond door het pand heeft
verplaatst en schade heeft veroorzaakt. Aangezien de beglazing van de ruit naast de
voordeur niet volledig eruit is gedrukt door de drukgolf, wat bij de grote ramen wel
het geval is, is het aannemelijk dat deze beglazing is verbroken voordat de explosie
heeft plaatsgevonden. De drukgolf kan dan als het ware beter weg door de aanwezigheid van een gat in de beglazing. Waarschijnlijk is voor het verbreken van deze beglazing het deel betonsteen gebruikt dat in het cafégedeelte door ons is aangetroffen. Door het ontstane gat in de beglazing heeft men vervolgens een explosief naar binnen kunnen gooien.
Wij troffen in het cafégedeelte een deels gebarsten en verbrijzelde tegel aan. Rondom deze plek was een licht gekleurde aanslag zichtbaar waarin vlekken zichtbaar waren die leken op druppels en spatten. Wij interpreteerden deze plek als zijnde het explosiepunt. Door het aantreffen van deels gesmolten restanten van een flesje met roetaanslag is het mogelijk dat deze onderdeel is geweest van een zogenaamde vuurwerkbom. Rondom het explosiecentrum zagen wij roetaanslag en verbrande delen.
Er was gezien het schadebeeld en het spreidingsbeeld sprake van te duchten gevaar
voor personen en goederen. De explosie heeft plaatsgevonden in de directe nabijheid
van een openbare weg. Indien er op het moment van de explosie, personen in de
nabijheid hiervan aanwezig waren geweest, zouden deze in gevaar zijn gebracht. Voor zover bij ons bekend bevonden zich naast en boven het pand (café) woningen
(kamerbewoning). Ten tijde van de ontploffing waren personen in deze woningen aanwezig.
De verdachteheeft in zijn verhoor bij de politie op 15 oktober 2024 verklaard dat hij als enige gebruikmaakt van de mobiele telefoon met het volgende telefoonnummer: [gsm-nummer 1] . [5]
Verbalisanten hebben
een telecomanalyseonderzoek verricht en hebben hierover – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [6]
Uit de registraties van + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) en + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) op het telecomnetwerk blijkt dat:
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) en + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) op 14 juni 2024 waarschijnlijk samen vanuit Zoetermeer naar Venlo zijn gereisd en waarschijnlijk tussen 01:17: 33 uur en 03:32:33 uur zijn vertrokken vanuit de omgeving van Zoetermeer;
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) en + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) op 14 juni 2024 ten tijde van de ontploffing in de omgeving van de Nicolaas Beetsstraat in Venlo waren;
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) en + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) naar elkaar belden na de ontploffing bij café [naam eetcafe] ;
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) zich daarna sneller verplaatste dan + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] );
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) en + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) ergens tussen 04:33 uur en 05:07 uur elkaar weer hadden gevonden en via dezelfde route terug naar de omgeving Zoetermeer zijn gereisd;
- + [gsm-nummer 2] ( [naam medeverdachte 1] ) en + [gsm-nummer 1] ( [verdachte] ) op 14 juni 2024 na de ontploffing bij [naam eetcafe] samen terug zijn gereisd vanuit de omgeving Venlo via Beek en Donk en Veghel.
Een verbalisant heeft de
camerabeelden van een Esso tankstationte Zoetermeer op 14 juni 2024 bekeken en heeft hierover – voor zover relevant en zakelijk weergegeven – als volgt gerelateerd: [7]
Op woensdag 24 juli 2024 was ik, verbalisant, doende met het bekijken en beschrijven van de ontvangen camerabeelden van het Esso tankstation gelegen aan de Oostweg 99 te Zoetermeer.
De hieronder genoemde tijden zijn de tijden van het videobestand en niet het
daadwerkelijke tijdstip ter plaatse (tenzij anders vermeld).
Op 07:22 zag ik dat de bestuurder van de Peugeot een pintransactie maakte door zijn mobiele telefoon boven het pinapparaat te houden. Dit betrof de pintransactie van vrijdag 14 juni 2024, om 00.57 uur.
Ik zag dat hij hierna direct na de betaling de fles water pakte en naar buiten liep.
Ik zag op 07:54 dat de bijrijder de waterfles terug gaf aan de bestuurder en dat de bestuurder vervolgens de waterfles ledigde achter de pomp, op de grond.
Ik zag op 08:15 dat de bestuurder, terwijl hij de handschoenen droeg, de lege waterfles weer vastpakte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens met zijn linkerhand de waterfles vasthield en dat hij met zijn rechterhand de meest rechter brandstofslang uit de pomp pakte. Ik zag dat de bestuurder vervolgens de brandstofslang in de waterfles stak. De lege waterfles werd op dat moment gevuld met een brandstof.
Ik zag vervolgens dat de bestuurder de waterfles dichtdraaide en dat hij de fles aan de bijrijder overhandigde.
De medeverdachte [naam medeverdachte 1]heeft op 6 maart 2025 bij de politie – voor zover relevant – als volgt verklaard: [8]
V: Vraag verbalisanten
A: Antwoord verdachte
V: (...) Wat kun je daarover verklaren?
A: Alles wil ik gewoon bekennen. Ik ben gevraagd om dat flesje te tanken door [naam medeverdachte 2] . Ik wist dat het ging gebeuren over het explosief.
V: En wat wist je dan van wat er ging gebeuren?
A: Vuurwerkbom explosief in het café
Op welk moment wist je dat al?
A: Ik was eerst in de gamen in de avond vooraf, rond 23:00 uur a 24:00 uur aan het gamen. Toen belde [naam medeverdachte 2] (
zijnde: medeverdachte [naam medeverdachte 2]) mij via snapchat. [naam medeverdachte 2] vroeg aan mij of ik iets kon ophalen of brengen Toen moest ik naar [verdachte] rijden. [naam medeverdachte 2] zei toen tegen mij dat ik [verdachte] eerst naar Amsterdam moest brengen en een flesje moest tanken. Ik zei dat ik toch alleen iets moest ophalen. [naam medeverdachte 2] zei toen tegen mij dat de plannen gewijzigd waren en dat ik er 700 euro voor zou krijgen.
V: En Toen?
A: Toen zijn we naar Amsterdam gegaan [verdachte] is uitgestapt en heeft die vuurwerkbom gepakt en toen zijn we naar Venlo gegaan. Op een rotonde bij een tankstation in Blerick ben ik gestopt en toen hebben [verdachte] en ik de voor en achter kentekenplaat met ducktape afgeplakt.
(...)
V: En toen?
A: Toen reden we naar [naam eetcafe] restaurant. Daar heb je ook een rotonde en daarvoor een flat en lantaarnpalen. Ik ben daar gestopt en zette de motor van de auto en koplampen uit. [verdachte] is op dat moment uitgestapt en loopt naar de zaak en slaat het in met een hamer of een steen en gooit de vuurwerkbom naar binnen. Ik schrok en dacht shit. Ik dacht wat is dit. Voordat ik wilde wegrijden, kwam [verdachte] terug richting de auto en wilde instappen. Ik reed uit angst weg voordat [verdachte] de kans
kreeg om in te stappen. Ik zag dat hij wel in probeerde te stappen, maar ik reed weg. Op de snelweg belde ik [naam medeverdachte 2] en ik zei dat [verdachte] weg was. Wij kregen een woordenwisseling en er werd een aantal keren over en weer gebeld tussen [naam medeverdachte 2] en mij. Toen kreeg ik van [naam medeverdachte 2] de opdracht om [verdachte] weer op te halen. [verdachte] heeft geen internet buiten. Ik heb [verdachte] toen anoniem gebeld omdat ik niet wilde dat hij mij nummer zou krijgen. Ik wil hier niets mee te maken hebben. [verdachte] wist niet waar hij was en omschreef zijn locatie. Hij ging de straatnamen bordjes checken om te kijken wat de straatnamen waren. Op enig moment na een paar keer bellen heb ik hem bij een of andere bouwwinkel opgehaald en toen zijn we samen teruggereden naar Zoetermeer.
(...)
V: Wat was nu concreet het moment dat voor jou duidelijk werd wat er zou gaan gebeuren?
A: Op het moment dat ik in de auto zat, onderweg richting [verdachte] had ik [naam medeverdachte 2] aan de telefoon. [naam medeverdachte 2] zei dat [verdachte] de vuurwerkbom bij een snackbar naar binnen zou gooien en ik dat niet hoefde te doen, maar of ik [verdachte] wel kon brengen en halen en alleen een flesje met benzine kon vullen voor het explosief.
(...)
V: Weet je bij wie de vuurwerkbom werd opgehaald?
A Nee. Ik weet dat [verdachte] uitstapte en naar een scooter liep die bedekt was met een regenhoes en onder deze hoes de tas pakte.
V: Omschrijf deze tas eens.
A: Het was een blauwe plastic tas van Hoogvliet of Albert Heijn.
V: Beschrijf de vuurwerkbom eens?
A: Cobra 6 zoiets dacht ik. Ik zag zwart en groene letters. Uit mijn ervaring is dat een cobra 6. Ik weet wel nog de ducktape en een fles.
V: Wie heeft de cobra met het flesje aan elkaar getapet?
A: [verdachte] .
V: Op welk moment heeft [verdachte] dit in elkaar gezet?
A: In Amsterdam al. Toen ik ging rijden, zat hij naast mij te knutselen.
De bewijsoverweging
Rol verdachte
Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft de verdachte aangeduid als degene die de vuurwerkbom naar binnen heeft gegooid bij het eetcafé en deze eerder in elkaar heeft geknutseld in de auto toen zij onderweg waren naar de plaats delict. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring van [naam medeverdachte 1] te twijfelen. Deze verklaring is betrouwbaar nu deze op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd is en op wezenlijke onderdelen wordt ondersteund door de objectieve bewijsmiddelen. Zo is uit de uitkomsten van de telecomanalyse -waarbij de bewegingen van de telefoonnummers van verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte 1] nader zijn geanalyseerd- gebleken dat de verdachten zich die nacht bewogen van Zoetermeer naar Venlo en dat zij rondom het tijdstip van de explosie in de buurt van de plaats delict waren. Uit deze telecomanalyse volgt ook dat de verdachten vlak na de explosie meerdere belcontacten met elkaar hadden, dat [naam medeverdachte 1] zich sneller verplaatste dan de verdachte en dat beide verdachten elkaar later, vlak voor de terugreis naar Zoetermeer, weer hadden gevonden. Onderweg werd er getankt, kocht medeverdachte [naam medeverdachte 1] een fles water die hij vervolgens ledigde, met benzine vulde en aan de verdachte gaf. Deze vaststellingen passen naadloos in de verklaring van medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
Uit de voornoemde bewijsmiddelen volgt verder dat de verdachte het tenlastegelegde samen met medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft gepleegd. Medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft immers samen met de verdachte de vuurwerkbom opgehaald, hem vervolgens naar de plaats delict gebracht en onderweg een flesje met benzine gevuld en aan de verdachte gegeven zodat de verdachte dat kon gebruiken voor de ontsteking van de vuurwerkbom. Daarbij wist de medeverdachte [naam medeverdachte 1] wat er zou gaan gebeuren toen zij in de auto naar Venlo zaten. Gelet op het voorgaande kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de medeverdachten.
Gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel
Uit het forensisch onderzoek op plaats delict is voorts gebleken dat door deze explosie niet alleen gemeen gevaar voor goederen is ontstaan, maar ook gemeen gevaar voor zwaar lichamelijk letsel van personen. Door een vuurwerkbom door het raam van het café te gooien was schade aan dit pand en de omliggende panden immers voorzienbaar. Het gemeen gevaar voor goederen heeft zich ook daadwerkelijk verwezenlijkt nu er aanzienlijke schade in het pand van het café is ontstaan. Er was daarbij ook gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten, nu zich boven het café woningen bevinden en er ten tijde van de ontploffing ook mensen aanwezig waren in deze woningen. Door de explosie en de (vallende) glasscherven hadden deze personen ernstig letsel kunnen oplopen. Het is hierbij niet noodzakelijk dat het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel zich ook daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. Het gaat erom dat het gevaar naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. De rechtbank is van oordeel dat daarvan onder voornoemde omstandigheden sprake is geweest. Er zijn nochtans onvoldoende aanknopingspunten in het dossier om ook nog te kunnen spreken van levensgevaar voor personen. De verdachte zal dan ook partieel worden vrijgesproken van het onderdeel levensgevaar.
Overige verweren
Verder heeft de raadsvrouw nog aangekaart dat de getoonde foto tijdens het verhoor van de medeverdachte niet in het dossier is gevoegd. Een verbalisant heeft echter gerelateerd dat het om een foto van de verdachte ging met zijn geboortedatum. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen. Daarnaast heeft de raadsvrouw nog gewezen op verschillende alternatieve scenario’s. Bij een dergelijk verweer begint het echter met een verklaring van de verdachte waaruit een bepaald scenario kan worden gedestilleerd. De verdachte heeft echter, hoewel hem hiertoe ruimschoots de kans werd geboden tijdens de terechtzitting, niet eens een begin gemaakt met het construeren van een scenario. De rechtbank komt dan ook niet eens toe aan het beoordelen van de geloofwaardigheid en aannemelijkheid van dit verweer. Dat de raadsvrouw dan stelt dat allerlei scenario’s mogelijk zijn, is een losse flodder. Ten slotte nog dit. Het feit dat er geen DNA-sporen van de verdachte zijn aangetroffen op de onderzochte goederen of dat hij niet is herkend op de beelden, zoals de raadsvrouw naar voren heeft gebracht, wil nog niet zeggen dat de verdachte daarmee niet betrokken is geweest bij het tenlastegelegde.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat dit tot de volgende bewezenverklaring dient te leiden.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 14 juni 2024 te Venlo, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door op/bij/ter hoogte van (eet)café [naam eetcafe] , gelegen aan de [adres 2] te Venlo een explosief tot ontsteking en/of ontbranding te brengen en bij voornoemd pand (door een ruit) naar binnen te gooien terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd pand, de bovenliggende appartementen, de in de nabijheid gelegen panden en auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in voornoemd pand en/of de bovenliggende appartementen en/of de in de nabijheid gelegen panden en/of auto’s bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen
te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Hierbij heeft zij oplegging gevorderd van de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de jeugdreclassering, een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod waarbij de verdachte zich niet binnen een straal van vijf kilometer rondom de plaats delict mag bevinden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar jurisprudentie verzocht om een straf op te leggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Daarnaast zou als stok achter de deur nog een voorwaardelijke jeugddetentie kunnen worden opgelegd. Daartoe heeft zij verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de jeugdige verdachte en het positieve advies van de Raad voor de Kinderbescherming. Het zou gelet op de preventie ook beter zijn om de verdachte niet opnieuw te detineren, hetgeen uiteindelijk ook beter is voor de maatschappij. De raadsvrouw heeft verder bepleit dat zij praktische bezwaren ziet bij een oplegging van een contactverbod met de medeverdachten en een locatieverbod rondom de plaats delict. Daar komt bij dat deze bijzondere voorwaarden effectief niets zullen bijdragen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De aard en de ernst van de feiten
Verdachte heeft in de nacht van 14 juni 2024 een explosief in eetcafé [naam eetcafe] in Venlo gegooid; de daardoor ontstane explosie heeft voor een enorme ravage gezorgd. De hele wijk -alwaar het eetcafé is gelegen- was in rep en roer. Boven het eetcafé verbleven op het moment van de explosie verschillende personen. Dat niemand door de ontploffing gewond is geraakt is een bijzonder gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken.
De ontploffing heeft zeer grote gevolgen gehad voor de eigenaar van het eetcafé, [slachtoffer] en zijn familie. De slachtofferverklaring spreekt in dit verband boekdelen. Door deze nare gebeurtenis regeert angst soeverein over hun levens. Daarbij heeft het slachtoffer nog vele vragen. Met name de vraag waarom dit hem en zij gezin heeft moeten overkomen treedt op de voorgrond. Doordat die antwoorden uitblijven, blijft de angst onverminderd aanwezig. Immers, de angst is er dat dit weer zou kunnen gebeuren. De verdachte houdt over de redenen van dit nare voorval zijn kaken stijf op elkaar. Dit allemaal rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Strafverzwarende en strafmitigerende omstandigheden
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat onder meer gelet op de LOVS oriëntatiepunten. Daar wordt, bij brandstichting met aanzienlijke schade en gevaar voor letsel voor personen, een onvoorwaardelijke jeugddetentie als mogelijke straf opgelegd. Verder heeft de rechtbank gelet op de wet. Uit artikel 77i van het Wetboek van Strafrecht volgt dat aan een verdachte die ten tijde van het plegen van het feit de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, jeugddetentie van maximaal 24 maanden kan worden opgelegd. Het voorgaande zal de rechtbank als vertrekpunt nemen bij de bepaling van de strafmaat.
Ziet de rechtbank strafverzwarende omstandigheden? Zeer zeker. Zo heeft de verdachte dit feit niet alleen gepleegd, maar werd daarbij geholpen door de medeverdachte [naam medeverdachte 1] . Dit medeplegen heeft een strafverzwarend effect.
Verder neemt de rechtbank in strafverzwarende zin mee de proceshouding van de verdachte. De rechtbank heeft ter terechtzitting een verdachte met een onthutsende houding gezien. Zo liet de verdachte op een niet mis te verstane wijze blijken noch onder de indruk te zijn van de nare gebeurtenis en gevolgen die hij veroorzaakt had noch van de rechters tegenover wie hij verantwoording moest afleggen. Hij wenste nauwelijks vragen te beantwoorden, keek ongeïnteresseerd veelvuldig naar de klok in de zaal en was zichtbaar geenszins onder de indruk van de mogelijkheid dat hij wellicht jeugddetentie opgelegd zou kunnen krijgen. De verdachte nam aldus op geen enkel moment verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Dit terwijl veel zaken zijn uitleg behoefden en ondanks uitstekend politiewerk, belangrijke vragen onbeantwoord zijn gebleven. Een van die vragen was: wat was het motief om deze nare daad te plegen? Zoals gezegd wilde de verdachte hierover niets loslaten. Hij verwees steeds naar zijn verklaring bij de politie, die overigens ook net zo nietszeggend was als zijn antwoorden ter terechtzitting.
Door deze houding van de verdachte blijft het slachtoffer, zijn gezin maar ook de hele buurt alwaar het eetcafé is gelegen in onzekerheid verkeren.
Zij er feitelijkheden die een strafmitigerende werking hebben? De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend.
Rapport van de Raad voor de Kinderbescherming
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat ook gelet op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 12 september 2025 en zich afgevraagd of dit invloed zou moeten hebben op de aan de verdachte op te leggen straf. Het moet de rechtbank van het hart: dit rapport leek geschreven voor een andere persoon dan de verdachte. Volgens het rapport is de verdachte- kort gezegd- een sociale, welgemanierde jongen, zijn er geen zorgen rondom zijn bestaan en worden er geen zorgelijke signalen waargenomen. Wat ziet de rechtbank? Een verdachte die geen enkel respect toonde aan de rechtbank dan wel aan de slachtoffers in deze zaak, die nauwelijks vragen wilde beantwoorden en geen enkele verantwoordelijkheid nam voor zijn daad. Een verdachte die de medeverdachte [naam medeverdachte 1] -die een belastende verklaring over de verdachte had afgelegd- vanuit de gevangenis leek te bedreigen. Immers, uit vertrouwelijk opgenomen gesprekken bleek dat de verdachte in een gesprek met een onbekende persoon vertelde dat hij
‘gesnitcht’was en dat
‘snitches get stitches’. Uit het rapport volgt ook impliciet -hetgeen de verdachte tijdens de terechtzitting bevestigde- dat hij respect voor zijn ouders zou hebben. Uit vertrouwelijk opgenomen gesprekken volgt echter een ander beeld. Zo vertelde de verdachte tegen zijn moeder, die hem vertelde over een binnengekomen brief van de burgemeester van Zoetermeer:
“hij mag op mijn pik zitten”.Een bedenkelijke manier om respect te tonen. De rechtbank ziet, in tegenstelling tot de Raad, vele redenen tot bezorgdheid over het gedrag van deze verdachte.
Wat ook opviel was het advies van de Raad wat betreft de strafmaat. Geen jeugddetentie want de positieve ontwikkeling zou worden doorbroken. Geen onvoorwaardelijke werkstraf omdat de verdachte deze niet wil uitvoeren en dan liever vast gaat zitten. Een voorwaardelijke werkstraf zou moeten worden opgelegd, aldus de Raad. Ook dit moet de rechtbank van het hart: geen onvoorwaardelijke werkstraf omdat de verdachte daar geen zin in heeft? Om deze reden slechts een voorwaardelijke werkstraf? Dit advies, in deze vorm, acht de rechtbank onbegrijpelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank dient de Raad, indachtig de hiervoor genoemde opmerkingen van de rechtbank, kritisch de totstandkoming van dit rapport tegen het licht te houden. Hoe kan het dat een zo rooskleurig beeld van de verdachte wordt geschetst, terwijl er duidelijke aanwijzingen zijn die de spreekwoordelijke alarmbellen dienen te doen rinkelen? Hoe kan een dergelijk strafadvies volgen op dit bijzonder ernstig strafbaar feit? Hoe kan het dat volledig rekening wordt gehouden met de wensen van deze verdachte bij de totstandkoming van dat advies? Met dit rapport zal de rechtbank, gelet op alle genoemde onbegrijpelijkheden die daarin zijn vermeld, geen rekening houden bij de bepaling van de strafmaat.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat de aard en ernst van het door de verdachte gepleegde strafbare feit ertoe leidt dat alleen de oplegging van een langdurige jeugddetentie passend en geboden is. Dit heftige feit had en heeft een grote impact op het slachtoffer en zijn gezin. Het teweegbrengen van explosies zoals die waaraan de verdachte zich heeft schuldig gemaakt is de laatste jaren schrikbarend in aantal toegenomen en heeft kennelijk tot doel personen te intimideren. De verdachte heeft niet alleen bijgedragen aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid voor de direct betrokkenen, maar ook voor de buurtbewoners en andere inwoners van de stad. Hij heeft zich ook niet laten weerhouden door het voorzienbare gevaar voor letsel en schade. Hiertegenover staat de onthutsende, laconieke, brutale houding van de verdachte die op geen enkel moment openheid van zaken heeft gegeven en niets heeft losgelaten over de wereld waarin hij zich klaarblijkelijk begeeft en hoe hij hierbij betrokken is geraakt. Dan heeft te gelden: wie niet horen wil, moet voelen. De rechtbank zal aan de verdachte, gelet op het voorgaande, veroordelen tot een jeugddetentie van 24 maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de hieronder te formuleren voorwaarden verbinden.
Het voorwaardelijke strafdeel dient daarbij als waarschuwing aan de verdachte, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld wat met de voorlopige hechtenis dient te gebeuren. De verdachte is met ingang van 7 januari 2025 geschorst, met voorwaarden. De rechtbank heeft zich de vraag gesteld of de verdachte niet meteen in hechtenis diende te worden genomen. Immers, hij wordt veroordeeld tot een aanzienlijke jeugddetentie. De rechtbank heeft hierbij gelet op de recente uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2025 (ECLI:NL:HR:2025:987) en de daarin genoemde overwegingen. De rechtbank ziet een duidelijk recidivegevaar bij deze verdachte nu hij een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd en op geen enkel moment het achterste van zijn tong of enige spijt heeft laten zien of enige vorm van verantwoordelijkheid heeft genomen. Met die stand van zaken is het recidivegevaar een gegeven. Aan de andere kant ziet de rechtbank dat de verdachte al enige tijd is geschorst en dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat hij nieuwe strafbare feiten pleegt. Daarom zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis niet opheffen. Hij mag een eventuele appelprocedure in vrijheid afwachten.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500 aan immateriële schade.
De benadeelde heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd dat er immateriële schade is geleden. De benadeelde heeft immers geen behandeling gehad voor psychische problemen, althans dat blijkt niet uit de onderbouwing. Daarbij is de hoogte van het gevorderde bedrag onredelijk hoog. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de hoogte van de toe te wijzen schadevergoeding.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is vergoeding mogelijk van ander nadeel dan vermogensschade. Op grond van lid 1 aanhef en onder b van voornoemd artikel is daarvoor onder andere plaats bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze. De aard en de ernst van de normschending brengen met zich mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen voor de benadeelde zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank zal zodoende een bedrag toewijzen van € 2.500, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening. De rechtbank ziet verder aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen.
De rechtbank stelt tenslotte vast dat er meerdere daders zijn die naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat de verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door een mededader is betaald, en andersom.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 77i, 77x, 77y, 77z en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat het voorwaardelijke gedeelte van de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
  • stelt de volgende bijzondere voorwaarden, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd heeft te voldoen:
a.
Meldplicht
De veroordeelde meldt zich (uiterlijk) drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis bij Jeugdbescherming West Den Haag, jeugdreclassering en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de mededaders ( [naam medeverdachte 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2000, en [naam medeverdachte 2] , geboren [geboortedatum 2] 2004) en het slachtoffer ( [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 3] 1971), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
Locatieverbod
De veroordeelde bevindt zich niet binnen een straal van vijf kilometer rondom het adres [adres 2] te Venlo, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
  • geeft aan Jeugdbescherming West, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
Benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
  • wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe en veroordeelt de veroordeelde met zijn medeverdachten hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.500, bestaande uit immateriële schade;
  • vermeerdert de vergoeding van immateriële schade met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de veroordeelde hoofdelijk met zijn medeverdachten tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
  • legt aan de veroordeelde hoofdelijk met de medeverdachten op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [slachtoffer] , van een bedrag van € 2.500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 juni 2024 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 35 dagen;
  • bepaalt dat de toepassing van deze gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
  • bepaalt dat indien en voor zover de verdachte en/of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Osmić, voorzitter, mr. M.E.M.W. Nuijts en mr. V.C. Andeweg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. F.M.A. Curfs, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 13 oktober 2025.
Buiten staat
Mr. V.C. Andeweg is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 juni 2024 te Venlo,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
een ontploffing teweeg heeft gebracht door
op/bij/ter hoogte van (eet)café [naam eetcafe] , althans een (bedrijfs)pand gelegen aan/bij de [adres 2] te Venlo een explosief tot ontsteking en/of ontbranding te brengen en bij voornoemd pand (door een ruit) naar binnen te gooien
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor voornoemd pand en/of de bovenliggende appartementen en/of de in de nabijheid gelegen panden en/of auto's, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen die zich op het moment van de ontploffing in voornoemd pand en/of de bovenliggende appartementen en/of de in de nabijheid gelegen panden en/of auto’s bevonden, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen en/of
- levensgevaar voor personen die zich op het moment van de ontploffing in voornoemd pand en/of de bovenliggende appartementen en/of de in de nabijheid gelegen panden en/of auto's bevonden, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen
te duchten was.

Voetnoten

1.Snitchen is straattaal voor verraden.
2.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LB1R024057 NACIFIC, gesloten d.d. 22 januari 2025, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 687.
3.Het proces-verbaal van aangifte d.d. 14 juni 2024, pg. 324.
4.Het proces-verbaal van forensisch onderzoek van plaats delict d.d. 16 januari 2025, pg. 624-625.
5.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 15 oktober 2024, pg. 66.
6.Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 september 2024, pg. 517-522.
7.Het proces-verbaal van bevindingen camerabeelden d.d. 24 juli 2024, pg. 553-561.
8.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [naam medeverdachte 1] d.d. 6 maart 2025, proces-verbaalnummer LB1R024057-261, pg. 2-5.